Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3933

Datum uitspraak2007-09-18
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830135-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

promis Verdachte heeft zich aan zeer ernstige feiten schuldig gemaakt: hij heeft zijn twee minderjarige dochters seksueel misbruikt. Verdachte heeft - ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeftes - ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze meisjes. Beide meisjes zijn verstandelijk gehandicapt, zodat het meisjes zijn die juist extra de bescherming van hun vader nodig hebben.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1967, wonende [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 04 september 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr R.J.J. Bosma, advocaat te Spier. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 maart 2007 te Assen, (telkens) met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1992, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 maart 2007 te Assen, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1992, bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij met zijn penis de vagina van die [naam slachtoffer] heeft aangeraakt; 2. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 maart 2007 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], terwijl verdachte gehurkt zat en zijn penis in erectie had, tegen die [naam slachtoffer] (terwijl deze met haar achterwerk in de richting van zijn penis gekeerd stond) heeft gezegd: "Ga maar zitten", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op enig tijdstip in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 maart 2007 te Assen met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1992, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht; 2. hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 23 maart 2007 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling te plegen,die bestond uit of mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], terwijl verdachte gehurkt zat en zijn penis in erectie had, tegen die [naam slachtoffer] (terwijl deze met haar achterwerk in de richting van zijn penis gekeerd stond) heeft gezegd: "Ga maar zitten", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1 primair en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. BEWIJSMOTIVERING De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen op grond van de verklaringen van getuige [naam getuige], de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting en de verklaring van de zorgmoeder van [naam slachtoffer feit 2]. Ten aanzien van het seksueel misbruik van [naam slachtoffer feit 1] heeft getuige [naam getuige] bij de politie verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte met zijn geslachtsdeel in [naam slachtoffer] op haar lag te 'repen' (proces-verbaal pagina's 155 en 175). Dit speelde zich af op een ochtend in 2006 toen [naam slachtoffer] een weekend bij verdachte en [naam getuige] in Assen verbleef. [naam getuige] lag nog op bed toen zij [naam slachtoffer] boven hoorde gillen. [naam getuige] liep daarop naar de kamer van [naam slachtoffer] toe en zag dat verdachte bovenop [naam slachtoffer] lag. [naam slachtoffer] had alleen een t-shirt aan, haar luier was af, en verdachte was naakt. Verdachte maakte wipbewegingen en [naam slachtoffer] lag op haar rug met de benen omhoog. [naam getuige] heeft gezien dat verdachte zijn stijve piemel daarbij in [naam slachtoffer] had. De zondag erna heeft [naam getuige] verdachte hierop aangesproken. Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij heeft liggen 'repen' met [naam slachtoffer], heeft hij ter terechtzitting verklaard dat het wel juist is dat [naam getuige] hem op dit voorval heeft aangesproken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee, zonder het te willen, toegegeven dat het voorval wel degelijk heeft plaatsgevonden. Op grond hiervan acht de rechtbank het tenlaste gelegde seksuele misbruik van [naam slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen. De overtuiging van de rechtbank wordt gesterkt door de verklaringen die verdachte in eerste instantie bij de politie heeft afgelegd. Tijdens de eerste politieverhoren heeft verdachte niet uitgesloten dat hij [naam slachtoffer] heeft misbruikt: 'nu over die incest, omdat ik nu niet meer weet of ik dat gedaan heb'(proces-verbaal pagina's 190-191), 'ik kan me niet voorstellen dat ik seks zou hebben met [naam slachtoffer]' (proces-verbaal pagina 195) en 'ik kan me dat niet voorstellen, als het al gebeurd moet zijn dan moet dat in een black out zijn gebeurd' (proces-verbaal pagina 209). Hoewel verdachte in het laatste verhoor bij de politie (proces-verbaal pagina's 223-229) en ter terechtzitting het misbruik heeft ontkend, hecht de rechtbank meer waarde aan de eerdere bij de politie afgelegde verklaringen, nu deze verklaringen genuanceerder zijn dan de latere enkele ontkenningen. Daarbij komt nog dat verdachte ter terechtzitting ten aanzien van het laatste politieverhoor heeft verklaard dat hij niet langer wilde meewerken aan het politie-onderzoek omdat hij kwaad was. Verdachte en zijn raadsvrouw hebben aangevoerd dat verdachte niet kan worden gehouden aan de eerdere politieverklaringen omdat verdachte deze verklaringen onder druk heeft afgelegd toen hij zich fysiek en mentaal onwel voelde, en omdat de uitdrukkingsvaardigheden van verdachte beperkt zijn. Dat de verklaringen het gevolg zijn van ongeoorloofde druk en lichamelijke en geestelijke klachten bij verdachte, acht de rechtbank niet aannemelijk juist omdat de tijdens deze verhoren afgelegde verklaringen meer nuance en detail bevatten, hetgeen onder dergelijke omstandigheden juist niet voor de hand ligt. De stelling dat verdachte niet in staat was te ontkennen vanwege zijn gebrekkige uitdrukkingsvaardigheden kan niet staande blijven nu verdachte zowel tijdens het laatste politieverhoor als ter terechtzitting in staat is gebleken de verdenkingen op duidelijke wijze te ontkennen. Ter terechtzitting is ook anderszins niet gebleken dat verdachte moeite heeft zich goed uit te drukken. Ten aanzien van het seksueel misbruik van [naam slachtoffer feit 2] heeft [naam getuige] verklaard dat zij in juni 2006, enige tijd na het voorval met [naam slachtoffer feit 1] heeft gezien dat verdachte thuis in zijn woning te Assen met een erectie onder de douche gehurkt naast [naam slachtoffer] zat en tegen haar zei 'ga maar zitten' (proces-verbaal pagina 155). [naam getuige] heeft verklaard dat [naam slachtoffer] toen met haar kont in de richting van verdachte zat (proces-verbaal pagina 165). Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij [naam slachtoffer] seksueel heeft misbruikt, maar heeft hij tevens verklaard dat hij in het verleden wel met haar onder de douche heeft gestaan. De rechtbank acht dit voldoende om het seksueel misbruik van [naam slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De overtuiging van de rechtbank wordt gesteund door de verklaring van de zorgmoeder van [naam slachtoffer] (proces-verbaal pagina's 129-130) en de verklaring van [naam getuige] over [naam andere getuige] (proces-verbaal pagina's 155 en 165). De zorgmoeder van [naam slachtoffer] heeft verklaard dat [naam slachtoffer] op 9 juni 2006 met blote billen op haar rug op bed naar haar vagina lag te kijken en toen spontaan over haar vader en zijn penis begint te praten. [naam getuige] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [naam slachtoffer] op (het geslachtsdeel van) [naam andere getuige] wilde gaan zitten en dat [naam andere getuige] toen zei dat dit ook bij papa en Iris gebeurde. Verdachte heeft ter terechtzitting de juistheid van de verklaringen van [naam getuige] betwist - het zouden leugens van [naam getuige] zijn 'om hem een hak te zetten'. De rechtbank overweegt hierover het volgende. [naam getuige] heeft het misbruik van de meisjes in eerste instantie niet aan de politie gemeld. [naam getuige] heeft nadat zij verdachte met [naam slachtoffer feit 1] had betrapt, hiervan wel telefonisch melding gedaan, maar dit heeft zij anoniem gedaan en zonder daarbij de naam van verdachte te noemen (proces-verbaal pagina 166). Zij heeft daarnaast het incident gemeld bij Vanboeijen, de inrichting waar [naam slachtoffer feit 1] verblijft (proces-verbaal pagina 105). Pas nadat [naam getuige] zelf met de politie in aanraking kwam, werd het seksueel misbruik van [naam slachtoffer feit 1] en [naam slachtoffer feit 2] onderwerp van politie-onderzoek. In het licht van het bovenstaande acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat [naam getuige] de intentie had om verdachte met verzinsels te benadelen. Het handelen van [naam getuige] ten aanzien van [naam slachtoffer feit 1] wijst er veeleer op dat zij het meisje juist in bescherming wilde nemen. In het verlengde hiervan ziet de rechtbank evenmin reden om de verklaring van [naam getuige] over [naam slachtoffer feit 2] in twijfel te trekken. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: poging tot het plegen van handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, strafbaar gesteld bij artikel 244 in samenhang met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 31 augustus 2007 opgemaakt door T.W.D.P. van Os, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en een psychologisch rapport d.d. 28 augustus 2007, opgemaakt door F. Luteijn, klinisch psycholoog. In zijn rapportage concludeert Van Os onder meer: "Er is bij onderzochte geen sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens tijdens het onderzoek. Ook was er geen sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens ten tijde van hetgeen hem tenlaste wordt gelegd, indien bewezen. In het verleden was er sprake van alcoholafhankelijkheid, hetgeen in remissie is. Wel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten zwakbegaafdheid en een gemengde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, ontwijkende en narcistische trekken. Deze gebrekkige ontwikkeling bestond ook ten tijde hetgeen onderzochte tenlaste wordt gelegd, indien bewezen (.....) Hoe dan ook, ondezoekers schatten in dat indien het hem tenlastegelegde wordt bewezen onderzochte voldoende in staat was om het ongeoorloofde hiervan in te zien maar mogelijk onvoldoende in staat was zijn wil overeenkomstig dit inzicht te bepalen. Onderzoekers schatten in dat onderzochte licht verminderd toerekeningsvatbaar is ten aanzien van het tenlaste gelegde, indien bewezen." Luteijn concludeert onder meer: "Betrokkene heeft een licht verstandelijke beperking (licht zwakzinnig niveau). Daarenboven bestaan er vele afwijkingen in onderzochte's persoonlijkheid die hem kwetsbaar maken voor allerlei psychopathologische stoornissen. De verstandelijke beperking en de afwijkingen in de persoonlijkheid waren aanwezig bij het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen. Betrokkenes verstandelijke beperking kan enigermate van invloed geweest zijn op het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen, in die zin dat betrokkene de consequenties van zijn daden door de verstandelijke beperking niet geheel kon overzien. Ik acht daarom betrokkene in lichte mate verminderd toerekeningsvatbaar voor het tenlastegelegde, indien bewezen." De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; - de inhoud van bovengenoemde psychiatrische en psychologische rapportages; - de inhoud van het reclasseringsrapport van 30 augustus 2007; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 7 juni 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk misdrijf is veroordeeld. Verdachte heeft zich aan zeer ernstige feiten schuldig gemaakt: hij heeft zijn twee minderjarige dochters seksueel misbruikt. Verdachte heeft - ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeftes - ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze meisjes. Het is bekend, juist bij verdachte, die als kind zelf slachtoffer van seksueel misbruik was, dat dergelijke seksuele contacten ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor slachtoffers. Daar komt bij dat [naam slachtoffer feit 2] ten tijde van het bewezenverklaarde nog maar 4 of 5 jaar oud was en [naam slachtoffer feit 1] en [naam slachtoffer feit 2] gehandicapt zijn - beide meisjes zijn verstandelijke gehandicapt, [naam slachtoffer feit 1] is daarnaast zwaar autistisch en kan niet praten -, zodat het meisjes zijn die juist extra de bescherming van hun vader nodig hebben. Hoewel verdachte wellicht de consequenties van zijn handelen niet helemaal heeft kunnen overzien, en het bewezenverklaarde hem in die zin licht verminderd kan worden toegerekend, wist verdachte voorts heel goed dat wat hij deed ontoelaatbaar was. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren zal opleggen, met daaraan als voorwaarde verbonden dat verdachte zich onder behandeling stelt van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland danwel Hoeve Boschoord. De rechtbank acht de geëiste straf, gezien de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, passend, zodat zij de officier in haar eis zal volgen. BENADEELDE PARTIJEN [naam slachtoffer feit 2] en [naam slachtoffer feit 1] Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren; De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich onder behandeling stelt van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland danwel Hoeve Boschoord, met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen [naam slachtoffer feit 2] en [naam slachtoffer feit 1] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. De benadeelde partijen en de verdachte dragen de eigen kosten. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. L.J. Hofstra en mr. G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 augustus 2007, zijnde mr. Hofstra en mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.