Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3961

Datum uitspraak2007-07-19
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers58344 / KG ZA 07-109
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Op grond van het kort gedingvonnis d.d. 17 april 2007 diende Riemens binnen 3 werkdagen na betekening van dat vonnis een volmacht te verstrekken aan de notaris, zodat de akte van levering kon worden verleden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de (on)mogelijkheid voornoemd vonnis tijdig na te komen met name door Riemens ten onrechte wordt gekoppeld aan het ontslaan uit de hoofdelijkheid van De Potter. Uit de overwegingen in voornoemd kort gedingvonnis volgt namelijk dat de daarin opgenomen veroordeling van Riemens gericht is op het ondertekenen van de volmacht. Vooralsnog staat vast dat Riemens te laat was met het tekenen van die volmacht en derhalve in gebreke was met nakoming van de veroordeling in voornoemd vonnis. De Potter maakt dus terecht aanspraak op het door haar genoemde bedrag van € 30.000,-- aan dwangsommen en zij kan ook voor dit bedrag tot executie overgaan


Uitspraak

vonnis RECHTBANK MIDDELBURG 58344KG ZA 07-10958344KG ZA 07-10925 juli 2007 Sector civiel recht, voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: 58344 / KG ZA 07-109 Vonnis van 19 juli 2007 in de zaak van [eiser], wonende te Cadzand, eiser, procureur mr. J.C.M. Berbée-van Koningsbruggen, tegen [gedaagde], wonende te Oostburg, gedaagde, procureur mr. R.R.E. Nobus. Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: de dagvaarding met bijlagen de conclusie van antwoord met bijlagen de faxbrief van mr. Berbée-van Koningsbruggen d.d. 11 juli 2007 de pleitnota zijdens [eiser]. De feiten 2.1. Partijen zijn ex-echtgenoten. Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 15 augustus 2001 is de echtscheiding uitgesproken in het tussen partijen gesloten huwelijk, welke beschikking op 24 oktober 2001 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Sluis-Aardenburg. 2.2. Partijen hebben op 6 februari 2006 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin 24 oktober 2001 als peildatum voor de samenstelling en de waardering van de gemeenschap is gekozen. 2.3. Door de notaris is een akte van verdeling opgesteld. [gedaagde] heeft zich akkoord verklaard met de inhoud van die akte en aan de notaris een volmacht verstrekt zodat de akte kon worden verleden. [eiser] weigerde zijn medewerking te verlenen aan het verlijden van de akte. [gedaagde] heeft hierop een kort geding aangespannen teneinde [eiser] tot medewerking te bewegen. 2.4. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis d.d. 17 april 2007 [eiser] veroordeeld om binnen 3 werkdagen na betekening van dat vonnis een volmacht te verstrekken aan de notaris zodat de akte van levering, met een inhoud gelijk aan de akte die als productie 3 bij de dagvaarding in het geding is gebracht, kan worden verleden, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat hij in gebreke blijft om aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,--. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. 2.5. Voornoemd vonnis is op 23 april 2007 aan [eiser] betekend. 2.6. [eiser] heeft op 3 mei 2007 een volmacht ondertekend. 2.7. Op 31 mei 2007 is door de notaris bericht ontvangen van de Rabobank dat deze bereid was [gedaagde] te ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de debetstand op rekeningnummer [nummer]. 2.8. Namens [gedaagde] is op 29 mei 2007 voor een bedrag van ruim € 100.000,-- executoriaal beslag gelegd op de onroerende zaak van [eiser] aan de Boulevard de Wielingen 54 te Cadzand, zulks in verband met dwangsommen die hij volgens haar had verbeurd. 2.9. De akte van verdeling en levering is gepasseerd op maandag 4 juni 2007. Het geschil 3.1. [eiser] vordert, kort samengevat en na wijziging van eis, primair [gedaagde] te veroordelen tot opheffing van het beslag op de onroerende zaak, staking van de executie en opheffing van de dwangsommen opgelegd bij vonnis d.d. 17 april 2007 en subsidiair veroordeling van [gedaagde] de executie van het vonnis van deze rechtbank d.d. 17 april 2007 op te schorten tot het moment dat in een door [eiser] te starten bodemprocedure onherroepelijk zal zijn vastgesteld of hij dwangsommen aan [gedaagde] heeft verbeurd en zo ja: hoeveel. Hij stelt daartoe primair geen dwangsommen te hebben verbeurd, nu het voor hem in feite onmogelijk was om aan de veroordeling in voornoemd vonnis te voldoen. De akte van levering kon immers niet passeren zolang de bank nog niet had ingestemd met het ontslag uit de aansprakelijkheid van [gedaagde], zodat het beoogde doel van de veroordeling niet kon worden bereikt met het enkel afgeven van een machtiging. Onder die omstandigheden maakt [gedaagde] volgens hem misbruik van haar bevoegdheid door aanspraak te maken op de dwangsommen. Subsidiair stelt [eiser] maximaal een bedrag van € 30.000,-- aan dwangsommen te hebben verbeurd. Hij betwist de stelling van [gedaagde] dat door hem een voorwaardelijke volmacht is afgegeven. Tenslotte stelt [eiser] dat er door executie aan zijn kant een noodtoestand ontstaat. 3.2. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij stelt dat [eiser] wel degelijk dwangsommen heeft verbeurd, nu hij niet tijdig heeft voldaan aan het vonnis d.d. 17 april 2007. Het is volgens haar aan [eiser] zelf te wijten dat zij niet eerder is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Nu dit ontslag uiteindelijk pas op 31 mei 2007 is gegeven heeft [eiser] pas op die datum voldaan aan de inhoud en strekking van voornoemd vonnis en heeft hij derhalve het maximumbedrag aan dwangsommen verbeurd. De door [eiser] afgegeven machtiging was bovendien voorwaardelijk. [gedaagde] betwist het ontstaan van een noodtoestand aan de zijde van [eiser]. De beoordeling 4.1. Op grond van het kort gedingvonnis d.d. 17 april 2007 diende [eiser] binnen 3 werkdagen na betekening van dat vonnis een volmacht te verstrekken aan de notaris, zodat de akte van levering kon worden verleden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de (on)mogelijkheid voornoemd vonnis tijdig na te komen met name door [eiser] ten onrechte wordt gekoppeld aan het ontslaan uit de hoofdelijkheid van [gedaagde]. Uit de overwegingen in voornoemd kort gedingvonnis volgt namelijk dat de daarin opgenomen veroordeling van [eiser] gericht is op het ondertekenen van de volmacht. Vooralsnog staat vast dat [eiser] te laat was met het tekenen van die volmacht en derhalve in gebreke was met nakoming van de veroordeling in voornoemd vonnis. [gedaagde] maakt dus terecht aanspraak op het door haar genoemde bedrag van € 30.000,-- aan dwangsommen en zij kan ook voor dit bedrag tot executie overgaan. Dit zou anders zijn indien [gedaagde] door het treffen van executiemaatregelen zoals zij heeft gedaan, misbruik maakt van haar executiebevoegdheid. Dat kan het geval zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, of indien na het wijzen van het vonnis feiten en omstandigheden aan het licht zijn gekomen die klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Ten aanzien van voornoemde € 30.000,-- is vooralsnog van geen van voornoemde gronden gebleken. Immers, tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] heeft [eiser] zijn stelling dat er aan zijn zijde een noodtoestand zal ontstaan niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast is gesteld noch gebleken van nieuwe relevante feiten die de executie zouden moeten doen opschorten. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat zich geen omstandigheden voordoen die een schorsing van de executie van het ontruimingsvonnis voor een bedrag tot € 30.000,--rechtvaardigen, zodat de vordering van [eiser] in zoverre dient te worden afgewezen. 4.2. Voor wat betreft de overige € 70.000,--, waarvoor eveneens executoriaal beslag is gelegd, geldt het navolgende. [gedaagde] stelt dat het maximumbedrag aan dwangsommen verbeurd is, nu haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid door toedoen van [eiser] pas op 31 mei 2007 heeft plaatsgevonden, zodat pas op dat moment was voldaan aan de inhoud en strekking van het vonnis van 17 april 2007. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de in voornoemd vonnis opgenomen veroordeling van [eiser] gericht op het ondertekenen van de volmacht. In dat vonnis is rekening gehouden met het feit dat het ondertekenen van de volmacht niet automatisch impliceert dat de akte van verdeling en levering kan worden verleden. De volmacht die [eiser] heeft afgegeven was onvoorwaardelijk. De eventuele voorwaarde die hij gesteld heeft betrof de verdere uitvoering en daar had de veroordeling in het kort gedingvonnis geen betrekking op. De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande vooralsnog van oordeel dat [eiser] met het ondertekenen van de volmacht op 3 mei 2007 heeft voldaan aan de veroordeling uit voornoemd vonnis. Naar voorlopig oordeel maakt [gedaagde] door voor een bedrag van € 100.000,-- te executeren misbruik van haar executiebevoegdheid. De executie zal derhalve worden geschorst voor zover het een bedrag boven de € 30.000,-- betreft. 4.3. De proceskosten zullen worden gecompenseerd nu beide partijen deels in het (on)gelijk zijn gesteld. 5. De beslissing De voorzieningenrechter schorst de in dit geschil bedoelde executie voor zover het een bedrag van € 30.000,-- te boven gaat tot het moment dat in een bodemprocedure over de verschuldigdheid van de dwangsommen onherroepelijk zal zijn beslist of partijen hieromtrent anderszins overeenkomen; compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2007.