Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3969

Datum uitspraak2007-09-19
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers93062
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing van een verzoek om DNA-testen uit te laten voeren en -voor zover de testen uitwijzen dat de man niet de biologische vader van één of beide verweerders is- zijn ontkenning van het vaderschap met betrekking tot één of beide verweerders gegrond te verklaren. Verweerders zijn geboren in 1966 en 1969, de echtscheiding van de man en zijn voormalige echtgenote is in 1992 uitgesproken. Sindsdien is er geen contact met verweerders meer geweest. De man stelt dat het vermoeden (dat hij niet de biologische vader van verweerders) jarenlang in zijn onderbewustzijn heeft gesluimerd, maar pas naar boven is gekomen na een ziekenhuisopname in verband met een levensbedreigende aandoening


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht VPS zaak- en rekestnummer: 93062 / FA RK 07-108 datum: 19 september 2007 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: [verzoeker] wonende te [woonplaats], verzoekende partij, procureur: mr. R.P. Zijp, tegen: [gerekwestreerde], en [gerekwestreerde], beiden wonende te [woonplaats], gerekwestreerden, procureur: mr. C.H. Boll, advocaat: mr. G.J.F. Voss te Zaandam, gemeente Zaanstad. Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en verweerders. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter griffie van deze rechtbank is op 31 januari 2007 het verzoekschrift van de man ingekomen om een deskundige te benoemen met de opdracht DNA-testen uit te voeren, daarvan verslag uit te brengen en de medewerking van verweerders te gelasten. Voorts verzoekt de man -indien en voor zover de testen uitwijzen dat hij niet de biologische vader van één of beide verweerders is- zijn ontkenning van het vaderschap met betrekking tot[gerekwestreerde], geboren in de gemeente [] op [geboorte datum] en/of [gerekwestreerde], geboren in de gemeente [], [geboortedatum], gegrond te verklaren. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 september 2007, alwaar zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Van Elswijk, en mr. Voss namens verweerders. Hiervan is proces- verbaal opgemaakt. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK De rechtbank ziet -gelet op aard van de verzoeken- aanleiding allereerst in te gaan op het verzoek van de man om de ontkenning van het vaderschap gegrond te verklaren (indien en voor zover de testen uitwijzen dat hij niet de biologische vader van één of beide verweerders is). Dit verzoek is gegrond op artikel 200 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De man heeft ter beoordeling van het verzoek de daartoe benodigde bescheiden overgelegd. De man voert als grond voor zijn verzoek aan dat hij tijdens een ziekenhuisopname in februari/ maart 2006 -in verband met een levensbedreigende aandoening- zijn levensloop heeft bespiegeld met betrekking tot zijn huwelijk. Als gevolg daarvan is hij gaan vermoeden dat hij niet de biologische vader van verweerders is. Ter zitting heeft de man nadrukkelijk laten weten dat hij op zoek is naar de waarheid omtrent zijn vaderschap en dat hij wil dat de rechtbank hem in staat stelt deze boven water te krijgen. Verweerders stellen zich op het standpunt dat de man niet-ontvankelijk is in diens verzoek gelet op het feit dat de man en hun moeder reeds in 1992 van echt zijn gescheiden, en de termijn van een jaar sinds het bekend worden van de man met het vermoeden -gelet op zijn opleidingsniveau- reeds lang is verstreken. Voorts achten verweerders het onaannemelijk dat de man pas na een gesprek met de Almachtige tot het vermoeden is gekomen. De rechtbank gaat op grond van het vorenstaande allereerst in op de ontvankelijkheid van het verzoek van de man. Uit de wet vloeit voort dat de man zijn verzoek moet indienen binnen een jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader van het kind (in casu de kinderen) is. Uit de bij het verzoekschrift als productie 9 gevoegde persoonlijke toelichting van de man maakt de rechtbank op dat een uitspraak van Onze Lieve Heer tot eerdergenoemd vermoeden van de man heeft geleid, nadat dit vermoeden al jarenlang in zijn onderbewustzijn heeft gesluimerd. De rechtbank is van oordeel dat dit een zeer subjectieve ervaring is en dat het standpunt van de man -tezamen met het feit dat hij in de afgelopen 12 jaar geen enkel contact meer met verweerders en hun moeder heeft gehad- niet voldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat de man pas tijdens zijn ziekenhuisopname is gaan vermoeden dat hij niet de biologische vader van verweerders is. Het verzoek is, gelet op bovengenoemde omstandigheden, niet tijdig ingediend. Op grond van het vorenstaande ziet de rechtbank voorts aanleiding ook het verzoek van de man om een deskundige te benoemen (met de opdracht DNA-testen uit te voeren, daarvan verslag uit te brengen en de medewerking van verweerders te gelasten) af te wijzen. De rechtbank ziet geen aanleiding om tussen partijen een kostenveroordeling uit te spreken, zoals door verweerders verzocht. DE BESLISSING De rechtbank: Verklaart de man niet-ontvankelijk in diens verzoek. Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2007, in tegen- woordigheid van mr. V.P. Schulze, griffier. U kunt tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht. Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt de beschikking al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.