Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3940

Datum uitspraak2007-05-16
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers223012 CV EXPL 06-4833
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Wraking. Kantonrechter: Naar vaste rechtspraak is de rechter - of dat nu dezelfde rechter is of een collega - in het vervolg van de procedure in dezelfde instantie gebonden aan eerder genomen bindende (eind) beslissingen, behoudens uitzonderlijke gevallen.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Kanton Locatie Alkmaar Zaaknr/rolnr.: 223012-06-4833 WG Uitspraakdatum: 16 mei 2007 Vonnis in de zaak van: de besloten vennootschap CORUS STAAL B.V. te IJmuiden eisende partij verder ook te noemen: Corus gemachtigde: F.J.M. van der Meer, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar tegen [gedaagde] te Alkmaar gedaagde partij verder ook te noemen: [gedaagde] in persoon procederende. Het verdere procesverloop Bij vonnis d.d. 21 februari 2007 is de zaak naar de rolzitting verwezen. Vervolgens hebben partijen ieder een akte genomen. Op bladzijde 4 van de akte van [gedaagde] komt het verzoek voor om de rechter, die de zaak tot dan toe had behandeld (mr. Gisolf), te wraken. Mr. Gisolf heeft besloten in dit wrakingsverzoek te berusten, waarna de kantonrechter die dit vonnis ondertekent de verdere behandeling van de zaak heeft overgenomen. De verdere beoordeling. 1. De omstandigheid dat mr. Gisolf in de wraking heeft berust, heeft, anders dan [gedaagde] wellicht meent, niet ten gevolge dat in deze instantie kan worden teruggekomen op bindende eindbeslissingen in bovengenoemd vonnis. Naar vaste rechtspraak is de rechter - of dat nu dezelfde rechter is of een collega - in het vervolg van de procedure in dezelfde instantie gebonden aan eerder genomen bindende (eind)beslissingen, behoudens uitzonderlijke gevallen. Deze laatste doen zich hier echter niet voor. De beslissingen in het tussenvonnis over de verschuldigdheid van het overbruggingsvoorschot en van de premie ziektekostenverzekering zijn zodanige bindende eindbeslissingen; deze zijn namelijk stellig en zonder voorbehoud genomen. Uit het vorenstaande volgt dat deze beslissingen overeind blijven en dat aan de betreffende geschilpunten geen verdere beschouwingen kunnen worden gewijd. 2. Met betrekking tot het bedrag van € 1.000,-- dat [gedaagde] wegens misgelopen kerstpakketten wenste te verrekenen met hetgeen hij aan Corus diende te betalen, heeft Corus onder meer aangevoerd dat [gedaagde] gedurende alle jaren waarin hij op een kerstpakket aanspraak kon maken in de gelegenheid is gesteld zodanig pakket in ontvangst te nemen. Naar aanleiding van die opmerking heeft [gedaagde] in zijn akte - bladzijde 8 - aangegeven dat hij die pakketten over de jaren 1967 tot en met 2004 altijd in ontvangst heeft genomen, zodat blijkbaar het door [gedaagde] berekende gemis van 20 kerstpakketten (met een waarde van € 50,--) betrekking heeft op een andere periode. Dit maakt [gedaagde] ook in zijn akte (verder) duidelijk. De kantonrechter leest dan de betreffende stellingen van [gedaagde] aldus dat deze inhouden dat Corus ook aan oud-werknemers kerstpakketten behoort uit te reiken, mits deze bij de beëindiging van het dienstverband de leeftijd van 571/2 jaar hebben bereikt; voorts dat hij, op grond van de weigering van Corus, hem in 2005 en 2006 een pakket te verstrekken er rekening mee moet houden zo'n pakket in de toekomst ook niet te verkrijgen. Hij schat dan dit toekomstig gemis op twintig jaar. 3. Inderdaad moet het er op grond van de circulaire van Corus d.d. 16 mei 2002 voor worden gehouden dat aan oud-werknemers die bij de beëindiging van het dienstverband de leeftijd van 571/2 jaar hebben bereikt een kerstpakket wordt uitgereikt, althans voor zover Corus kerstpakketten uitreikt. Corus bestrijdt niet dat zij in 2005 en 2006 dergelijke pakketten heeft uitgereikt en dat [gedaagde] die niet heeft ontvangen. [gedaagde] heeft onbestreden aangevoerd dat hij ten tijde van de beëindiging van dienstverband genoemde leeftijd had bereikt, terwijl Corus evenmin zijn stelling heeft betwist dat de waarde van zo'n pakket op € 50,-- moet worden gesteld. Daaruit volgt dat [gedaagde] ten onrechte (een waarde van) € 100,00 over deze jaren is misgelopen. Dit bedrag kan worden verrekend met hetgeen Corus van hem te vorderen heeft, zodat dit bedrag op het toe te wijzen bedrag in mindering zal worden gebracht. Verrekening van (eventueel) in de toekomst mis te lopen kerstpakketten is niet mogelijk, omdat: a. niet vaststaat of [gedaagde] de pakketten daadwerkelijk misloopt; b. evenmin vaststaat dat Corus in de onderneming pakketten verstrekt (een voorwaarde voor het ontstaan van het recht bij [gedaagde]); c. hoe dan ook de vordering van [gedaagde] niet opeisbaar is, terwijl de vordering van Corus op hem wél opeisbaar is. Gelet op hetgeen hiervoor en in het tussenvonnis d.d. 21 februari 2007 is overwogen, dient de vordering van Corus te worden toegewezen zoals hierna vermeld. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn eveneens toewijsbaar nu Corus heeft gesteld en aan de hand van de bij dagvaarding overgelegde producties aannemelijk heeft gemaakt dat er incassowerkzaamheden zijn verricht die het ter zake gevorderde bedrag rechtvaardigen. [gedaagde] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld. De beslissing De kantonrechter: Veroordeelt [gedaagde] om aan Corus tegen kwijting te betalen een bedrag van € 2.076,92, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.690,58 vanaf 3 oktober 2006 tot de dag van betaling. Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor Corus worden vastgesteld op een bedrag van € 649,13 [inclusief BTW indien en voorzover door [gedaagde] verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 375,00 voor salaris van de gemachtigde van Corus [waarover [gedaagde] geen BTW verschuldigd is]. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. H. Warnink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 16 mei 2007 in het openbaar uitgesproken.