Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4008

Datum uitspraak2007-09-18
Datum gepubliceerd2007-09-21
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7333 NIOAW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing wrakingsverzoek.


Uitspraak

06/7333 NIOAW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer B E S L I S S I N G Op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door: [Verzoeker]. Datum uitspraak: 18 september 2007 I. INLEIDING Verzoeker heeft op 5 april 2007 verzet gedaan tegen de uitspraak van de Raad van 20 februari 2007, 06/7333. Bij brief van 25 juli 2007 is verzoeker uitgenodigd om op zitting van 21 augustus 2007 over het verzet te worden gehoord. In die brief is vermeld dat de behandeling zal geschieden door mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns, voorzitter van de enkelvoudige kamer. Voor de aanvang van het onderzoek ter zitting op 21 augustus 2007 heeft verzoeker bij brief van 18 augustus 2007 verzocht om wraking van mr. Van der Kolk-Severijns. Verzoeker en mr. Van der Kolk-Severijns zijn ingevolge artikel 8:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad van 18 september 2007. Verzoeker en mr. Van der Kolk-Severijns zijn niet ter zitting verschenen. II. MOTIVERING In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van de rechterlijke partijdigheid. De Raad stelt voorop dat een wrakingsgrond gelegen dient te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt; het wrakingsverzoek dient het betrokken lid of de betrokken leden van het rechterlijk college te betreffen, niet het rechterlijk college als zodanig. De Raad is van oordeel dat in hetgeen door verzoeker is aangevoerd ten aanzien van mr. Van der Kolk-Severijns niet gebleken is van enig feit of van enige omstandigheid waaruit de gevolgtrekking gemaakt zou behoren te worden dat de behandeling van de zaken van verzoeker door haar niet kan plaatsvinden zonder dat daarbij gesproken zou kunnen worden van inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid of van de aanwezigheid van schijn van rechterlijke partijdigheid in de hierboven door de Raad aangegeven zin. Voorts is de Raad van oordeel dat hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd niet is gericht tegen de persoon van de rechter die zijn zaak behandelt, doch tegen de rechterlijke macht in het algemeen en in het bijzonder tegen de Raad als zodanig. Zoals de Raad al eerder heeft overwogen, onder meer in een uitspraak van 28 januari 2005, LJN AS8815, is een verzoek om wraking van een rechterlijk college als zodanig geen wrakingsverzoek waarop artikel 8:15 van de Awb ziet. De Raad bepaalt ten slotte, met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, dat een volgend verzoek om wraking van mr. Van der Kolk-Severijns voor de behandeling van de zaak met hoger vermeld registratienummer niet in behandeling wordt genomen. De Raad beslist als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om wraking af. Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en R.H.M. Roelofs en L.H. Waller als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 september 2007. (get.) Th.C. van Sloten. (get.) N.L.E.M. Bynoe. GG