Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4993

Datum uitspraak2007-10-03
Datum gepubliceerd2007-10-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers74661 ha za 06-12
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dexia zaak


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 74661 ha za 06-12 datum vonnis: 3 oktober 2007 (vdv) Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: X en Y, echtelieden wonende te Nijverdal, eisers, verder te noemen: X, procureur: mr. E.H. Hoeksma, tegen de naamloze vennootschap DEXIA Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde, procureur: mr. E.M.M. van de Loo, advocaat: mr. G.P. Roth. Het procesverloop X heeft gevorderd conform de inleidende dagvaarding. Dexia heeft een akte van schorsing, X een akte tot hervatting van de procedure en Dexia vervolgens een conclusie van antwoord genomen. X heeft vervolgens een conclusie van repliek en akte vermeerdering van eis en akte vermeerdering van eis subsidiair en Dexia een conclusie van dupliek genomen en nadien hebben partijen vonnis verzocht. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing De vordering (kort samengevat) 1. Nadat X in begin 1998 een aantal keer was benaderd door Verzekerd Spaarplan Nederland (VSN), een cliëntenremisier van Bank Labouchere (rechtsvoorgangster van Dexia), heeft X bewilligd in een afspraak en is geadviseerd de overwaarde in de echtelijke woning aan te wenden voor een hoger rendement voor zijn oude dag en kosten studie van kinderen. Dit resulteerde in het op 14 april 1998 uitgebracht advies met bijlagen (productie 2 dagvaarding), waaronder een viertal prognoses (productie 4 dagvaarding). 2. Dit resulteerde in een door X op 17 maart en 1 april 1998 afsluiten van een aantal overeenkomsten Capital Effect onder nummers 20006548, 20006556, 20007145, 20007144 en 20007143, zomede een overeenkomst Multiplier Effect onder nummer 40001540 (dagvaarding productie 4). Voor de verdere beoordeling ziet de rechtbank alle overeenkomsten, gespecificeerd in die producties, als een geheel, hetgeen ook geldt voor de daaruit voor X voortvloeiende verplichtingen. 3. Op de Capital Effect’s diende X te voldoen: 20006548: 56 termijnen van f 97,99 = f 5.487,44 = € 2.490,09 20006556: 56 termijnen van f 148,26= f 8.302,56 = € 3.767,53 20007145: 60 termijnen ineens f 16.692,-- = € 7.574,49 20007144: ,, f 16.692,-- = € 7.574,49 20007143: ,, f 16.692,-- = € 7.574,49 Op Multiplier Effect: 40001540: f 24.016,47 =€ 10.898,19 In totaal betaalde X op de overeenkomsten aldus: f 87.882,47 = € 39.879,323 4. Verdere voorwaarden (voorzover van belang): 2. Deze leaseovereenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 180 (Capital Effect’s) en 60 (Multiplier Effect)maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden. 3. Lessee kan deze leaseovereenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom op dat moment. ...... 7. Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze leaseovereenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden. 5. In de loop van 2003 liep de overeenkomst Multiplier Effect af en bleek X dat niet alleen die overeenkomst een restschuld kende, maar daarnaast (na de eerste 60 maanden) de betalingsverplichtingen op de laatste drie Capital Effect’s herleefden. Er restte X niets anders dan het afkopen van alle leaseovereenkomsten middels het aan gaan van een nieuwe hypothecaire lening en zodoende de totale restschuld ad € 25.721,80 aan Dexia te voldoen (productie 7 en 8 dagvaarding). 6. Bij brief van 22 juni 2005 (productie 9 dagvaarding) heeft X Dexia aansprakelijk gesteld, de Capital Effect’s en Multiplier Effect overeenkomsten buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van zijn ingelegde gelden en betaalde restschuld(en). 7. Het voorgaande baseert X onder meer op de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet Consumenten Krediet respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 dezer wet zulks in de zin van de aandelenleasejuris-prudentie dezer rechtbank (Dexia-Cosar LJN AS 4746 e.v.) zomede de schending door Dexia van de te zijnen aanzien in acht te nemen zorgplicht bij het aangaan van die overeenkomsten respectievelijk het onrechtmatig optreden van (de medewerker van) VSN. 8. X vordert: I. Voor recht te verklaren dat a. de aandelenleaseovereenkomsten ontbonden zijn althans die te ontbinden; b. Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en deswege schadeplichtig is; c. de aandelenleaseovereenkomsten nietig zijn. II. Dexia te veroordelen aan X te voldoen tegen bewijs van kwijting het door hem betaalde ad € 39.879,32 vermeerderd met de restschuld van € 25.721,80 = € 65.601,12. III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de onderscheiden betalingen zijn verricht althans vanaf datum dagvaarding. IV. Vervallenverklaring van de restschuld van X. V. Dexia te veroordelen in de proceskosten. VI. Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het verweer van Dexia (kort samengevat) 9. Dexia stelt dat de aandelenleaseovereenkomsten Capital Effect en Multiplier Effect zijn afgesloten via de assurantietussenpersoon VSN die X terzake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van X heeft VSN hem aanvraagformulieren verschaft en de Bank heeft die door X ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomsten aan VSN verstuurd. Dexia stelt aan haar zorgplicht ten opzichte van X te hebben voldaan. 10. Voor deze overeenkomsten wordt voorzien in aflossing van de aankoopsom en diende X uit hoofde van deze overeenkomsten gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen. Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken van de looptijd van deze overeenkomsten geen zogenaamde restschuld kan ontstaan, ook niet in geval van te zeer gedaalde aandelenkoersen. Slechts in het geval deze tussentijds wordt beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat de mogelijkheid dat X nog een bedrag verschuldigd is. Voorts heeft X uit hoofde van de overeenkomsten een bedrag van € 8.551,32 aan dividend uitgekeerd gekregen, voorts is een bedrag van € 204,63 aan dividend verrekend met openstaande posten en heeft X onbetwist € 1.209,78 aan dividendbelasting kunnen terugvorderen, welke bedragen alle in mindering dienen te strekken op eventuele schade. 11. Dexia acht de WCK als zodanig niet van toepassing op de onderhavige aandelenleaseovereenkomsten en voorzover daarover anders moet worden gedacht, overschrijdt het totaal dier overeenkomsten het in die wet gestelde grensbedrag en is de WCK uit dien hoofde niet van toepassing. 12. Ten aanzien van het optreden van VSN als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat VSN niet enkel X als klant bij de Bank heeft aangebracht maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en/of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon. 13. Naar aanleiding van de door X gestelde grondslag van onrechtmatige daad stelt Dexia alleen al de tekst van de overeenkomsten duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat maar over een geldlening, de door X ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden. 14. Betreffende de schade wijst Dexia erop dat X niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in zijn vordering zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt. De beoordeling 15. De overeenkomsten Capital Effect en Multiplier Effect staan tussen partijen vast evenals het feit dat X daarop € 39.879,32 heeft voldaan zomede een restschuld van € 25.721,80 en een bedrag van € 8.551,32 aan dividend heeft ontvangen, een bedrag van € 204,63 aan dividend is verrekend en € 1.209,78 aan dividendbelasting door X teruggevorderd is of had kunnen worden, zomede die overeenkomsten inmiddels (tussentijds) zijn beëindigd. Wet Consumenten Krediet 16. De rechtbank acht de WCK ten deze niet van toepassing vanwege overschrijding van het op 1 april 1998 geldende grensbedrag van f 50.000,--: beslissend is de totale kredietsom en dat is de gehele leasesom van alle overeenkomsten tezamen die aanzienlijk meer bedraagt. Zorgplicht/onrechtmatige daad/VSN 17. Ten aanzien van de overeenkomst is derhalve de gestelde onrechtmatige daad als grondslag voor de vordering van X te bezien: a. VSN is een zogenaamde cliëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel genoemde instellingen. b. Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of VSN zich beperkt heeft tot het aanbrengen van X als klant bij Dexia of dat VSN verdere, voor een cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft. Daarvoor is het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan. c. Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afm.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is, voor zover hier van belang, te lezen: Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninstellingen die een vergunning hebben van de AFM. Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van cliënten onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren. d. Uitgaande van deze uitleg -en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook onderschrijft, uit- was het aan VSN toegestaan om X te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van beleggingscategorieën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om X te adviseren. e. Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR. Dat zijn, voor zover in deze specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde “cold calling” i.e. een verbod om hen die nog geen cliënt zijn telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkenen daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te verschaffen. f. Op grond van de op dit punt ongenoegzaam weersproken gebleven stellingen van X moet worden aangenomen dat VSN het cold calling verbod heeft overtreden en zich niet, althans volstrekt onvoldoende, verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van X, diens financiële positie, beleggingsdoelstelling(en) en beleggingservaring en aldus ook niet in diens belang gehandeld heeft. g. Met betrekking tot het tot stand komen van het contact met VSN is door X immers onweersproken gesteld, dat hij door VSN ongevraagd telefonisch is benaderd en hem vervolgens een beleggingsconstructie is gepresenteerd en geadviseerd waarmede het vermogen snel kon worden vergroot. Dat is een ander eerste contact dan op grond van een schriftelijke of elektronische uitnodiging, dan wel een contact naar aanleiding van het verschaffen van schriftelijke of elektronische informatie aan X. h. Met betrekking tot hetgeen verricht is door VSN om zich een beeld te vormen van X, diens financiële positie, beleggingsdoelstellingen en beleggingservaring, is door X, naast hetgeen reeds onder g hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld dat hij, X, aan de medewerker van VSN naar aanleiding van diens vragen verteld heeft dat hij meer wilde sparen om de studie van zijn kinderen bekostigen, een en ander te verbouwen en zomogelijk eerder met pensioen te gaan. Schriftelijke productinformatie van VSN, zegt hij niet, althans in onvoldoende mate, gekregen te hebben en naar aanleiding van vragen voor het tekenen van de overeenkomst werd verwezen naar de looptijd van 60 maanden, dat hem nooit duidelijk is geweest dat hij een lening heeft aangegaan, dat hij daar niet op gewezen is, dat hij dat uit de tekst van de overeenkomst niet heeft kunnen opmaken, dat over een maandbedrag, leasen, koersdaling en over een restschuld nooit gesproken is, dat ook nooit aan de orde is geweest dat hij alles kon kwijtraken. i. Deze onder h weergegeven stellingen van X zijn weliswaar, naar uit de overgelegde producties en dan met name het aanvraagformulieren van 11 en 25 maart 1998 (productie 10 CvD) en de overeenkomsten Capital Effect respectievelijk Multiplier Effect moet worden afgeleid, niet allemaal juist maar niettemin kan er de conclusie uit getrokken worden dat X, ook na aanvankelijke kritische vragen, niet begrepen heeft wat hem is voorgehouden alsmede dat ook de voorlichting tekortgeschoten is. Onjuist is immers dat er niet over leasen gesproken is want de door X ondertekende overeenkomst is een lease-overeenkomst, evenals dat X niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake van een lening was, want er is immers sprake van rente in de overeenkomst, dat over een maandbedrag niet gesproken is, want dat maandbedrag is naast de looptijd in de overeenkomst vermeld. Dat de voorlichting tekortgeschoten is blijkt genoegzaam uit het feit dat VSN, naar onweersproken gesteld is, in de vooraf mondelinge aan X verstrekte informatie er kennelijk geen aandacht aan het break-evenrendement geschonken is en de omstandigheid dat X, die geen/ onvoldoende beleggingservaring had, van de hele opzet kennelijk niets begrepen heeft zoals uit zijn persoonlijke statements die bij de stukken zijn gevoegd blijkt. Dat er voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies is gesteld noch gebleken. In ieder geval blijkt daarvan niets uit het door Dexia overgelegde Aanvraag Formulier Effectenlease. j. Uit een overgelegde productie, de aanvraagformulieren effectenlease van 11 en 25 maart 1998 van VSN dat voorafgegaan is aan de overeenkomsten Capital Effect en Multiplier Effect blijkt dat er toen al een keuze is gemaakt voor deze beleggingsconstructie. Op die formulieren afkomstig van VSN met de naam van haar adviseur Stefanie, haar adviseursnummer ATP 37 en de handtekening van X, is namelijk vermeld dat X uit de drie daarop genoemde constructies gekozen heeft voor Capital Effect respectievelijk Multiplier Effect met onder meer maandbetalingen c.q. een vooruitbetaling van 60 maanden ineens. De rechtbank leidt ook daaruit en uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande correspondentie tussen X en Labouchère is overgelegd, af dat VSN degene is die geadviseerd heeft over de wijze van beleggen en tot welk bedrag. Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling op, immers is meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan te merken. k. De conclusie tot zover is dat VSN in haar relatie tot X niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BW, immers niet gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen, hetgeen, naast een contractuele tekortkoming ook weer als onrechtmatig handelen is aan te merken. VSN is daarmee aansprakelijk voor de door X als gevolg van haar onrechtmatig handelen opgekomen schade. 18. Daarmee komt de rechtbank toe aan de aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover die een gevolg is van haar eigen gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW voor gedragingen van VSN. Dienaangaande wordt het volgende overwogen: a. De rechtbank stelt voorop dat tussenpersonen -en dus ook cliëntenremisiers- een belangrijke instrument voor financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten. Dat legt op de instelling die van de diensten van een cliëntenremisier gebruik maakt en hem doorgaans -zoals dat ook in dit geval kennelijk is gebeurd nu op dit punt niets anders is gesteld of gebleken- ook middels de toekenning van provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de selectie van de tussenpersoon van wie hij cliënten en opdrachten accepteert. b. Een en ander blijkt ook uit het bepaalde in artikel 41 NR 99 (in vervolg op Bte 95) dat de effecteninstelling onder andere gebiedt om zich met betrekking tot de onder i, ii en iii van dat artikel genoemde effecteninstellingen te onthouden van een aantal zaken waaronder het verrichten van effectentransacties voor deze instellingen. VSN zou, indien zij zich aan de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar niet tot één van die categorieën behoord hebben, maar nu zij zich niet aan die regels gehouden heeft, behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid Wte (categorie i). c. De vraag is nu of Dexia voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van X als klant, c.q. het contracteren met X op basis van wat door VSN aan haar omtrent X en hetgeen de inhoud van de door X gewenste overeenkomst(en) met haar geweest zou zijn, is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. De aanvraagformulieren d.d. 11 en 25 maart 1998, waarop Dexia zich beroept, geven geen informatie omtrent de financiële positie van X, noch omtrent diens beleggingservaring of beleggingsdoelstelling. Op deze van VSN afkomstige aanvraagformulieren, in de tijd voorafgaand aan de overeenkomsten Capital Effect en Multiplier Effect is (deels) keuze gemaakt voor vooruitbetaling voor 5 jaar en dienvolgens bijbehorende kredietsom. Daaraan kan alleen verboden advisering door de medewerker van VSN, die dat formulier heeft ingevuld en van haar naam en adviseursnummer (ATP 37) voorzien heeft, ten grondslag gelegen hebben. Dexia had dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met X op basis van die adviezen moeten onthouden. Door dat na te laten en aldus te handelen in strijd met Bte 95 is de overeenkomst tussen X en Dexia nietig, immers ligt daaraan dezelfde gedachte ten grondslag als aan artikel 7 Wte, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de positie van de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens X gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk voor de door X als gevolg van het complex van onrechtmatige handelingen geleden schade. d. Los van bovenstaande kan tevens geconcludeerd worden dat Dexia door aldus te handelen -en naar mag worden aangenomen aan VSN provisie te betalen- gebruik heeft gemaakt van de hulp van VSN bij het tot stand brengen van de overeenkomst met X en daarmee tevens voor de gedragingen van VSN aansprakelijk is. De vordering, voor zover toewijsbaar, is dienvolgens ook tegen Dexia toewijsbaar. 19. Gelet op de conclusies dat de overeenkomsten Capital Effect en Multiplier effect op deze grond nietig zijn, is het gevolg daarvan dat de rechtsgrond(en) die ten grondslag lag(en) aan de wederzijds verrichte prestaties met terugwerkende kracht daaraan is (zijn) ontvallen. Beide partijen dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bevonden. Dat betekent dat de aandelen voor rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel al niets meer te vorderen had van X en hetgeen door X aan haar betaald is in beginsel als onverschuldigd aan hem terug moet betalen. Het onderdeel I van de vordering van X is derhalve in zoverre in principe toewijsbaar. 20. Met betrekking tot onderdeel II wordt daarbij overwogen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan omdat aannemelijk is dat de nietigheid van die overeenkomsten niet door hem zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was. De rechtbank vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel 6:278 lid 2 BW te bepalen dat de helft van het door X aan Dexia betaalde inleg resp. restschuld, zulks onder aftrek van door hem ontvangen dividend, verrekend dividendbedrag en teruggave dividendbelasting door Dexia aan X moet worden terugbetaald. De rechtbank relateert dit speciaal aan deze (vorm van) overeenkomsten die niet tot een restschuld behoeft te leiden, maar (alleen tot het moment van tussentijdse beëindiging) niet de verwachte opbrengst heeft gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding de door X voorgestelde verdeelsleutel toe te passen. Toegewezen wordt derhalve: (€ 39.879,32 + € 25.721,80) : 2 = € 32.800,56 – (€ 8.551,32 + € 204,63 + € 1.209,78) = € 22.834,83. 21. Door Dexia is nog een beroep op eigen schuld van X gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de schade mede aan X moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder enige beleggingservaring, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan in een voor hem duister avontuur gestort. 22. Toch verbindt de rechtbank daar niet de door Dexia gewenste consequenties aan. Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in haar de jegens X betamende zorg dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de schade met toepassing van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, eerste lid BW over de partijen te verdelen als onder 25 hierboven overwogen . 23. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt, behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking. 24. Als ieder gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, dient elke partij de eigen kosten van het geding te dragen. RECHTDOENDE I. Verklaart voor recht dat de tussen partijen d.d. 17 maart en 1 april 1998 gesloten overeenkomsten Capital Effect met het nummers 20006548, 20006556, 20007145, 20007144 en 20007143 respectievelijk Multiplier Effect onder nummer 40001540 nietig zijn. II. Veroordeelt Dexia om aan X te betalen een bedrag van € 22.834,83 (tweeentwintigduizendachthonderdvierendertig euro en drieëntachtig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 1 augustus 2005 tot de dag van betaling. III. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. IV. Verklaart het onderdeel II van het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. V. Wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van der Veer en op 3 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.