Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6995

Datum uitspraak2007-10-08
Datum gepubliceerd2007-11-02
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers05/580
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bezwaarschriften buiten de in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bedoelde termijn ontvangen. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat zij in verzuim is geweest. Beroepen ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummers: AWB 05/580, 05/581 en 05/582 Uitspraakdatum: 8 oktober 2007 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X (h.o.d.n. Y), gevestigd te Z, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Eiseres heeft voor het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 per kwartaal en voor de tijdvakken 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 en 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2004 maandelijks de omzetbelasting op aangifte voldaan. 1.2. Bij faxen met dagtekening 18 augustus 2004 heeft eiseres suppletieaangiften ingediend voor de tijdvakken genoemd onder 1.1. 1.3. Verweerder heeft voormelde faxen opgevat als bezwaarschriften tegen de voldoening op eigen aangifte. Bij uitspraken op bezwaar van 4 februari 2005 heeft verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. 1.4. Eiseres heeft daartegen bij brieven van 23 februari 2005, ontvangen bij de rechtbank op 25 februari 2005, beroep ingesteld. 1.5. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. 1.6. De beroepen zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van 30 augustus 2007 te Haarlem. Van de zijde van eiseres is, zonder voorafgaand bericht aan de rechtbank, niemand verschenen. Voor aanvang van de zitting is namens de gemachtigde van eiseres het verzoek gedaan om uitstel van de zittingsdatum, hetgeen door de rechtbank is afgewezen. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres op juiste wijze is opgeroepen. Namens verweerder is verschenen drs. A. 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Eiseres drijft een eenmanszaak onder de naam Y. De activiteiten van eiseres bestaan uit het begeleiden van personen bij gewichtsbeheersing. Eiseres is ten aanzien van deze activiteiten ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). 2.2. Eiseres maakt als franchiseneemster gebruik van de formule van franchisegeefster Q B.V. De dienstverlening is gespecialiseerd op het gebied van gewichtsbeheersing, en geschiedt door middel van doelgerichte gymnastiekoefeningen in een verwarmde cabine onder invloed van weerstanden. De dienstverlening omvat intensieve begeleiding daarbij. 2.3. Eén van de franchisenemers, niet zijnde eiseres, was in tegenstelling tot verweerder van mening dat het verlaagde tarief van post b, onderdeel 3 van Tabel I bij de Wet OB van toepassing was op de onder 2.2 beschreven activiteiten. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij uitspraak van 19 juli 2004, gepubliceerd in VN 2004/59.17, deze franchisenemer in het gelijk gesteld, en geoordeeld dat desbetreffende activiteiten moeten worden aangemerkt als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening. 2.4. Naar aanleiding van deze uitspraak van het gerechtshof te Arnhem heeft eiseres de onder 1.2. genoemde suppletieaangiften ingediend. Eiseres verzoekt alsnog om toepassing van het verlaagde omzetbelastingtarief. 2.5. Tot de gedingstukken behoort een brief van 3 december 2004. In deze brief, die een aanvulling is op de suppletieaangiften voor de jaren 2002 en 2003, verzoekt R namens eiseres om een ambtshalve teruggaaf op basis van redelijkheid en billijkheid. 2.6. Tot de gedingstukken behoort voorts een brief van 4 februari 2005. De franchisegeefster Q B.V. heeft bij het ministerie van Financiën een verzoek ingediend om toepassing van de hardheidsclausule, zoals bedoeld in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Bij brief van 11 april 2005 heeft de minister van Financiën dit verzoek afgewezen. 2.7. Bij brief van 22 april 2005 verzoekt R namens eiseres om alsnog tegemoet te komen aan het onder 2.5. vermelde verzoek. Dit verzoek heeft verweerder bij brief van 10 juni 2005 afgewezen. 3. Geschil In geschil is of eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord is in geschil of eiseres op grond van de redelijkheid en billijkheid in de tijdvakken 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002, 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 en 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2004 het verlaagde tarief van post b, onderdeel 3 van Tabel I bij de Wet OB had mogen toepassen. 4. Standpunt van partijen Voor de standpunten van partijen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het aan de uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting. 5. Beoordeling van het geschil 5.1.1. Artikel 6:7 van de Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt. In afwijking van artikel 6:8 van de Awb is in artikel 22j, aanhef en onderdeel b, van de AWR bepaald dat de termijn voor het instellen van bezwaar aanvangt met ingang van de dag na die van de voldoening. In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. 5.1.2. Artikel 19, eerste lid, van de AWR bepaalt dat in de gevallen waarin de belastingwet voldoening van in een tijdvak verschuldigd geworden of afdracht van in een tijdvak ingehouden belasting op aangifte voorschrijft, de belastingplichtige, onderscheidenlijk de inhoudingsplichtige, is gehouden de belasting binnen één maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte aan de ontvanger te betalen. Zaken 05/582 en 05/581 5.2.1. Eiseres heeft voor het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 de omzetbelasting door middel van kwartaalaangiften voldaan op respectievelijk 24 mei 2002, 6 september 2002, 21 november 2002 en 10 februari 2003. Voor het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 heeft eiseres de omzetbelasting door middel van maandaangiften steeds tijdig voldaan. De termijn voor het instellen van bezwaar vangt aan met de dag na die van voldoening. De bezwaarschriften zijn gedagtekend 18 augustus 2004. Deze bezwaarschriften zijn - mede gelet op de ontvangststempel - op 19 augustus 2004 door verweerder ontvangen. Gelet op de data van voldoening zijn de bezwaarschriften buiten de in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bedoelde termijn ontvangen. Zaak 05/580 5.2.2. Eiseres heeft voor het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2004 de omzetbelasting door middel van maandaangiften steeds tijdig voldaan. De termijn voor het instellen van bezwaar vangt aan met de dag na die van voldoening. Het bezwaarschrift inzake dit tijdvak is gedagtekend 18 augustus 2004. Als op de maandaangifte van juni 2004 op 31 juli 2004 is betaald - dit is ingevolge artikel 19, eerste lid, van de AWR de laatste dag van tijdige betaling, dan verliep op 11 september 2004 de termijn waarbinnen tegen die aangifte bezwaar kon worden gemaakt. Tegenover de gemotiveerde stelling van verweerder dat dit bezwaarschrift op 28 oktober 2004 per fax is ontvangen, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift op een andere (eerdere) datum is ontvangen. Het bezwaarschrift is derhalve buiten de in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bedoelde termijn ontvangen. 5.3. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat zij in verzuim is geweest. 5.4. Gelet op het vorenoverwoge komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaren. Derhalve kan de rechtbank niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden van eiseres. De beroepen dienen ongegrond te worden verklaard. 6. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 7. Beslissing De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 8 oktober 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jalink, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.