Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4004

Datum uitspraak2007-09-12
Datum gepubliceerd2007-09-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers67657 / HA ZA 06-2789
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gemeente privatiseert/verkoopt de aula bij de begraafplaats en één van de twee ondernemers die inschrijven wordt niet geselecteerd omdat haar bod lager is dan dat van de ander. De biedingen zijn voor het overige gelijk. De niet geselecteerde ondernemer vordert voortzetting van de onderhandelingen stellend dat uit de informatie van de gemeente niet bleek dat het financiële aspect van de inschrijving bepalend zou zijn. Uit de schriftelijke informatie van de gemeente blijkt echter dat het finaciële aspect wel bepalend zou zijn. Van de stelling dat uit uitlatingen van de wethouder en burgemeester kon volgen dat die schriftelijke informatie anders moest worden uitgelegd heeft de ondernemer geen bewijs aangeboden, zodat die stelling moet worden gepasseerd.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer: 67657 / HA ZA 06-2789 vonnis van de enkelvoudige kamer van 12 september 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Begafenis- en Crematieverzorging [persoonsnaam eiseres] b.v., gevestigd te Papendrecht, eiseres, procureur: mr. V.J. Groot, tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Alblasserdam, gevestigd te Alblasserdam, gedaagde, procureur: mr. H.A.H.W. Meijer. Partijen worden hieronder aangeduid als [eiseres] en de Gemeente. 1. Het procesverloop De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken: de dagvaarding van 10 oktober 2006, de conclusie van antwoord, het tussenvonnis van 31 januari 2007 en de daarin genoemde stukken, het proces-verbaal van comparitie van 11 mei 2007 en de daarin genoemde stukken. 2. De vaststaande feiten 2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast. 2.2. Eind 2005 heeft de Gemeente besloten de exploitatie van de aula behorende bij de gemeentelijke begraafplaats te privatiseren. 2.3. Bij brief van 8 februari 2006 heeft de gemeente - onder meer aan [eiseres] - medegedeeld aan welke randvoorwaarden een in te dienen exploitatieplan dient te voldoen. In deze brief is het volgende opgenomen: "Ruimtelijk Met betrekking tot de huidige locatie geldt dat uitbreiding/bebouwing bij voorkeur moet worden gerealiseerd binnen de begrenzing, zoals aangegeven op bijgaande schets. Functioneel/exploitatie De ondernemer verplicht zich voor het gebruik van het rouwcentrum/de aula maximaal marktconforme tarieven te hanteren. De tarieven en wijzigingen behoeven vooraf de goedkeuring van het college van burgemeester en wethouders. De ondernemer zal andere uitvaartondernemers tegen marktconforme voorwaarden en tarieven - faciliteiten en gebruikstijden daaronder begrepen - in de gelegenheid stellen gebruik te maken van het rouwcentrum/de aula. Het rouwcentrum/de aula zal moeten inspelen op specifieke ruimtebehoeften van overledenen met een andere culturele achtergrond. Financiëel. De kandidaat-gegadigde dient voor de huidige locatie/opstal een aanbieding te doen ter compensatie van de huidige boekwaarde van de aula. De boekwaarde bedraagt momenteel € 93.000,- (incl. bijdrage in de kosten ten behoeve van onderkomen beheerders begraafplaats). Voor rekening van de ondernemer komen de kosten van overdracht, evenals de kosten van eventuele schade aan en aanpassingen van het voorterrein. Daarnaast betaalt de ondernemer de noodzakelijke kosten van onderzoeken ten behoeve van de bouwvergunning/vrijstelling, inclusief de kosten van een eventuele planschade. Overige. De kandidaat gegadigde dient zijn voorstel vergezeld te laten gaan van een plansuggestie op hoofdlijnen, die tenminste inzicht zal bieden op het punt van grondgebruik en massa. De uiteindelijke keuze voor een gegadigde zal de gemeente laten afhangen van de mate waarin aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Meer in het bijzonder zal daarbij naar het financiële aspect worden gekeken." 2.4. Bij brief van 5 april 2006 heeft [eiseres] aan de Gemeente bericht zich te willen kwalificeren voor het privatiseren van de aulavoorziening in de gemeente Alblasserdam en haar plannen dienaangaande ingediend. [eiseres] heeft de gemeente bij brief van 18 april 2006 een vergoeding van € 100.000,-geboden. In laatstgenoemde brief is de volgende passage opgenomen: "De huidige boekwaarde is richtinggevend geweest voor ons bod. Over een eventueel verschil tussen uw vraagprijs en ons bod zijn wij bereid om met u te onderhandelen." 2.5. De gemeente heeft [eiseres] vervolgens bij "raadsinformatiebrief" van 16 mei 2006 en bij brief van 24 mei 2006 bericht dat de keuze niet op haar maar op Uitvaartonderneming De Drechtstreek b.v. (hierna: De Drechtstreeek) is gevallen. Deze onderneming heeft de gemeente een vergoeding van € 150.000,- geboden. De voorstellen van [eiseres] en De Drechtstreek verschilden voor het overige nauwelijks van elkaar. 3. De vordering 3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, I. verklaart voor recht dat de door de gemeente gestelde voorwaarden met betrekking tot de verwerving en exploitatie van de aula niet inhielden dat een zo hoog mogelijk bod op de aula moest worden gedaan; II. primair: de Gemeente te gebieden de onderhandelingen te heropenen, nu beide gegadigden een vergelijkbaar plan ten aanzien van de exploitatie hebben gedaan; subsidiair: de gemeente te gebieden [eiseres] alsnog in staat te stellen een aanvullend bod op de aula te doen; meer subsidiair: de gemeente te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele betaling; III. de Gemeente te veroordelen in de kosten van het geding. 3.2. De redenering van de gemeente dat de hoogte van het bod een zeer wezenlijke, zo niet doorslaggevende rol speelde, is onbegrijpelijk omdat [eiseres] als redelijk denkend en handelend koper uit de brief van 8 februari 2006 slechts hoefde te begrijpen dat als financiële voorwaarde slechts werd gesteld dat een compensatie voor de boekwaarde werd geboden, hetgeen [eiseres] heeft gedaan. De in genoemde brief onder het kopje "Overige" genoemde financiële voorwaarden kunnen slechts betrekking hebben op ruimtelijke, functionele en/of exploitatieve randvoorwaarden. Nu beide gegadigden aan laatstgenoemde voorwaarden gelijkelijk hebben voldaan is het onbegrijpelijk dat de gemeente kiest voor De Drechtstreek en de gemeente handelt in verband daarmee onrechtmatig. De Gemeente heeft, door een doorslaggevende betekenis toe te kennen aan de hoogte van de biedingen, de spelregels tijdens het spel gewijzigd hetgeen onrechtmatig jegens [eiseres] is, zeker nu de Gemeente wist dat de in Alblasserdam werkzame uitvaartondernemingen niet goed met elkaar overweg kunnen en ook niet willen samenwerken bij de exploitatie. Voorts handelt de gemeente onrechtmatig door het verzoek van [eiseres] de onderhandelingen te hervatten, af te wijzen. Ter comparitie heeft [eiseres] nog gesteld dat zij er ook vanwege de aan haar door de verantwoordelijk wethouder en nadien door de burgemeester gegeven toelichting op de tekst van de brief van 8 februari 2005 uit mocht gaan dat haar uitleg van die brief de juiste was. Het verweer 3.3. De conclusie van de Gemeente strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. Zij voert als verweer aan dat geen andere uitleg van de brief van 8 februari 2006 mogelijk is dan dat de hoogte van het bod bepalend kon zijn voor de keuze. Als [eiseres] daaraan al twijfelde, had het op haar weg gelegen daarover een vraag te stellen. De Gemeente heeft niet onrechtmatig gehandeld. Ter comparitie heeft de Gemeente gemotiveerd betwist dat aan [eiseres] toezeggingen zijn gedaan. 4. De beoordeling van het geschil 4.1. Voor toewijzing van de vordering van [eiseres] is slechts plaats als de aan de Gemeente verweten handelingen zodanig onzorgvuldig zijn dat zij in strijd zijn met hetgeen de Gemeente in het maatschappelijk verkeer betaamt. Daarvan kan sprake zijn als de Gemeente in strijd heeft gehandeld met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. [eiseres] heeft in de dagvaarding niet geconcretiseerd met welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur de gemeente in strijd heeft gehandeld, maar de rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres] aldus dat zij bedoelt dat de Gemeente in strijd heeft gehandeld met het beginsel van zorgvuldige voorbereiding, die erin is gelegen dat zij in de brief van 8 februari 2006 een zodanige onduidelijkheid heeft laten bestaan over het belang van de hoogte van het bod, dat een redelijk denkend en handelend koper niet hoefde te begrijpen dat de hoogte van het bod van belang zou zijn bij de selectie van de gegadigden, op voorwaarde dat meer werd geboden dan de boekwaarde van de aula. 4.2. De rechtbank acht de tekst en strekking van de brief van 8 februari 2006 voldoende duidelijk. Hoewel [eiseres] dient te worden toegegeven dat het gebruik van de woorden "compensatie van de huidige boekwaarde" op zichzelf genomen ook anders kunnen worden uitgelegd, kan de brief van 8 februari 2006, in zijn geheel beschouwd, niet zo worden uitgelegd dat een redelijk denkend en handelend koper ervan mocht uitgaan dat de hoogte van het bod, voor zover het maar hoger was dan de boekwaarde, niet verder relevant zou zijn bij de selectie van de gegadigden, zoals [eiseres] betoogt. Zoals in rechtsoverweging 2.3. geciteerd, is in de brief onder het kopje "Overige" immers ook opgenomen dat de uiteindelijke keuze voor een gegadigde zal afhangen van de mate waarin aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan en dat meer in het bijzonder daarbij naar het financiële aspect zal worden gekeken. Gelet daarop had [eiseres], zoals de Gemeente terecht heeft aangevoerd, moeten begrijpen dat de hoogte van het bod wel degelijk van belang was. De door [eiseres] aan de Gemeente verweten handelingen alsmede de weigering van de Gemeente om verder te onderhandelen met [eiseres], zijn derhalve niet als onrechtmatig te kwalificeren. 4.3. De ter comparitie naar voren gebrachte stelling van [eiseres] dat zij er gelet op de toelichting van de verantwoordelijk wethouder en van de burgemeester op mocht vertrouwen dat haar uitleg van de tekst van de brief van 8 februari 2007 juist was, kan niet leiden tot een ander oordeel nu door de gemeente eveneens ter comparitie gemotiveerd is betwist dat zodanige uitlatingen zijn gedaan en nu [eiseres] van de gestelde inhoudelijke uitlatingen van de wethouder en de burgemeester geen bewijs heeft aangeboden. 4.4. Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiseres] integraal worden afgewezen en zal zij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. 5. De beslissing De rechtbank: - wijst de vorderingen af; - veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Gemeente bepaald op € 904,- aan salaris van de procureur en € 248,- aan griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 september 2007.