Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6371

Datum uitspraak2007-10-24
Datum gepubliceerd2007-10-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460398-07 en 06/558158-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt veroordeeld tot rijontzegging, schadevergoeding en gevangenisstraf voor feiten die hij gepleegd heeft onder invloed van alcohol. (Promis)


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460398-07 en 06/558158-07 Uitspraak d.d.: 24 oktober 2007 tegenspraak / 2x dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats en datum], wonende te [adres] thans gedetineerd in P.I. Achterhoek, HvB De Kruisberg te Doetinchem. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2007. Voeging meerdere dagvaardingen Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/460398-07 en 06/558158-07 tegen verdachte aangebrachte zaken. De in de dagvaardingen opgenomen feiten heeft de rechtbank van doorlopende nummers voorzien. Deze nummering zal in dit vonnis worden aangehouden. Ter terechtzitting gegeven beslissing Ter terechtzitting is de volgende beslissing gegeven: - Het namens verdachte door de raadsman gedane verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis is afgewezen. De tenlastelegging Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat: (06/460398-07) 1. hij op of omstreeks 18 juli 2007, te Didam, gemeente Montferland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, voorzien van een mes naar de woning van die [slachtoffer] is gelopen en/of die woning is binnengedrongen en/of die [slachtoffer], toen die vluchtte, met dat mes achterna is gerend/gelopen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen/op het gezicht en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] met kracht tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of met geschoeide voet in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 303 Wetboek van Strafrecht art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 18 juli 2007, te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een plastic stoel tegen het (boven)been heeft geslagen en/of in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 18 juli 2007, te Didam, gemeente Montferland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer] gehouden, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer] een mes vastgehouden en/of met het mes in de hand die [slachtoffer] achterna gerend/gelopen en/of (daarbij) (telkens) deze [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je kapot " en/of "[slachtoffer], als ik terugkom maak ik je dood" en/of "Ik maak hem dood de viespeuk. Laat mij maar niet vrij, want ik maak hem dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 18 juli 2007 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur en/of een tuinstoel en/of (twee panelen van) een schutting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. (06/558158-07) hij op of omstreeks 13 juli 2007 in de gemeente Doetinchem als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 665 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na [datum] heeft plaatsgevonden; art 8 lid 3 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 5. (06/558158-07) hij op of omstreeks 13 juli 2007 in de gemeente Doetinchem als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, De Dokter Bardetplaats, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd; art 9 lid 7 Wegenverkeerswet 1994 De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de geldende wegenverkeerswetgeving betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsoverwegingen Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde: De verdediging heeft gesteld, dat bij verdachte geen sprake is geweest van voorbedachte raad om over te gaan tot mishandeling van [slachtoffer]. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte verklaard heeft dat hij “door het lint is gegaan” naar aanleiding van de spijtbetuiging van [slachtoffer] (dossierpagina 55) en er derhalve geen sprake is van voorbedachte raad. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [getuige 1] (dossierpagina 38). Verder heeft de raadsman gesteld dat niet tezamen en in vereniging is gehandeld, omdat [getuige 1], ook volgens de verklaring van aangever, wel aanwezig was, maar geen rol heeft gespeeld bij de mishandeling. De raadsman heeft namens verdachte betwist dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte gericht is geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat kort samengevat “naar de regelen van algemene ervaring door de gedragingen van verdachte, zoals weergegeven op de dossierpagina’s 23, 24, 39, 42, 44 en 55, wel letsel, maar geen zwaar lichamelijk letsel kan worden bewerkstelligd, althans wordt door verdachte ontkend dat hij dusdanig hard geslagen en geschopt heeft, dat er een aanmerkelijke kans zou zijn dat er zwaar letsel zou intreden”. Verder heeft de raadsman betwist dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 Wetboek van Strafrecht en betoogd dat volgens de medische verklaring het aangetroffen letsel geen zwaar lichamelijk letsel is. De conclusie van de raadsman voor het onder 1 tenlastegelegde is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is en dat vrijspraak moet volgen. De rechtbank neemt betreffende de voorbedachte raad het standpunt van de verdediging over. De intentie van verdachte was “verhaal halen” bij [slachtoffer] door het aangaan van een gesprek. Dit is echter, mede door het alcoholgebruik van verdachte, geëscaleerd. De rechtbank is van oordeel dat de uiteindelijke gebeurtenissen niet het gevolg zijn van kalm beraad en rustig overleg. Ten aanzien van het medeplegen van [getuige 1], overweegt de rechtbank dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de rol van [getuige 1] beperkt is gebleven tot het erbij staan en dat hij geen significante bijdrage heeft geleverd aan de poging tot zware mishandeling. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsman inzake het (voorwaardelijk) opzet en het zwaar lichamelijk letsel weerlegd wordt door de volgende wettige bewijsmiddelen. Verdachte heeft – onder invloed van alcohol -, gehandeld zoals is tenlastegelegd. Hij is voorzien van een mes naar de woning van [slachtoffer] gelopen en is die woning binnengedrongen (1): Artikel 82 Wetboek van Strafrecht laat de rechter de vrijheid om ook buiten de gevallen die in dat artikel worden opgesomd het lichamelijk letsel als zwaar lichamelijk letsel te beschouwen wanneer dat naar normaal spraakgebruik als zodanig kan worden aangemerkt. Het is een feit van algemene bekendheid dat met name het hoofd - door de zich daar bevindende vitale organen - een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in zijn gemoedstoestand, waarover hij zelf verklaard heeft: “Ik draaide toen volledig door”, [slachtoffer] met geschoeide voet en met een stoel met kracht op/tegen zijn lichaam en op/tegen diens hoofd heeft geschopt/getrapt, geslagen/gestompt (2). Gezien de wijze waarop en de mate waarin en de omstandigheden waaronder deze mishandeling heeft plaatsgevonden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer in geval van voltooiing van het voorgenomen misdrijf zwaar lichamelijk letsel in voormelde zin zou hebben opgelopen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde: De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de tijdens de mishandeling door verdachte ge-uite bedreigingen niet zijn aan te merken als een zelfstandig delict, maar “behoren tot” de mishandeling zelf. De rechtbank begrijpt dit verweer als een beroep op artikel 56 Wetboek van Strafrecht, de zogenaamde voortgezette handeling. De rechtbank verwerpt dit beroep, nu de feiten (poging tot zware mishandeling en bedreiging) niet noodzakelijker wijs hoeven voort te komen uit één en hetzelfde ongeoorloofde wilsbesluit, en in dit geval ook niet is gebleken dat de poging tot zware mishandeling en de bedreiging uit hetzelfde wilsbesluit voort komen. De bedreiging zoals door verdachte ge-uit, zijnde: “Ik maak je kapot” en “[slachtoffer], als ik terugkom maak ik je dood” (3), had naar het oordeel van de rechtbank een andere intentie (het aanjagen van vrees), dan de gepleegde poging tot zware mishandeling (het toebrengen van pijn en letsel). Van de uitlating “Ik maak hem dood de viespeuk. Laat mij niet vrij, want ik maak hem dood”, is niet vast komen staan, dat deze [slachtoffer] heeft bereikt. De verdachte zal van dat onderdeel dan ook worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde: De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de vernieling van de voordeur en de schutting. Hij voert daartoe aan dat de voordeur vernield zou zijn door [slachtoffer]. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij de tuinstoel vernield heeft, maar hij ontkent de vernieling van de voordeur en de schutting. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bekentenis van verdachte bij de politie en ter terechtzitting en de verklaring van aangever [slachtoffer] wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de vernieling van de tuinstoel (4). Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ruit van de voordeur vernield heeft. Uit de verklaring van [getuige 1] (5) blijkt dat hij de ruit tegen zich aan heeft gekregen en dat verdachte zich op dat moment op straat bevond. Verdachte behoort van dit onderdeel te worden vrijgesproken. Met betrekking tot de schutting is de rechtbank van oordeel dat nu de aangifte van [naam] niet ondersteund wordt door een ander wettig bewijsmiddel waaruit blijkt dat verdachte de schutting vernield heeft, verdachte ook van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde (parketnummer 06/558158-07): Verdachte heeft erkend dat hij onder invloed van alcohol in de auto van zijn moeder heeft gereden (6) . De politie heeft dit feit op 13 juli 2007 op heterdaad geconstateerd (7) en door middel van de ademanalyse (8) is vastgesteld, dat het alcoholgehalte van zijn adem 665 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg, terwijl verdachte op dat moment “beginnend bestuurder” was, als bedoeld in artikel 8, lid 3, aanhef onder 3 van de Wegenverkeerswet 1994 (9) . Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde (parketnummer 06/558158-07): De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van dit feit, omdat verdachte niet door het openbaar ministerie op de hoogte is gesteld van de invordering, en daarom niet in de gelegenheid is geweest een klaagschrift in te dienen tegen de vordering. Onder die omstandigheden kan verdachte niet het strafrechtelijk verwijt worden gemaakt als is tenlastegelegd aldus de raadsman en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de zich in het dossier (parketnummer 06/558158-07) bevindende processen-verbaal (10) , blijkt genoegzaam dat naar aanleiding van een overtreding van artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994, al op 22 juni 2007 het rijbewijs van verdachte is ingevorderd, waarbij verdachte zelf heeft verklaard niet in staat te zijn het rijbewijs over te geven, omdat hij aangifte had gedaan van verlies van zijn rijbewijs. Het feit dat verdachte niet in staat was tot daadwerkelijke afgifte van het rijbewijs te komen, doet aan het bevel tot invordering niet af. Bij zijn aanhouding op 13 juli 2007 terzake rijden onder invloed, heeft verdachte dus tevens een motorrijtuig bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd (11). Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1.primair: hij op 18 juli 2007, te Didam, gemeente Montferland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, voorzien van een mes naar de woning van die [slachtoffer] is gelopen en die woning is binnengedrongen en die [slachtoffer] meermalen, met kracht tegen/op het gezicht en het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of vervolgens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen, die [slachtoffer] met kracht tegen/op het hoofd en het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of met geschoeide voet tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. 2. hij op tijdstippen op 18 juli 2007, te Didam, gemeente Montferland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer] gehouden, en heeft deze [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot " en "[slachtoffer], als ik terugkom maak ik je dood"; 3. hij op 18 juli 2007 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk en wederrechtelijk een tuinstoel, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield; 4. hij op 13 juli 2007 in de gemeente Doetinchem als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 665 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na [datum] heeft plaatsgevonden; 5. hij op 13 juli 2007 in de gemeente Doetinchem als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, De Dokter Bardetplaats, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd; Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde: Poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen. Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Overtreding van artikel 8, lid 3, aanhef, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde: Overtreding van artikel 9, lid 7, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen: - een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren; - Aan het voorwaardelijk strafdeel dient volgens de officier van justitie een bijzondere voorwaarde te worden verbonden, te weten dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een training of ambulante behandeling; - De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient te worden toegewezen, met uitzondering van de post noodvoorziening glas voordeur; - Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel; - Ten aanzien van feit 4 een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zeven maanden. De verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven in te zien dat zijn drankgebruik de belangrijkste oorzaak is geweest van zijn delinquent gedrag en dat hij bereid is dit gedrag - onder begeleiding van de reclassering - aan te pakken. Betreffende een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen stelt hij zich op het standpunt dat hem dit bij het zoeken van werk danig parten zal spelen. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling van een stoel. Verdachte is die dag na het nuttigen van de nodige liters bier, naar het huis van [slachtoffer] gegaan om hem aan te spreken op zijn vermeende seksuele gedrag tegenover kleine kinderen, waaronder zijn vriend [getuige 1]. Dit gesprek liep uit de hand en verdachte werd zo kwaad dat hij volledig buiten zinnen op [slachtoffer] heeft ingeslagen en geschopt en hem in zijn tuin achterna is gelopen, waarbij hij op enig moment een stoel en een mes in zijn handen heeft gehad en onder meer de woorden heeft ge-uit: “Ik maak je kapot” en [slachtoffer], als ik terugkom maak ik je dood”. Het slachtoffer was, zo komt naar voren in zijn schriftelijke slachtofferverklaring zo bang, dat hij dacht dat verdachte hem af zou maken. Ook nu nog voelt het slachtoffer zich niet meer veilig in zijn eigen huis en slaapt hij slecht. Verdachte mag evenals het slachtoffer van geluk spreken dat achteraf gezien de verwondingen van het slachtoffer zijn meegevallen. Daarnaast heeft verdachte als beginnende bestuurder - onder invloed van alcoholhoudende drank - in een auto gereden, terwijl op dat moment zijn rijbewijs was ingevorderd voor eenzelfde soort feit. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, ondanks eerdere veroordelingen wegens het rijden onder invloed, keer op keer de veiligheid op de weg, met name voor medeweggebruikers in gevaar brengt. De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie van 26 juli 2007 reeds eerder is veroordeeld ter zake van alcohol gerelateerde feiten en zelfs nog in een proeftijd liep van een veroordeling van de politierechter te Zutphen van 17 januari 2007. Met name de eerste twee feiten zijn ernstig en mede daarom heeft verdachte vanaf 18 juli 2007 onafgebroken in voorarrest gezeten. De rechtbank acht, conform de eis van de officier van justitie, na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en uit het omtrent verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 9 oktober 2007. In voornoemde omstandigheden heeft de rechtbank redenen gevonden die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen bijzondere voorwaarde voor verdachte een kader kan scheppen om aan zijn verslavingsproblematiek te werken en met hulp van de reclassering uitzicht bestaat op een terugkeer in de maatschappij zonder criminele recidive. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], heeft zich door middel van een formulier, als bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering, ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 783,92. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd vanaf de schadeveroorzakende datum en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van deze vordering, met uitzondering van de post noodvoorziening glas. De rechtbank deelt deze opvatting. De rechtbank is van oordeel dat de post noodvoorziening glas niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu deze het gevolg is van het feit dat [slachtoffer] de voordeur dichttrok, terwi[getuige 1]getuige 1] in de deuropening stond en het glas tegen hem aankwam. De rechtbank zal de vordering voor dit deel afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank, is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan, dat de benadeelde partij voor het overige, als gevolg van het onder 1-3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de vordering, nu deze in zoverre niet is betwist, als volgt toewijzen: Materiële schade: horloge € 61 stoel € 39 Immateriële schade € 525 -------- Totaal € 625 Ook de gevorderde wettelijke rente komt voor toewijzing in aanmerking, met ingang vanaf de schadeveroorzakende datum. Schadevergoedingsmaatregel Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 57, 63, 91, 285, 302, 350 en de artikelen 8, 9, 176, 178, 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door de Reclassering van de verslavingszorg, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen of een training moet volgen. Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Ontzegt verdachte ten aanzien van feit 4 de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 (zeven) maanden. Veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], van een bedrag van € 625,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2007, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Wijst - ten aanzien van feit 3 - af de vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 158,92 betreffende de post noodvoorziening. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 625,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 12 (twaalf) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf. Aldus gewezen door: mr. Kleinrensink, voorzitter, mr. Varenhorst en mr. Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2007. Eindnoten: 1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 19 juli 2007, inhoudende een aangifte van [slachtoffer], p. 22, alinea 5 en p.23, alinea 3; Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 19 juli 2007, inhoudende een verklaring van [verdachte], p. 57, alinea 7 en p.58, alinea 3; 2. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 19 juli 2007, inhoudende een aangifte van [slachtoffer], p. 23, alinea 3; p.24, alinea 2; Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 18 juli 2007, inhoudende een verklaring van [verdachte], p.55, laatste alinea; Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 19 juli 2007, inhoudende een verklaring van [verdachte], p.58, alinea 4, 9; p. 59, alinea 1; Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 18 juli 2007, inhoudende een verklaring van [getuige 2], p.43, alinea 3; Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 19 juli 2007, inhoudende een verklaring van [getuige 3], p.44, alinea 4; Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 18 juli 2007, inhoudende een verklaring van [getuige 4], p.48, alinea 2; Een schriftelijke stuk, te weten foto’s van het letsel van [slachtoffer], p. 32 foto 1, 2 en p. 33, foto 3; 3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 18 juli 2007, p. 20, laatste alinea 3; Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 19 juli 2007, inhoudende een verklaring van [getuige 3], p.44, alinea 4; 4. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 19 juli 2007, inhoudende een aangifte van [slachtoffer], p. 23, alinea 3; Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 19 juli 2007, inhoudende een verklaring van [verdachte], p.58, alinea 4; 5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 20 juli 2007, inhoudende een verklaring v[getuige 1]getuige 1], p.40, alinea 1,2,3; 6. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienr. PL0641/07-325999, de dato 13 juli 2007, inhoudende een verklaring van [verdachte], p.11, alinea 4,5; 7. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed, mutatienr. PL0641/07-5999, de dato 14 juli 2007, p.7-9 en aanvullend proces-verbaal dossiernr. PL0641/07-205798A; 8. Een als bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 14 juli 2007 en aanvullend proces-verbaal dossiernr. PL0641/07-205798A, gevoegde uitdraai van het HONAC-formulier, p. 13; 9. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 14 juli 2007, p. 9, alinea 2, 3 en Een schriftelijk stuk, te weten CRB rijbewijsgegevens van 14 augustus 2007 t.n.v. Klaassen; 10. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienummer: PL0642/07-280626, de dato 6 mei 2007 en een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, mutatienummer: PL0642/07-280626, proces-verbaalnummer: /07-203733, de dato 22 juni 2007; 11. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed, mutatienr. PL0641/07-5999, de dato 14 juli 2007, p.7, aliea 2, p.9, alinea 3 en aanvullend proces-verbaal dossiernr. PL0641/07-205798A en Een als bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed, mutatienr. PL0648/07-329431, de dato 14 juli 2007, gevoegde uitdraai CRB strafzaakgegevens van 14 juli 2007, betreffende de rijontzegging, p. 14;