Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3971

Datum uitspraak2007-09-20
Datum gepubliceerd2007-09-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/665235-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak van hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 primair en 1 subsidiair is telastgelegd. De rechtbank overweegt dat weliswaar vaststaat dat het slachtoffer uit het raam is gevallen maar dat noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting over de feitelijke gang van zaken die tot de val heeft geleid duidelijkheid is ontstaan. De rechtbank acht mishandeling, meermalen gepleegd wel bewezen. Verdachte heeft zijn bij hem in huis wonende vriendin en haar twee kinderen, die toen drie en één jaar oud waren, tegen hoofd en lichaam geslagen. De rechtbank rekent verdachte deze mishandelingen ernstig aan omdat verdachte het vertrouwen dat de moeder en haar kinderen in hem behoren te kunnen hebben, heeft geschonden. De rechtbank neemt in aanmerking dat met name de zeer kleine kinderen, die bij afwezigheid van hun moeder door verdachte werden verzorgd, niet aan het geweld konden ontsnappen. De rechtbank acht voor deze feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats maar zal, nu verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder voor mishandeling is veroordeeld, een werkstraf en, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Taakstraf van 120 uur, met aftrek en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met en proeftijd van 2 jaar.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/665235-07 's-Gravenhage, 20 september 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, adres: [adres] De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 september 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr Ferdinandusse heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1 primair en 1 subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat weliswaar vaststaat dat het slachtoffer uit het raam is gevallen maar dat noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting over de feitelijke gang van zaken die tot de val heeft geleid duidelijkheid is ontstaan. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zijn bij hem in huis wonende vriendin en haar twee kinderen, die toen drie en één jaar oud waren, tegen hoofd en lichaam geslagen. De rechtbank rekent verdachte deze mishandelingen ernstig aan omdat verdachte het vertrouwen dat de moeder en haar kinderen in hem behoren te kunnen hebben, heeft geschonden. De rechtbank neemt in aanmerking dat met name de zeer kleine kinderen, die bij afwezigheid van hun moeder door verdachte werden verzorgd, niet aan het geweld konden ontsnappen. De rechtbank acht voor deze feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats maar zal, nu verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder voor mishandeling is veroordeeld, een werkstraf en, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht; Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 1 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: Mishandeling, meermalen gepleegd; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte tot: een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 uur; bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 116 uur resteren; beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 58 dagen; in verzekering gesteld op: 15 september 2006, in vrijheid gesteld op: 17 september 2006; veroordeelt de verdachte voorts tot: een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand; bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Du Pon, voorzitter, Van der Poort-Schoenmakers en Van As, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2007.