Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7150

Datum uitspraak2007-11-06
Datum gepubliceerd2007-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/770868-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

In een poging snel bij een verkeersongeval op de snelweg te komen, veroorzaakt een politieagente een ongeluk, waarbij een reeds ter plekke aanwezige ambulancebroeder om het leven komt. Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet (dood door schuld in het verkeer). Werkstraf 100 uur; voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid gedurende zes maanden met een proeftijd van 1 jaar.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/770868-07. STRAFVONNIS Uitspraak: 6 november 2007. De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats]. terechtstaande terzake dat: zij op of omstreeks 20 april 2007, in de gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (politieauto), daarmede rijdende over de weg, de rijksweg A1, ter hoogte van hectometerpaal 160.1 (zuidelijke rijbaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met aanmerkelijk hogere snelheid over de linker rijstrook te rijden dan het verkeer op de rechter rijstrook en/of onvoorzichtig en/of onoplettend (plotseling) van rijstrook te veranderen direct nadat zij een vrachtauto gepasseerd was en/of vervolgens te remmen, waarop een aanrijding met deze vrachtauto volgde/onvermijdelijk was, waardoor haar (politie)auto in botsing kwam met een op of naast de vluchtstrook geparkeerde auto (Ford Focus), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat zij op of omstreeks 20 april 2007, in de gemeente Hengelo (O), als bestuurder van een voertuig (politieauto), daarmee rijdende op de weg, rijksweg A1, ter hoogte van hectometerpaal 160.1 (zuidelijke rijbaan), met aanmerkelijk hogere snelheid over de linker rijstrook heeft gereden dan het verkeer op de rechter rijstrook en/of onvoorzichtig en/of onoplettend (plotseling) van rijstrook is veranderd direct nadat zij een vrachtauto gepasseerd was en/of vervolgens heeft geremd, waarop een aanrijding met deze vrachtauto volgde/onvermijdelijk was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is haar politieauto in botsing gekomen met een op of naast de vluchtstrook geparkeerde auto (Ford Focus), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in haar verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij op 20 april 2007, in de gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (politieauto), daarmede rijdende over de weg, de rijksweg A1, ter hoogte van hectometerpaal 160.1 (zuidelijke rijbaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door onvoorzichtig en onoplettend plotseling van rijstrook te veranderen direct nadat zij een vrachtauto gepasseerd was en vervolgens te remmen, waarop een aanrijding met deze vrachtauto onvermijdelijk was, waardoor haar politieauto in botsing kwam met een op de vluchtstrook geparkeerde auto (Ford Focus), waardoor een ander genaamd [slachtoffer] werd gedood; Met betrekking tot vorenvermelde bewezenverklaring overweegt de rechtbank nog in het bijzonder: Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, vereist een aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Vorenstaand begrip wordt echter niet expliciet genoemd in de tenlastelegging van verdachte. Nu de mate van onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid geen onderdeel is van de kwalificatieve elementen van voornoemd artikel 6, is er naar het oordeel van de rechtbank geen beletsel om aan de hand van de feitelijke gedragingen die mate van schuld zelf te beoordelen. In het onderhavige geval geven de gedragingen zoals hiervoor bewezen verklaard blijk van een zodanige onvoorzichtigheid en onoplettendheid dat deze passen in het schuldbegrip van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft primair het misdrijf: "Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood", strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een haar strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straffen behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Vooropgesteld dient te worden dat het hier een ernstig verkeersongeval met fatale gevolgen betreft doch dat ten aanzien van verdachte, binnen de schuldmodaliteiten die artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 kent, in casu sprake is van de minst zware vorm van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte was in een door haar bestuurde politieauto en in de uitoefening van haar functie, onderweg naar een zogenaamde prioriteit 1 melding in verband met een onwel geworden persoon, die was gezeten in een op de vluchtstrook van de A1 geparkeerd staande personenauto. Verdachte wist op dat moment niet dat deze persoon inmiddels reeds medisch werd behandeld door een ambulanceverpleeg¬kundige en zij verkeerde aldus in de veronderstelling dat spoed geboden was. Op het moment dat verdachte haar bestemming vrij dicht was genaderd heeft zij een vrachtauto ingehaald. Nadat zij deze vrachtwagen was gepasseerd heeft zij een inschattingsfout gemaakt door plotseling van rijstrook te wisselen naar de rechterrijstrook en daar te remmen. Mede door onvoldoende rekening te houden met de snelheid en remvertraging van de vrachtauto was door deze manoeuvre een aanrijding tussen de politieauto en de vrachtauto onontkoombaar. Na de aanrijding kwam de politieauto in botsing met de op de vluchtstrook staande personenauto, tengevolge waarvan de ambulanceverpleegkundige, die op dat moment bij het geopende portier van die personenauto stond, ernstig hoofdletsel bekwam en twee dagen later is overleden. Verdachte heeft met haar handelwijze een onaanvaardbaar risico genomen dat er een aanrijding zou ontstaan met vorenvermelde vrachtauto. Daarmee heeft zij zich blootgesteld aan een gevaarlijke situatie en de mogelijk daaruit voortvloeiende ernstige gevolgen, welke gevolgen voor het slachtoffer [naam slachtoffer] ook daadwerkelijk zijn ingetreden. Van onverantwoord rijgedrag van de chauffeur van de vrachtauto, zoals betoogd door de raadsman, is niet gebleken, zodat van het wegvallen van enige vorm van schuld aan de aanrijding aan de zijde van verdachte geen sprake is. Bij het opleggen van een straf zal gezocht moeten worden naar een evenwicht dat recht doet enerzijds aan de zeer ernstige gevolgen van de aanrijding en het verlies dat door de nabestaande gedragen zal moeten worden en anderzijds aan de mate van schuld en de maatschappelijke belangen van verdachte die als zogenaamd first offender kan worden beschouwd en op wie het onderhavige delict begrijpelijkerwijze enorm veel indruk heeft gemaakt. Haar spijt heeft zij nog eens in haar laatste woord ter terechtzitting op emotionele-en voor de rechtbank overtuigende wijze betuigd en voorts heeft zij te kennen gegeven zich volledig verantwoordelijk te voelen voor het door haar begane feit en de daaruit ontstane gevolgen voor met name de twee nog jonge kinderen van het slachtoffer. Aannemelijk is dat verdachte, die op weg was om hulp te verlenen, doch wier handelwijze heeft geresulteerd in een ongeval met dramatische gevolgen, haar verdere leven deze tragische gebeurtenis bewust met zich mee zal dragen. Alles tegen elkaar afwegende is de rechtbank van oordeel dat op het onderhavige feit overeenkomstig de door de officier van justitie gedane vordering dient te worden beslist. De na te melden straffen zijn gegrond, behalve op voormeld artikelen, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een taakstraf, te weten een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van honderd uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van vijftig dagen, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Beveelt dat de ontzegging van de rijbevoegdheid niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op een jaar wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Wentink, voorzitter, mrs. Teekman en Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 november 2007.