Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3966

Datum uitspraak2007-09-11
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers06/5513
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gedifferentieerde WAO-premie voor kleine werkgevers. De verschillen in berekening van de WAO-premie voor grote en kleine werkgevers zijn niet strijdig met het gelijkheidsbeginsel.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, team bestuursrecht procedurenummer: 06 / 5513 WAO uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van [eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres, gemachtigde mr. J.P.M. van Zijl, en de Raad van bestuur van het Uitvoerings¬instituut werknemers¬verzekeringen (UWV; kantoor Amsterdam), verweerder. 1. Procesverloop Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 september 2006 (bestreden besluit), inzake de indeling van eiseres voor het premiejaar 2006 in de categorie kleine werkgevers met een gedifferentieerde premie op grond van de Wet op de arbeidson-geschiktheidsverzekering (WAO) ter hoogte van 0,75%. Het beroep is behandeld ter zitting van 25 juni 2007. Daarbij werd eiseres vertegenwoordigd door mr. J.P.M. van Zijl. Namens verweerder is mr. D.M. Rensema verschenen. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd. 2. Beoordeling 2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij primair besluit van 19 december 2005 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij voor het premiejaar 2006 is ingedeeld in de categorie kleine werkgevers, sector 043, en dat daarom voor haar in 2006 de gedifferentieerde WAO-premie 0,75% bedraagt. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt, stellende dat de toegepaste sectorale korting in strijd is met hogere regelgeving. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. 2.2 Eiseres heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat artikel 2.9 van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Besluit Wfsv) onverbindend is wegens strijd met artikel 37 lid 2 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). Ter toelichting is aangevoerd dat (I) een verhoging van de gedifferentieerde WAO-premie voor kleine werkgevers in sectoren met veel indirecte uitkeringslasten en een verlaging van de gedifferentieerde WAO-premie in sectoren met weinig indirecte uitkeringslasten in strijd is met de bedoeling van de wetgever om kleine werkgevers uitsluitend te poolen per sector, (II) dat de sectorale verevening van indirecte uitkeringslasten in strijd is met de bedoeling van de wetgever om deze lasten landelijk te verevenen, en (III) dat sprake is van een door de wetgever niet beoogde ongelijke behandeling van grote en kleine werkgevers doordat bij grote werkgevers een individueel percentage exclusief indirecte lasten wordt vergeleken met een gemiddeld percentage inclusief indirecte lasten terwijl voor kleine werkgevers een individueel percentage inclusief indirecte lasten wordt vergeleken met een gemiddeld percentage inclusief indirecte lasten. 2.3 Artikel 37 van de Wfsv luidt, voorzover van belang: 1. Het UWV stelt, onder goedkeuring van Onze Minister, vast: a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage; b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage. 2. Elk jaar wordt met ingang van 1 januari een opslag of korting vastgesteld waarmee het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid, kan worden be-paald dat de opslag of korting voor een werkgever dan wel voor categorieën van werkgevers wordt vastgesteld, waarbij de korting of opslag voor categorieën van werkgevers kan verschillen of op nihil kan worden vastgesteld. (…) 3. (…) 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld: a. omtrent de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden vastgesteld; b. omtrent de wijze waarop de in het tweede of derde lid bedoelde opslag of korting wordt berekend; c. omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste voor een werkgever mogen gelden en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste voor een werkgever moeten gelden. 5. (…) 6. (…) Artikel 2.9 van het Besluit Wfsv luidt: 1. De opslag of korting, bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de Wfsv, is voor alle kleine werkgevers in een sector gelijk aan het sectorpercentage verminderd met het gemiddelde percentage, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid. 2. Het sectorpercentage is de uitkomst van de volgende berekening: ((A - B) x 100) / (C) waarbij: A staat voor: het totaalbedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die in het premiebetalingstijdvak naar verwachting ten laste komen van de Arbeidsongeschiktheidskas, voorzover die kunnen worden toegerekend aan de gezamenlijke kleine werkgevers in de sector, en een evenredig deel van hetgeen overigens in het premiebetalingstijdvak naar verwachting ten laste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas; B staat voor: een evenredig deel van hetgeen, met uitzondering van de gedifferentieerde premie, naar verwachting op grond van artikel 116 van de Wfsv in het premiebetalings-tijdvak ten gunste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas; C staat voor: het totaalbedrag van het over het premiebetalingstijdvak verwachte premie-plichtige loon dat ten laste komt van de gezamenlijke kleine werkgevers in de sector die geen eigenrisicodrager zijn. 3. De uitkomst van de deling, bedoeld in het tweede lid, wordt naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma. 4. Indien het totaalbedrag van het over het premiebetalingstijdvak verwachte premieplichtige loon dat ten laste komt van de gezamenlijke kleine werkgevers in een sector, die geen eigenrisicodrager zijn, gelijk is aan of minder bedraagt dan 25 maal het gemiddelde premieplichtig loon per werknemer in het premiebetalingstijdvak, wordt de opslag of korting, bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de Wfsv, voor die kleine werkgevers bepaald op nihil. 2.4 Inzet van het geding is de wijze waarop het percentage van de gedifferentieerde WAO-premie voor kleine werkgevers wordt berekend. Verweerder stelt dat de vaststelling van dit premiepercentage is gebeurd bij algemeen verbindend voorschrift en dat daartegen geen rechtsmiddel kan worden aangewend. In zijn uitspraak van 5 april 2007 in een geding tussen dezelfde partijen (gepubliceerd onder LJN: BA2480) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) echter bevestigd dat bij wijze van exceptieve toetsing de rechtmatigheid van een besluit, inhoudende de vaststelling van een algemeen verbindend voorschrift, toch kan worden beoordeeld. De rechtbank komt daarom toe aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven van eiseres. Strekking van de grieven van eiseres is dat bij de berekening van de WAO-premie grote en kleine werkgevers verschillend worden behandeld. In voornoemde uitspraak van 5 april 2007 heeft de CRvB geconcludeerd dat de verschillen in berekening van de WAO-premie voor grote en voor kleine werkgevers niet strijdig zijn met het gelijkheidsbeginsel. In aansluiting op die uitspraak stelt de rechtbank voorop dat bij de vaststelling van de WAO-premie voor kleine werkgevers is beoogd zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de berekening van de WAO-premie voor grote werkgevers. In beide berekeningen wordt uitgegaan van hetzelfde gemiddelde percentage en van hetzelfde rekenpercentage als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wfsv. Het verschil in premieberekening beperkt zich tot de gedifferentieerde premie, die voor grote werkgevers individueel wordt berekend en voor kleine werkgevers geclusterd per sector. Verder komen de zogenaamde indirecte uitkeringslasten grotendeels ten laste van de kleine werkgevers, maar in de praktijk blijken deze lasten ook grotendeels door kleine werkgevers te worden veroorzaakt. Anders dan eiseres stelt in haar tweede grief, is de verevening van indirecte uitkeringslasten per sector niet in strijd met de wens van de wetgever om deze indirecte lasten landelijk te verevenen. De indirecte uitkeringslasten worden immers toegerekend aan àlle sectoren. Dat de toerekening van deze indirecte lasten per sector verschilt, zoals eiseres in haar eerste grief opmerkt, benadert juist de individuele berekening van de gedifferentieerde WAO-premie bij de grote werkgevers. Die sectorale berekening van de gedifferentieerde WAO-premie voor kleine werkgevers acht de CRvB dan ook niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De derde grief van eiseres gaat ten onrechte uit van de veronderstelling dat bij de grote werkgevers een ander rekenpercentage (te weten: zonder indirecte uitkeringslasten) wordt gehanteerd dan bij kleine werkgevers. Bij beide groepen werkgevers wordt echter uitgegaan van àlle uitkerings-lasten die aan àlle werkgevers kunnen worden toegerekend, zodat de financiering van de Arbeidsongeschiktheidskas sluitend is. 2.5 Voorgaande overwegingen leiden de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. 2.6 Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling. 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en in aanwezigheid van mr. M.A.M. de Baar, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 september 2007. Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: 11 september 2007.