Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5133

Datum uitspraak2007-10-04
Datum gepubliceerd2007-10-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers440158-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

feitelijke aanranding van de eerbaarheid; bedreiging met verkrachting


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440158-07 Uitspraak: 4 oktober 2007 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer. De officier van justitie, mr. L.N. Stempher, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde tot: - een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest; - een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook als dat ambulante behandeling bij een door de reclassering aan te wijzen instelling inhoudt; - de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging). De rechtbank verbetert in de tenlastelegging in het onder 1 ten laste gelegde een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad. BEWIJS Bewijsoverwegingen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de verklaringen van haar cliënt niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, omdat gelet op zijn verstandelijke beperkingen zeer getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. In de processen-verbaal van de politie d.d. 19 en 20 juni 2007 (dossierpagina’s 51 tot en met 57) waarin de verklaringen van verdachte zijn opgenomen is te zien dat aan verdachte open vragen zijn gesteld waarop verdachte vervolgens met een gedetailleerd antwoord is gekomen. Met name met betrekking tot de plaatsen waar het ten laste gelegde zou hebben plaatsgevonden is verdachte heel precies. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte. Vrijspraak De verdachte dient van het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding). Van het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: 1. feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van strafrecht; 2 primair. poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht; 3 subsidiair. bedreiging met verkrachting, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht; 4 subsidiair. bedreiging met verkrachting, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht; 5. poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een aantal maanden geprobeerd dames op straat onzedelijk te betasten en hij heeft een tweetal dames bedreigd met verkrachting. Eén van de slachtoffers heeft hij daadwerkelijk betast. Dergelijk gedrag is zeer kwalijk en kan tot gevolg hebben dat de slachtoffers zich niet langer ongedwongen en vrij op straat kunnen bewegen. De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 15 augustus 2007 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Door de psychiater C.J.M. Vredeveld is op 7 augustus 2007 rapport opgemaakt omtrent de persoon van de verdachte. Vredeveld concludeert dat verdachte verstandelijk zeer beperkt is en dat hij vanuit gedragskundig-psychiatrisch oogpunt als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd over en maakt deze tot de hare. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid. Op 17 september 2007 is door J. de Jong – Stoel, reclasseringswerker werkzaam bij de Reclassering Nederland, unit Zwolle, een voorlichtingsrapport uitgebracht over de persoon van de verdachte. De reclassering concludeert dat verdachte een man is die recidiveert aangaande seksueel grensoverschrijdende delicten, die begrijpt dat hij dit gedrag niet mag vertonen, maar niet in staat is zichzelf hierin te corrigeren. Verdachte is inmiddels voor behandeling aangemeld bij De Tender en indien daar geen plaats is zal de reclassering andere behandelmogelijkheden onderzoeken. Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte voor de bewezenverklaarde feiten bestraft dient te worden met een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Om verder recidive te voorkomen stelt de rechtbank reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde waarbij is bepaald dat de reclassering verdachte kan voorschrijven dat hij deelneemt aan een ambulante behandeling bij De Tender of een soortgelijke behandelinstelling. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 2 primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 200,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts terzake van het ten laste van verdachte onder 2 primair bewezen verklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 200,-- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]. BESLISSING Het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 80 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf . De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte deelneemt aan een ambulante behandeling bij De Tender of een soortgelijke behandelinstelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te 7413 BB Deventer, Smyrnastraat 14, van een bedrag van € 200,-- (zegge: tweehonderd euro). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 200,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. G.M.J. Vijftigschild en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2007.