Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7033

Datum uitspraak2007-11-02
Datum gepubliceerd2007-11-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 07/1106
Statusgepubliceerd


Indicatie

Executiegeschil. Kandidaat (t.k.) gerechtsdeurwaarder heeft zich bij proces-verbaal tot de voorzieningrechter gewend op grond van het bepaalde in artikel 438 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In geschil is de vraag of onder de ontruiming van de standplaats van vakantiewoning door de deurwaarder tevens is begrepen de verwijdering c.q. sloop van de op de standplaats gebouwde vakantiewoning. De voorzieningenrechter bepaalt dat de ontruimingstitel in het vonnis van de kantonrechter aldus moet worden begrepen dat de vakantiewoning van de standplaats moet worden verwijderd en dat indien dat nodig mocht blijken de vakantiewoning daartoe mag worden gedemonteerd.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 2 november 2007, gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/1106 van: de besloten vennootschap Camping [naam camping] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], procureur mr. E. Grabandt, advocaat mr. K.G.J. Heesakkers te Arnhem, tegen: [A], wonende te [woonplaats], procureur mr. P. Garretsen, in welke zaak toegevoegd kandidaat (t.k.) gerechtsdeurwaarder [B] te [plaats] zich bij proces-verbaal van 12 september 2007 tot de voorzieningrechter heeft gewend op grond van het bepaalde in artikel 438 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Partijen en (t.k.) gerechtsdeurwaarder [B] worden hierna respectievelijk ook '[naam camping]', '[A]' en 'de deurwaarder' genoemd. 1. Het verloop van de procedure Bij fax van 12 september 2007 heeft de deurwaarder de voorzieningenrechter het hierboven genoemde proces-verbaal toegezonden. De deurwaarder heeft partijen doen oproepen voor de zitting van 25 oktober 2007. Op die zitting zijn verschenen namens [naam camping] de heren [C] en [D], vergezeld van haar advocaat en [A], vergezeld van haar zoon en haar procureur. Het vonnis is bepaald op heden. 2. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 25 oktober 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 2.1. [naam camping] is eigenaresse van het perceel aan [adres]. Zij exploiteert op dat perceel een vakantiepark/camping, waarbij zij standplaatsen verhuurt aan personen die daarop voor eigen gebruik een stacaravan of zomerhuisje plaatsen. 2.2. [A] huurt sedert 25 april 1975 een standplaats, aangeduid als [nummer], (hierna: de standplaats) op het vakantiepark van [naam camping]. Op deze standplaats heeft [A] een vakantiewoning staan. Deze vakantiewoning heeft zij in 1975 gekocht van haar rechtsvoorganger. 2.3. Aan en om de op de standplaats geplaatste vakantiewoning heeft (de zoon van) [A] bouwwerkzaamheden verricht zonder toestemming van [naam camping] of de gemeente [gemeente]. De werkzaamheden hebben voornamelijk bestaan uit het storten van een betonnen fundering onder en om de vakantiewoning. 2.4. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 10 mei 2007 heeft de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Delft, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden en daartoe - voor zover van belang - in de rechtsoverwegingen 21 en 22 als volgt overwogen: "21. In deze procedure staat vast, dat door of namens [A] op of aan het gehuurde bouwactiviteiten worden ontplooid zonder dat daarvoor de vereiste vergunning van B&W is afgegeven en zonder dat [naam camping] daarvoor toestemming heeft gegeven. Bovendien staat vast dat [naam camping] een en andermaal aan [A] tevergeefs heeft verzocht en gesommeerd die bouwactiviteiten te staken. Door zo te handelen gedraagt van [A] zich niet zoals het haar als goed huurder betaamt. 22. Voormelde betalingsachterstand én het feit dat [A] zich niet gedraagt zoals het haar als goed huurder betaamt, elk feit bezien op zichzelf én in onderlinge samenhang, wettigt de conclusie, dat [A] zodanig ernstig toerekenbaar tekort schiet in de nakomingsverplichting dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende ontruiming van het gehuurde is dan ook als op de wet gegrond toewijsbaar, (...) Gelet op de aard van het gehuurde ([A] zal het zomerhuis dienen te verwijderen) zal na te melden ontruimingstermijn worden bepaald.(...) De in dit verband door [naam camping] verzochte machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, zal worden afgewezen, omdat de mogelijkheid tot reële executie van het betreffende deel van de veroordeling reeds voortvloeit uit het bepaalde in de artikelen 555 e.v. juncto artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.". Vervolgens heeft de kantonrechter in voornoemd vonnis, ten aanzien van de ontruiming van het gehuurde, als volgt beslist: "2. veroordeelt [A] voormeld gehuurde met al wie en al wat zich daarin van de zijde van [A] mocht bevinden uiterlijk twee maanden na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en ter vrije en algehele beschikking van [naam camping] te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag dat [A] daarmee in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 25.000,-;". 2.5. Voormeld vonnis is op 16 mei 2007 aan [A] betekend. [A] heeft tot dusver de standplaats niet ontruimd. 2.6. [A] heeft tegen het vonnis van 10 mei 2007 hoger beroep ingesteld. 2.7. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 15 augustus 2007 de gevorderde schorsing van de ontruiming van de vakantiewoning afgewezen. Tegen dit vonnis heeft [A] op 10 september 2007 hoger beroep ingesteld. 2.8. [naam camping] heeft de deurwaarder opdracht gegeven om het vonnis van 10 mei 2007 te executeren. 3. Het geschil en de beoordeling daarvan 3.1. In geschil is de vraag of onder de ontruiming van de standplaats door de deurwaarder tevens is begrepen de verwijdering c.q. sloop van de op de standplaats gebouwde vakantiewoning. 3.2. [naam camping] heeft aangevoerd dat onder de ontruiming van de standplaats begrepen moet worden dat de vakantiewoning verwijderd en zo nodig gesloopt moet worden. [A] heeft aangevoerd dat de kantonrechter van een onjuiste situatie is uitgegaan daar de vakantiewoning al vanaf 1969 op poeren staat en daarom niet kan worden verplaatst, maar slechts kan worden gesloopt. Het vonnis is dan ook niet voor tenuitvoerlegging vatbaar. 3.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het vonnis van de kantonrechter ten aanzien van de ontruiming voldoende helder is geformuleerd. In rechtsoverweging 22, weergegeven onder 2.4, is met zoveel woorden overwogen dat [A] voor de ontruiming enige tijd nodig heeft omdat zij de vakantiewoning van de standplaats moet verwijderen. De opgelegde verplichting tot ontruiming komt mitsdien neer op verwijdering van de vakantiewoning. In de procedure bij de kantonrechter is voldoende aan de orde geweest dat door het storten van de betonnen fundering onder en rondom de vakantiewoning, deze slechts nog door middel van demontage kan worden verwijderd. Het verweer van [A] dat de kantonrechter uitgegaan is van een onjuiste voorstelling van zaken en dat het vonnis niet kan worden geëxecuteerd, wordt mitsdien verworpen. Vast staat dat de verwijdering tot dusver niet heeft plaatsgevonden. Nu het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kan [naam camping], ondanks het door [A] ingestelde beroep, thans het vonnis zelf executeren. 3.4. Het voorgaande leidt tot de hierna te geven beslissing. Gezien de bijzondere aard van deze procedure zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: bepaalt dat de ontruimingstitel in het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Delft, van 10 mei 2007, aldus moet worden begrepen dat de vakantiewoning van de standplaats moet worden verwijderd en dat indien dat nodig mocht blijken de vakantiewoning daartoe mag worden gedemonteerd; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier. nve