Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3960

Datum uitspraak2007-07-11
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers06/6106
Statusgepubliceerd


Indicatie

Door niet te verschijnen op een drietal geplande gesprekken is eiser de ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB op hem rustende verplichting om gebruik te maken van een door verweerder aangeboden voorziening, te weten deelname aan het project Budgetbegeleiding van het IMW, niet nagekomen. De vraag is of eiser daarmee (ook) de in artikel 17 van de WWB neergelegde inlichtingenplicht/meewerkplicht heeft geschonden, zodat met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB de bijstand kan worden ingetrokken. Die vraag wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord. De verplichting tot deelname aan het genoemde project was met name erop gericht eiser in verband met zijn financiële problemen te begeleiden naar een verantwoorde en doelmatige manier van besteding van het inkomen en zag niet op het verstrekken en verifiëren van inlichtingen.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, team bestuursrecht procedurenummer: 06 / 6106 WWB uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, en de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda, verweerder. 1. Het procesverloop Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 november 2006 (bestreden besluit), inzake het recht op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 25 mei 2007, waarbij eiser met berichtgeving vooraf niet ter zitting is verschenen en namens verweerder M. Schonck aanwezig was. 2. De beoordeling 2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Eiser ontvangt sinds 24 februari 2005 een bijstandsuitkering naar de norm voor een gehuwde. Om te bewerkstelligen dat eiser zelf ging voorzien in de kosten van het bestaan door middel van werkaanvaarding is hij aanvankelijk aangemeld bij reïntegratiebedrijf Fourstar. Gelet op zijn problemen op psychisch en/of psychosociaal gebied en zijn schulden is eiser op 30 januari 2006 aangemeld bij de stichting Revenu. Revenu heeft in overleg met eiser een begeleidingsplan opgesteld. Onderdeel van dat begeleidingsplan was deelname aan het project Budgetbegeleiding van het Instituut voor Maatschappelijk Welzijn (IMW). Bij brief van 15 juni 2006 heeft het IMW eiser opgeroepen voor een intakegesprek op 10 juli 2006. Eiser is op 10 juli 2006 niet verschenen. Bij brief van 13 juli 2006 heeft verweerder eiser uitgenodigd voor een gesprek op 14 juli 2006. Eiser is op 14 juli 2006 niet verschenen. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan bij besluit van 18 juli 2006 met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de WWB het recht op bijstand van eiser met ingang van 10 juli 2006 opgeschort en eiser alsnog de gelegenheid gegeven te verschijnen op 26 juli 2006. Eiser is op 26 juli 2006 niet verschenen. Blijkens het formulier ‘vakantieopgave’ van 19 juni 2006 heeft eiser als vakantieperiode aan verweerder opgegeven 18 juli 2006 tot en met 15 augustus 2006. Bij besluit van 15 augustus 2006 heeft verweerder eiser opnieuw medegedeeld dat zijn recht op bijstand met ingang van 10 juli 2006 was opgeschort en is hij uitgenodigd voor een gesprek op 18 augustus 2006. Eiser is ook op 18 augustus 2006 niet verschenen. Bij besluit van 24 augustus 2006 heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser met ingang van 10 juli 2006 ingetrokken op grond van artikel 54, vierde lid van de WWB. Daaraan is mede ten grondslag gelegd dat eiser door niet te reageren op de diverse oproepen de verplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de WWB niet is nagekomen en dat hij daardoor tevens niet de informatie heeft verstrekt die verweerder nodig heeft om zijn uitkering te kunnen voortzetten, waardoor hij de in artikel 17 van de WWB neergelegde inlichtingenplicht/meewerkplicht heeft geschonden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. 2.2 Eiser heeft in het kader van zijn beroep aangevoerd dat hij de brief van 15 juni 2006 van het IMW nooit heeft ontvangen. De brief van verweerder met de uitnodiging voor 14 juli 2006 heeft hij wel ontvangen, maar hij heeft zich op 14 juli 2006 telefonisch afgemeld voor het gesprek vanwege ziekte. Voor het gesprek op 18 augustus 2006 kon hij niet verschijnen, omdat hij op de terugreis vanaf zijn vakantieadres in Marokko pech onderweg heeft gehad. 2.3 Aan de rechtbank ligt ter beantwoording de vraag voor of verweerder in redelijkheid de uitkering van eiser met ingang van 10 juli 2006 heeft kunnen intrekken. Vast staat dat eiser geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van het IMW d.d. 15 juni 2006 om te verschijnen voor een gesprek op 10 juli 2006. Eisers stelling dat hij deze brief niet heeft ontvangen komt de rechtbank weinig aannemelijk voor, nu de brief aan diens juiste verblijfadres is toegezonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zonder aanwijsbare reden ook geen gehoor gegeven aan de oproep van verweerder om te verschijnen op 14 juli 2006. Zijn door verweerder betwiste stelling dat hij zich op die datum vanwege ziekte voor het gesprek telefonisch heeft afgemeld heeft eiser niet met controleerbare gegevens (bijvoorbeeld de naam van de medewerker met wie gesproken zou zijn) onderbouwd, zodat de rechtbank reeds daarom aan die stelling voorbij gaat. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de stelling van eiser omtrent het missen van de afspraak op 18 augustus 2006, komt deze omstandigheid volledig voor eigen rekening en risico van eiser. Blijkens het formulier ‘vakantieopgave’ had eiser immers op 16 augustus 2006 weer thuis moeten zijn. Voor de rechtbank staat vast dat eiser door niet te verschijnen op de geplande gesprekken van 10 juli, 14 juli en 18 augustus 2006 de ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB op hem rustende verplichting om gebruik te maken van een door verweerder aangeboden voorziening, te weten deelname aan het project Budgetbegeleiding van het IMW, niet is nagekomen. De vraag is of eiser daarmee (ook) de in artikel 17 van de WWB neergelegde inlichtingenplicht/ meewerkplicht heeft geschonden, zodat met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB de bijstand kan worden ingetrokken. De verplichting tot deelname aan het genoemde project was, zo begrijpt de rechtbank uit de stukken, met name erop gericht eiser in verband met zijn financiële problemen te begeleiden naar een verantwoorde en doelmatige manier van besteding van het inkomen en zag niet op het verstrekken en verifiëren van inlichtingen. Bij niet-nakoming van een dergelijke, onder de termen van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB vallende verplichting missen de artikelen 17 en 54 van de WWB toepassing en is verweerder gehouden ingevolge artikel 18, tweede lid, van de WWB de bijstand te verlagen (zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 januari 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AZ8403). Het bovenstaande betekent dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een beslissing op bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiser dienen te nemen. 2.4 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Omdat niet gebleken is van op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van eiser, zal een proceskostenveroordeling achterwege blijven. 3. De beslissing De rechtbank: verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak; gelast dat de gemeente Breda aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 38,-vergoedt; Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, en in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2007. Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en begint te lopen op de dag na verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: 11 juli 2007