Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5738

Datum uitspraak2007-10-16
Datum gepubliceerd2007-10-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers164243 KG ZA 07-583
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Kosten ontruiming woning door deurwaarder zijn geen kosten die op grond van het vonnis door middel van een verhaalsbeslag kunnen worden verhaald op de veroordeelde.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 164243 / KG ZA 07-583 Vonnis in kort geding van 16 oktober 2007 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, procureur mr. J.E. Benner, advocaat mr. R.J. Skála te Haren, tegen de stichting WONINGSTICHTING ONS BEZIT, gevestigd te Vught, gedaagde, procureur mr. M.L.W. Weerts. Partijen zullen hierna [eiser] en de Woningstichting genoemd worden. 1. De procedure 1.1. [eiser] heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven. 1.2. De advocaat van [eiser] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties. 1.3. De procureur van de Woningstichting heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities met producties. 1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd. 2. De feiten 2.1. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard verstekvonnis van deze rechtbank, sector kanton van 18 augustus 2005 is - voor zover thans van belang - het navolgende bepaald: “DE KANTONRECHTER ONTBINDT de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betreffende het gehuurde te [adres]. VEROORDEELT de gedaagde partij om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, dit perceel met alle zich daarin bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en met afgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van de eisende partij te stellen. MACHTIGT de eisende partij, voor het geval de gedaagde partij met voormelde ontruiming in gebreke mocht blijven, die ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, zulks op kosten van de gedaagde partij, zonodig met behulp van de sterke arm. 2.2. Voorts is [eiser] als gedaagde veroordeeld om aan de Woningstichting te betalen - een bedrag van € 775,75, te vermeerderen met rente aan achterstallige huurpenningen, - een bedrag van € 193,83 per maand zolang [eiser] de woning niet zou hebben ontruimd, ingaande september 2005, als gebruiksvergoeding en - een bedrag van € 336,60 aan proceskosten aan de zijde van de Woningstichting. 2.3. Op 27 september 2005 heeft de ontruiming van voormelde woning door een deurwaarder plaatsgehad. 2.4. [eiser] heeft tegen voornoemd verstekvonnis tijdig verzet aangetekend, waarna [eiser] bij verzetvonnis van deze rechtbank, sector kanton van 12 oktober 2006 tot kwaad-opposant is verklaard en het verstekvonnis van 18 augustus 2005 is bevestigd, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, begroot op € 100,00. 2.5. Bij deurwaardersexploot van 17 november 2006 zijn bovengenoemd verstekvonnis en het vonnis in verzet aan [eiser] betekend, met bevel aan [eiser] om aan de inhoud daarvan te voldoen door middel van betaling van een bedrag van € 2.354,96 plus p.m. ter zake rente. In dat bedrag is begrepen een bedrag aan proceskosten uit hoofde van het verstekvonnis en het verzetvonnis, alsmede de volgende bedragen: - executiekosten (inclusief betekening vonnis) € 814,57 - nasalaris gemachtigde € 59,50 - kosten van het exploit € 81,71 Verder wordt de executie aangezegd bij niet of niet tijdige voldoening daarvan. 2.6. Bij brief van 4 januari 2007 heeft de raadsman van [eiser] aan Stalman Deurwaarderskantoor Stalman B.V. te ’s-Hertogenbosch medegedeeld dat uit het verstekvonnis van 18 augustus 2005 blijkt dat er geen executiekostenveroordeling ter zake de ontruiming is uitgesproken, zodat deze kosten niet bij [eiser] in rekening gebracht kunnen worden, evenmin als het nasalaris (nu er geen bevelschrift als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv voorhanden is). 2.7. Bij brief van 9 januari 2007 heeft de heer M.J.G. de Leeuw van Deurwaarderskantoor Stalman B.V. aan de raadsman van [eiser] laten weten dat terecht aanspraak wordt gemaakt op betaling van de executiekosten, nu in het vonnis van de kantonrechter van 18 augustus 2005 is bepaald dat de eisende partij, voor het geval dat gedaagde partij in gebreke mocht blijven met ontruiming gemachtigd is om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen op kosten van de gedaagde, zonodig met behulp van de sterke arm. Voor wat betreft het nasalaris wordt de aanspraak verminderd, omdat daarvoor inderdaad geen executoriale titel aanwezig is. 2.8. Bij brief van 18 januari 2007 heeft de raadsman van [eiser] aan Deurwaarderskantoor Stalman B.V. te kennen gegeven dat hij namens [eiser] de verschuldigdheid van de ontruimingskosten bestrijdt. De heer De Leeuw laat in een reactie hierop bij brief van 19 januari 2007 weten dat de kosten met betrekking tot de ontruiming door de kantonrechter in zijn vonnis van 18 augustus 2005 zijn toegewezen en dat zij [eiser] op 30 november 2006 een inlichtingenformulier hebben toegezonden teneinde in deze kwestie een betalingsregeling te treffen en dat bij gebreke van betaling de executie zal worden aangevangen. 2.9. Er ligt inmiddels executoriaal beslag op de bijstandsuitkering van [eiser], waardoor er € 30,00 per maand op de schuld wordt afgelost. 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert in dit kort geding de Woningstichting te verbieden de executiekosten van de ontruiming van de woning aan de [adres] op hem te verhalen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,--, met veroordeling van de Woningstichting in de kosten van deze procedure. 3.2. De Woningstichting voert verweer. 4. De beoordeling 4.1. Naar de mening van de Woningstichting is er geen sprake van een spoedeisend belang, zodat de vordering reeds daarom op formele gronden moet worden afgewezen. Dit verweer faalt. Op grond van het bepaalde in het tweede lid van artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering jo. het eerste lid van die bepaling, is de voorzieningenrechter bevoegd een voorziening bij voorraad te geven in geschillen die in verband met een executie rijzen; voor die bevoegdheid is een spoedeisend belang geen vereiste. 4.2. Uiteraard speelt de mate van spoedeisendheid van het belang bij het verkrijgen van een voorziening bij voorraad wel een rol bij de inhoudelijke beoordeling van de vordering. Bij een reeds aangevangen executie kunnen aan het spoedeisend karakter als zodanig geen hoge eisen worden gesteld. 4.3. Het feit dat de rechter in zijn vonnis de Woningstichting heeft gemachtigd de ontruiming van de betrokken woning zelf te bewerkstelligen op kosten van de gedaagde partij, wil nog niet zeggen dat de Woningstichting daarmee een executoriale titel heeft verkregen om die kosten op de gedaagde partij te verhalen. Ingevolge het vonnis is alleen beslist dat de kosten van de ontruiming voor rekening van de gedaagde partij komen, doch de omvang van die kosten staat daarmee niet vast. Een vaststelling of begroting daarvan is gelet op de afhankelijkheid van de feitelijke omstandigheden waaronder een ontruiming plaatsvindt (kosten slotenmaker, kruiers, afvoer- en transportfaciliteiten, etc.) ook niet goed mogelijk. Een veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van die kosten is dan ook uitgesloten. In het onderhavige geval is [eiser] ook niet veroordeeld om die kosten te betalen. De conclusie is dat de Woningstichting, nu [eiser] de betrokken kosten niet vrijwillig wenst te voldoen, langs gerechtelijke weg een afzonderlijke voor tenuitvoerlegging vatbare titel moet zien te verkrijgen, waarbij in die procedure alleen de omvang van de als redelijk te beschouwen kosten ter discussie staat. 4.4. Op zichzelf genomen heeft de Woningstichting terecht gewezen op het bepaalde in artikel 434a Rv, dat bepaalt dat de kosten ter zake van ambtshandelingen, verricht door gerechtsdeurwaarders, bij de bepaling van de kosten van tenuitvoerlegging in aanmerking genomen worden overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde tarieven. De kosten van die ambtshandelingen - welke op zich duidelijk zijn - zijn dus daarmee komen vast te staan. Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 277 Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kunnen die kosten op de opbrengst van de executoriale verkoop van een zaak worden “verhaald”, dat wil zeggen ingehouden. 4.5. Dat wil echter nog niet zeggen dat die kosten nu ook via een afzonderlijk executoriaal verhaalsbeslag uit hoofde van dezelfde titel mogen worden geïncasseerd. Ook voor die kosten zal in beginsel een aparte executoriale titel, bestaande uit een veroordeling tot betaling van die kosten, moeten worden verkregen. Wanneer echter, zoals in het onderhavige geval, ter zake de tevens uitgesproken veroordeling tot betaling (van huurtermijnen, gebruiksvergoeding en proceskosten) al verhaalsbeslag is gelegd, brengen de eisen van proceseconomie mede dat de kosten, zoals genoemd in artikel 434a Rv en die betrekking hebben op de ontruiming, tezamen met de kosten van de verhaalsexecutie op de opbrengst van dat beslag in mindering mogen worden gebracht. 4.6. Gelet op het voorgaande zal er een voorlopige voorziening worden getroffen, zoals hierna onder de beslissing is weergegeven. 4.7. De gevorderde dwangsom wordt gelimiteerd als na te melden. Tevens wordt hieraan een rechterlijke matigingsbevoegdheid van de hierna te vermelden inhoud verbonden. 4.8. Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd als na te melden. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. verbiedt de Woningstichting om de kosten van de ontruiming van de woning aan [adres] op 27 september 2005, anders dan de kosten van die ontruiming welke bestaan uit die ter zake ambtshandelingen van de deurwaarder, op [eiser] te verhalen door executie van het verstekvonnis van deze rechtbank, sector kanton, van 18 augustus 2005 en het verzetvonnis van deze rechtbank, sector kanton van 12 oktober 2006, 5.2. bepaalt dat de Woningstichting voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde een dwangsom verbeurt van EUR 250,00, 5.3. bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding, 5.4. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, 5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, 5.6. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2007.