Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4668

Datum uitspraak2007-09-24
Datum gepubliceerd2007-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704470/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 14 mei 2007 heeft verweerder de op 12 oktober 1995 aan de Verenigde Coöperatieve Melkindustrie Coberco B.A. verleende vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet, gewijzigd.


Uitspraak

200704470/2. Datum uitspraak: 24 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 14 mei 2007 heeft verweerder de op 12 oktober 1995 aan de Verenigde Coöperatieve Melkindustrie Coberco B.A. verleende vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet, gewijzigd. Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 11 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 11 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2007, waar verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door A. Hager-Hiemstra en ir. S.A. Buil-van den Bos, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Friesland Foods Cheese, vertegenwoordigd door ir. R.M.P.M.J. Gennip. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    De bij het besluit van 12 oktober 1995 verleende vergunning betreft het onttrekken van 80.000 m3 grondwater per kwartaal met een maximum van 286.000 m3 per jaar ten behoeve van proces- en ketelvoedingswater bij de kaasproductie in het productiebedrijf van Verenigde Coöperatieve Melkindustrie Coberco B.A. (thans Friesland Foods Cheese) aan de Toldijkseweg 21 te Steenderen.    Bij het bestreden besluit is de vergunde hoeveelheid te onttrekken grondwater gewijzigd in maximaal 110.000 m3 grondwater per kwartaal met een maximum van 395.000 m3 grondwater per jaar. 2.3.     Verzoeker vreest dat de uitbreiding van de hoeveelheid te onttrekken grondwater zal leiden tot jaarlijks incidentele schade bij de gewassen op zijn landgoed en tot blijvende schade bij de hierop staande bomen. Voorts vreest hij dat zijn monumentale pand hierdoor schade zal lijden. Hij stelt dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar het eventueel verdiepen van de onttrekking, nu dit volgens hem minder nadelige gevolgen heeft voor de huidige grondwaterstand ter plaatse van de betrokken percelen. 2.2.1.    Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting wordt de grondwaterstand ter plaatse van het landgoed als gevolg van de onttrekking van Friesland Foods Cheese ongeveer 4 centimeter verlaagd. Bij de beoogde nieuwe onttrekkingshoeveelheid wordt de grondwaterstand in totaal 5 à 7 centimeter verlaagd. Uit twee peilbuizen in de omgeving blijkt dat er in de periode januari 2005 tot en met april 2007 een grondwaterfluctuatie is geweest van 1,60 meter.    Voorts is in een effectenstudie naar de uitbreiding van de huidige grondwateronttrekking aangegeven dat ten gevolge hiervan geen negatieve effecten op de zetting zijn te verwachten. 2.2.2.    Het voorgaande in aanmerking genomen, is de Voorzitter niet gebleken dat onmiddellijke inwerkingtreding van het bestreden besluit voor verzoeker onevenredig nadelige gevolgen zal hebben.    Hij is derhalve van oordeel dat, gelet op de betrokken belangen, voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening de daartoe ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht vereiste onverwijlde spoed ontbreekt. De Voorzitter ziet daarom aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Heijerman Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2007 255.