Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4014

Datum uitspraak2007-09-06
Datum gepubliceerd2007-09-24
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4329 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Brief inzake verkeerde rangsbenaming aan functie is een besluit die de rechtspositie bepaalt.


Uitspraak

06/4329 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Korpsbeheerder van de politieregio [politieregio] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 5 juni 2006, 05/2060 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Betrokkene] en appellant Datum uitspraak: 6 september 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2007. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.L.J. van der Peet, werkzaam bij de politieregio [politieregio]. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door G.N.R. Priem MSc, verbonden aan de Politiebond ANPV. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.1. Betrokkene was met ingang van 1 april 1994 aangesteld bij de politieregio [politieregio] in de functie van medewerker Basispolitiezorg B in de rang van brigadier en bezoldigd in schaal 8 van het Besluit bezoldiging politie. Nadat betrokkene door de directieraad van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt was verklaard voor de vervulling van zijn functie is hij herplaatst in de functie van medewerker Toelating/Registratie Vreemdelingenzaken. 1.2. Bij besluit van 24 juni 1997 heeft appellant ten aanzien van betrokkene in verband met deze herplaatsing de salarisinschaling en de positie binnen het werkgebied [politieregio] bevestigd. In dit besluit is als datum van aanstelling in de functie van medewerker Toelating: 1 juli 1997, als functie schaalniveau: 7, en als rang: Brigadier opgenomen. 1.3. Bij brief van 20 december 2004 is aan betrokkene medegedeeld dat in 1997 een verkeerde rang aan de functie van medewerker Toelating is gekoppeld en dat dit betekent dat de rang moet worden aangepast aan het schaalniveau van de functie rechercheur A, waarmee betrokkene sedert oktober 2004 is belast. Om die reden wordt de rangvermelding gewijzigd van brigadier in hoofdagent. 1.4. Bij het bestreden besluit van 27 juli 2005 heeft appellant het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft appellant overwogen dat geen sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat de brief van 20 december 2004 niet op rechtsgevolg is gericht. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd met opdracht aan appellant om een nieuw besluit op bezwaar te nemen en met bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van 20 december 2004 ter zake van de rang van betrokkene wel op rechtsgevolg is gericht. 3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende. 3.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de brief van appellant van 20 december 2004 ter zake van de aan betrokkene toekomende rang een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb bevat, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. De Raad overweegt hiertoe dat de rang die aan een politieambtenaar is toegekend, een van de factoren is, die diens (rechts)positie in de politieorganisatie bepalen. Betrokkene heeft, op basis van het besluit van appellant van 24 juni 1997, gedurende een groot aantal jaren in de organisatie waarin hij werkzaam is, feitelijk de rang van brigadier gevoerd en daaraan wordt door het besluit van 20 december 2004 een eind gemaakt. Als zodanig treft het besluit betrokkene dus in zijn rechtspositie. 3.2. Zelfs indien juist is, hetgeen appellant aanvoert, dat appellant gelet op de inhoud van het Besluit rangen politie (Stb. 1994, 792) gehouden is om bij een functiewijziging de visuele rangonderscheidingstekens in overeenstemming te brengen met het waarderingsniveau van de desbetreffende functie en dat appellant derhalve geen vrijheid heeft om aan betrokkene gelet op diens functie een andere rang dan die van hoofdagent toe te kennen, doet dat aan het voorgaande niet af. 4. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd. 5. De Raad ziet aanleiding appellant met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, begroot op € 322,- wegens juridische bijstand. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak; Veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 322,-, te betalen door de politieregio [politieregio]; Bepaalt dat van de politieregio [politieregio] een griffierecht van € 428,- wordt geheven. Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn, griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 september 2007. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) P.N. Rijnsewijn. HD Q.