Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5610

Datum uitspraak2007-10-04
Datum gepubliceerd2007-10-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 06/497
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tuchtgerecht Akkerbouwproductschappen


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven AWB 06/497 4 oktober 2007 20330 Tuchtgerecht Akkerbouwproductschappen Uitspraak in de zaak van: Maatschap A en B, te C, appellante van een tuchtuitspraak van 15 mei 2006 van het Tuchtgerecht Akkerbouwproductschappen (hierna: tuchtgerecht), kenmerk PH 05-19 en PH 05-20. 1. De procedure Bij voormelde uitspraak van 15 mei 2006 heeft het tuchtgerecht beslist op het verzet van appellante tegen de uitspraak van het tuchtgerecht van 21 november 2005 en deze uitspraak bevestigd. In laatstgenoemde uitspraak heeft het tuchtgerecht aan appellante een geldboete van € 1.200,-- opgelegd. Bij brief van 18 juni 2006, bij het College binnengekomen op 20 juni 2006, heeft appellante beroep ingesteld tegen de tuchtuitspraak van 15 mei 2006. Bij brief van 26 juni 2006 heeft de secretaris van het tuchtgerecht de stukken doen toekomen aan de griffier van het College. Het College heeft de zaak behandeld ter zitting van 23 augustus 2007. Ter zitting zijn verschenen D en E, beiden werkzaam bij het Hoofdproductschap Akkerbouw. Appellante is met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. 2. Het wettelijk kader De Verordening HPA bestrijding Phytophthora infestans bij aardappelen 2003 (hierna: Verordening) luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " Artikel 4 Het is de ondernemer verboden om in een perceel waarop een gewas geteeld wordt, een aantasting van Phytophthora infestans te hebben, die als volgt omschreven is: a. een groep min of meer aaneengesloten, zichtbaar door Phytophthora infestans aangetaste aardappelplanten waarvan, binnen een oppervlakte van 20 m2, minimaal 1000 (enkelvoudige) blaadjes zijn aangetast door vitale Phytophthora infestans of b. verspreid aangetaste aardappelplanten waarvan, binnen een oppervlakte van 100 m2, minimaal 2000 (enkelvoudige) blaadjes zijn aangetast door vitale Phytophthora infestans. Ingeval van stengelphytophthora telt elke stengel met vitale Phytophthora infestans voor 5 blaadjes. Artikel 8 Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. (…) " De Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 luidt, voorzover hier van belang, als volgt: " Artikel 2 1. De tuchtrechtelijke maatregelen in de zin van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, die op overtreding van verordeningen van een bedrijfslichaam kunnen worden gesteld, zijn: (…) b. geldboete; (…) Artikel 4 1. Het bedrag van de geldboete is ten minste € 2,- en ten hoogste € 4500,-. (…) " 3. De tuchtuitspraken In de uitspraak van 21 november 2005, waartegen appellante verzet heeft gedaan, heeft het tuchtgerecht als volgt overwogen. De Plantenziektenkundige Dienst heeft op 25 juli 2005 op een aardappelperceel van appellante een strafbare aantasting met Phytophthora heeft aangetroffen. Door verstrekking van een zogeheten gele kaart heeft appellante hiervoor een waarschuwing gekregen. Vervolgens heeft de Plantenziektenkundige Dienst op 2 en 9 augustus 2005 weer een strafbare aantasting waargenomen, waarvoor zij tweemaal een zogeheten rode kaart heeft verstrekt. Het tuchtgerecht heeft bewezen geacht dat appellante artikel 4 van de Verordening heeft overtreden en appellante terzake een geldboete opgelegd van € 1.200,--. Bij de bestreden uitspraak van 15 mei 2006 heeft het tuchtgerecht overwogen dat het verzetschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden geeft die leiden tot een andere beslissing dan de uitspraak van 21 november 2005. Daartoe heeft het tuchtgerecht overwogen dat ook op 9 augustus 2005 een aantasting door phytophthora van een strafbaar niveau is aangetroffen. Indien appellante, zoals zij stelt, bestrijdingsmaatregelen heeft genomen, zijn deze blijkbaar onvoldoende geweest, aldus het tuchtgerecht. Uit de keuring op 5 augustus 2005 van het vernietigde loof door de Nederlandse Algemene Keuringsdienst (hierna: NAK) kan het tuchtgerecht niet afleiden dat het loof op het perceel waarop de rode kaarten zien, op die datum reeds vernietigd was. Daarbij heeft het tuchtgerecht gewezen op de onduidelijkheid over de perceelsnummering van de veldkeuring en de perceelsaanduiding opgenomen in het berechtingsrapport. 4. Het standpunt van appellante Appellante heeft in beroep aangevoerd dat zij ten tijde van de verstrekking van de gele kaart op 25 juli 2005 wist dat een perceel met pootaardappelen was aangetast door Phytophthora en zij haar uiterste best deed deze met chemische gewasbeschermingsmiddelen de baas te worden. Omdat die behandeling onvoldoende bleek, heeft appellante met toestemming van de NAK het loof op 3 augustus 2005 doodgespoten. Zij meende de op 2 augustus 2005 geconstateerde strafbare aantasting door Phytophthora aldus te hebben beëindigd en ging er vanuit dat daarmee de kous af was. Appellante heeft aangevoerd dat uit het keuringsverslag van de NAK blijkt dat het niet mogelijk is dat op 9 augustus 2005 wederom een strafbare aantasting is waargenomen, omdat de keurmeester van de NAK op 5 augustus 2005 al heeft geconstateerd dat het loof was vernietigd. Zij stelt voorts deze tweede rode kaart niet ontvangen te hebben en vraagt zich af of het wellicht om een ander perceel gaat. 5. De beoordeling van het hoger beroep 5.1 Als beschrijving van de ligging van het perceel waarop de aantasting met Phytophthora is aangetroffen, is in de gele kaart van 25 juli 2005 en in de eerste rode kaart van 2 augustus 2005 vermeld "F". In de tweede rode kaart van 9 augustus 2005 is als beschrijving vermeld "gedeelte links van F". Aldus is de ligging van de aantasting in de gele kaart en de twee rode kaarten in grote lijnen aangeduid. Uit de aanduiding en de overige stukken in het dossier leidt het College af dat de aantasting met Phytophthora voorkwam in het perceel met kadastraal nummer 6343. Appellante heeft naar voren gebracht dat zij perceel 6343 administratief en in het veld had onderverdeeld in verschillende deelpercelen. Deze onderverdeling blijkt ook uit een 'Bevestiging van de aangifte voor de veldkeuring van aardappelen in 2005' en een 'Keuringsverslag Veldkeuring pootaardappelen', beide afkomstig van de NAK. Volgens deze stukken had appellante perceel 6343 onderverdeeld in zeven deelpercelen. Voor vier deelpercelen heeft de NAK op 3 augustus 2005 een laatste keuring uitgevoerd, en is de loofvernietiging gecontroleerd op 5 augustus 2005. Voor de drie andere deelpercelen heeft de laatste keuring door de NAK pas op 16 september 2005 plaatsgehad. 5.2 Appellante heeft erkend dat op 2 augustus 2005 sprake was van een overtreding van artikel 4 van de Verordening. Zij wist sinds in ieder geval 16 juli 2005 (zo blijkt uit het beroepschrift) van de strafbare aantasting en kon deze uiteindelijk slechts bestrijden door het loof dood te spuiten. Met het doodspuiten heeft zij gewacht totdat de NAK op 3 augustus 2005 daarvoor toestemming had gegeven. Naar het oordeel van het College heeft appellante daarmee bewust de overtreding van artikel 4 Verordening voort laten duren, terwijl niet gebleken is dat bijzondere omstandigheden tot deze handelwijze noopten. Het College is van oordeel dat de overtreding door appellante van artikel 4 van de Verordening op 2 augustus 2005 is komen vast te staan en aan appellante toegerekend moet worden. Het beroep dient in zoverre ongegrond te worden verklaard. 5.3 Wat de door het tuchtgerecht vastgestelde overtreding op 9 augustus 2005 betreft, overweegt het College het volgende. Zoals hierboven is vermeld, kan uit het keuringsverslag van de NAK worden afgeleid dat appellante tussen 3 en 5 augustus 2005 het aardappelloof op vier deelpercelen heeft doodgespoten. Het College stelt met appellante vast dat het daarom niet aannemelijk is dat de tweede rode kaart van 9 augustus 2005 betrekking heeft op deze vier deelpercelen. Echter, de tweede rode kaart en de schriftelijke verklaring waarmee de voorzitter van het Hoofdproductschap Akkerbouw de zaak bij het tuchtgerecht aanhangig heeft gemaakt, bevatten een beschrijving van het aangetaste perceel in termen met eenzelfde algemene strekking als de termen waarmee de aangetaste percelen in de gele respectievelijk rode kaart van 25 juli 2005 en 2 augustus 2005 zijn aangeduid. Deze omstandigheid heeft het tuchtgerecht er ten onrechte niet van weerhouden om ook aan de boete ten grondslag te leggen de overtreding op 9 augustus 2005 van artikel 4 van de Verordening. De bestreden uitspraak berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering en het beroep dient in zoverre gegrond te worden verklaard. 5.4 Gelet op het voorgaande dient de bestreden uitspraak te worden vernietigd. Het College ziet aanleiding om de zaak zelf af te doen. Het College overweegt dat in verband met de belangen die de Verordening beoogt te beschermen, van de controlerende instantie dient te worden gevergd dat de aanduiding van de locatie van de aantasting bij het geven van een waarschuwing en het opstellen van een berechtingsrapport, zo specifiek mogelijk is, teneinde de kans op succesvolle bestrijding te vergroten. In het voorliggende geval was een meer specifieke aanduiding van de aangetaste deelpercelen – door middel van aanduiding van de deelperceelnummers dan wel het bijvoegen van een situatieschets – mogelijk. Door dit na te laten, heeft de controlerende instantie onduidelijkheid alten bestaan over de locatie van de aantasting met Phytophthora op 9 augustus 2005. Gezien deze onduidelijkheid, is het College van oordeel dat overtreding door appellante op deze datum onvoldoende is komen vast te staan. Met toepassing van artikel 8 van de Verordening, in samenhang gelezen met artikel 2, eerste lid, onder b, en artikel 4, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, acht het College, gelet op de ernst van de overtreding en de omstandigheden van de zaak, het opleggen van een boete van € 600,-- voor de overtreding op 2 augustus 2005 passend en geboden. 6. De beslissing Het College - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden tuchtbeslissing, doch alleen voor zover deze betrekking heeft op de overtreding van 9 augustus 2005; - legt appellante een boete op van € 600,--. Aldus gewezen door mr. J.A. Hagen, mr. M.A. Fierstra en mr. M. van Duuren, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2007. w.g. J.A. Hagen de griffier bevindt zich in de onmogelijkheid de uitspraak te ondertekenen.