Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3962

Datum uitspraak2007-09-05
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200700310
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorlopig getuigenverhoor van deskundigen afgewezen nu zodanig verzoek niet gegeven is om het voorhanden zijnde bewijs te versterken, er reeds schriftelijke verklaringen van de getuigen / deskundigen zijn overgelegd en met verhoor niet wordt beoogd nieuwe feiten boven tafel te krijgen maar om de waardering van de door de rechtbank benoemde deskundige aan te tasten.


Uitspraak

DHJ 5 september 2007 sector civiel recht zevende kamer rekestnummer R200700310 GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Beschikking in de zaak van: [X.], wonende te [woonplaats], en [Y.], wonende te [woonplaats], verzoekers, verder te noemen: [XY] (enkelvoud), advocaat en procureur: mr. O.J.W. Reijnders, t e g e n de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RU-PRO HOLDING B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], verweerster, verder te noemen: Ru-pro, advocaat: mr. D.C.M. Denneman te Breda, procureur: mr J.E. Benner. 1. Het verloop van het geding 2.1. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 27 maart 2007, heeft [XY.] verzocht een voorlopig getuigenverhoor en deskundigenbericht te gelasten. 2.2. Ru-pro heeft een verweerschrift met 2 bijlagen ingediend dat op 25 april 2007 op de griffie van het hof is binnengekomen. 2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op woensdag 29 augustus 2007. Daarbij waren aan de zijde van verzoekers hun advocaat en de heer [Y.] en aan de zijde van verweerster haar advocaat en de heer [Z.].. Bij die gelegenheid heeft [Y.] het meer en het nog meer subsidiaire verzoek ingetrokken en zijn primaire en subsidiaire verzoek gewijzigd in die zin dat hij alleen nog verzoekt de door hem genoemde deskundigen als getuigen te horen.. 2.4. Uitspraak is bepaald op heden. 3. De beoordeling 3.1. Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. 3.1.1. Bij het hof is tussen partijen onder rolnummer 06/1121 een procedure in hoger beroep aanhangig tegen een vonnis van de rechtbank Breda van 7 juni 2006. De memorie van antwoord in het incidenteel appel is genomen. Er is pleidooi verzocht. Partijen is gevraagd hun verhinderdata voor mei 2008 op te geven. 3.1.2. De rechtbank heeft, na deskundigenbericht, in conventie de koopsom van een bedrijfspand vastgesteld en [XY.] veroordeeld om Ru-pro € 389.844,39 te betalen. In reconventie is Ru-pro veroordeeld om [XY.] € 5.511,67 te betalen. 3.1.3. De hoogte van de vordering van [XY.] op Ru-pro is door Deloitte Accoun-tants becijferd op € 698.094,-. De door de rechtbank benoemde accountant komt tot een aanzienlijk lager bedrag. [XY.] bestrijdt het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige. 3.1.4. In het onderhavige verzoek vraagt [XY.] 4 accountants en iemand die belast is geweest met schrijven en installeren van software met behulp waarvan zijn administratie is gevoerd, als getuigen/deskundigen te mogen horen teneinde aan te tonen dat zijn administratie transparant en inzichtelijk is. 3.1.5. Ru-pro verweert zich tegen het horen van de getuigen/deskundigen. 3.2. Onder meer in HR 11 februari 2005, NJ 2005/442, (rov. 3.2.2) wordt de vol-gende maatstaf voorgeschreven: Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in art. 186 Rv kan, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het be-zigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, waarvan onder meer sprake kan zijn wanneer de verzoeker wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot toepassing van die be-voegdheid kan worden toegelaten (…), doch dat is, (…), niet de enig mo-gelijke afwijzingsgrond. Evenals is beslist met betrekking tot het voorlopig deskundigenonderzoek, kan toewijzing van het verzoek achterwege blijven, (…), indien het strijdig is met een goede procesorde, dan wel het moet af-stuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (…). Het hof neemt deze maatstaf tot uitgangspunt. 3.3. Het hof leidt uit de aard van een voorlopig getuigenverhoor – de voorlopig-heid en uit hetgeen hierna onder rov. 3.5 wordt overwogen – af dat het niet de bedoeling van zodanig verhoor is om (anders dan in het geval van getuigenverhoren waarvan in het bodemgeding sprake is) de verzoeker op voorhand een volledi-ge bewijsfase te laten doorlopen. Evenmin dient zodanig verhoor de belanghebbende partij desverlangd in staat te stellen om het voorhande zijnde bewijs te versterken en daarmee de rechter te overtuigen op een te houden pleidooi. In het bij-zonder dient het voorlopig getuigenverhoor zich te beperken tot haar doel, namelijk om de verzoeker in staat te stellen zich een oordeel te vormen over haar proceskansen in een aanhangig te maken of aanhangig geding (en eventueel bewijs dat dreigt verloren te gaan, vast te leggen). Dat met het onderhavige verzoek deze doelen worden gediend, wordt door [XY.] niet gesteld en is evenmin kunnen blijken. Het is bovendien niet aannemelijk dat [XY.] geneigd is bij de huidige stand van het geding de strijd te staken. 3.4. Uit navraag ter zitting is gebleken dat [XY.] schriftelijke verklaringen en rap-porten van de te horen getuigen/deskundigen in het bodemgeding heeft overgelegd. Zodanige verklaringen kunnen dienen tot bewijs. Tegen deze achtergrond bestaat er voorshands weinig noodzaak de getuigen/deskundigen nu al te doen horen. 3.5. Daarbij komt dat [XY.]’ verzoek, naar de kern genomen, niet gericht is op het bijbrengen of vaststellen van feiten, maar op de waardering van (de deugdelijkheid van) het deskundigenrapport. Het is evenwel aan de zittingsrechters – en niet aan de kamer belast met de behandeling van dit verzoek – om te beoordelen of het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige, mede tegen de achtergrond van de door [XY.] overgelegde verklaringen en rapporten, voldoet voor een juiste beoordeling van de zaak, en ook of een nader deskundigenrapport en/of ge-tuigen/deskundigenverhoor door hen gewenst wordt geacht en in het bijzonder welke vragen in dat geval zullen worden gesteld. Bovendien kan een raadsheer-commissaris uit het midden van de zittingsrechters veel betere en meer op een beslissing gerichte vragen stellen dan de op een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor aan te wijzen raadsheer. Toewijzing van het verzoek in het huidige stadium van het geding kan mogelijk leiden tot vervolgverhoren, het-geen een grote extra belasting voor de getuigen, partijen en de rechters mee zal brengen. Dat in de tussengelegen periode relevant bewijsmateriaal verloren dreigt te gaan, wordt niet gesteld en is ook niet kunnen blijken. 3.6. Vorenstaande leidt ertoe dat, naar het oordeel van het hof, er zwaarwegende bezwaren bestaan om bij wege van een voorlopig getuigenverhoor getuigen-deskundigen te horen. 3.7. De conclusie is dan dat het verzoek dient te worden afgewezen. Nu het geschil tussen partijen grondt in een zakelijk geschil tussen partijen zal het hof [XY.] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordelen. 4. De beslissing Het hof: wijst af het verzoek; veroordeelt [XY.], hoofdelijk, in de kosten aan de zijde van Ru-pro gevallen, tot op heden begroot op € 300,- voor vast recht en op € 1.788,- voor salaris procureur. Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Van den Bergh en Schaafsma-Beversluis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.