Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7331

Datum uitspraak2007-11-07
Datum gepubliceerd2007-11-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702623/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 7 december 2004 heeft de raad van de gemeente Veldhoven (hierna: de raad) op de voet van artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) gronden aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn.


Uitspraak

200702623/1. Datum uitspraak: 7 november 2007. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: 1.    [appellant sub 1], gevestigd te    [plaats], 2.    [appellant sub 2], gevestigd te [plaats], 3.    [appellant sub 3], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/4148 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 maart 2007 in het geding tussen: appellanten en de raad van de gemeente Veldhoven. 1.    Procesverloop Bij besluit van 7 december 2004 heeft de raad van de gemeente Veldhoven (hierna: de raad) op de voet van artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) gronden aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn. Bij besluit van 27 september 2005 heeft de raad het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 maart 2007, verzonden op 5 maart 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 29 mei 2007 heeft de raad van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. J.B. Mus, advocaat te Breda, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.J. Coppelmans, advocaat te Tilburg, R.J. Smits en A.J.J. van Eijk, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wvg kunnen bij besluit van de gemeenteraad gronden, begrepen in een structuurplan, waarbij aanwijzingen zijn gegeven voor de bestemming, of in een bestemmingsplan, worden aangewezen als gronden waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van toepassing zijn. 2.2.    Aan de vestiging van het bij besluit van 7 december 2004 gevestigde voorkeursrecht heeft de raad het op 7 december 2004 herziene Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven (hierna: het RSP) ten grondslag gelegd. Daartoe is verwezen naar het in het RSP opgenomen westelijke uitbreidingsgebied van de gemeente Veldhoven, zijnde landelijk gebied dat geen onderdeel uitmaakt van het landschappelijk raamwerk en dat op de bij het RSP behorende plankaart is aangeduid als zoekgebied verstedelijking, transformatie afweegbaar onder randvoorwaarden streekplan, waarin twee te ontwikkelen woongebieden zijn aangegeven. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat in het RSP aldus voor de percelen van appellanten aanwijzingen zijn gegeven voor de bestemming. 2.3.    Appellanten betwisten het oordeel van de rechtbank dat de raad zich terecht op dit standpunt heeft gesteld. Volgens hen behelst het RSP niet een voldoende duidelijk ruimtelijk concept. Het is niet duidelijk waar en wanneer in het gebied waarin de percelen liggen, woningbouw zal plaats vinden en het RSP bevat voor dit gebied geen uitvoeringsregeling, anders dan voor andere projecten. De plankaart die bij het RSP hoort heeft een schaalgrootte van 1:50.000 en is daardoor onvoldoende gedetailleerd, aldus appellanten. 2.4.    De raad is er bij het vestigen van het voorkeursrecht van uitgegaan dat de percelen van appellanten zijn gelegen in het westelijke uitbreidingsgebied waaraan in het RSP de aanduiding 'transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan' is toegekend. Ter onderbouwing van zijn besluit op bezwaar heeft de raad verwezen naar pagina 158 van het RSP waar staat vermeld dat binnen het gebied Veldhoven-West een grote woningbouwlocatie is aangeduid.    Ter zitting van de Afdeling is aan de hand van de structuurplankaart echter vastgesteld dat de percelen van appellanten niet zijn gelegen in het op de plankaart als gearceerd landelijk gebied aangegeven westelijke uitbreidingsgebied waarvoor de aanduiding 'transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan' geldt, maar in het op de plankaart als stedelijk aangegeven gebied waarvoor de aanduiding 'beheer en intensivering' geldt.    De raad heeft bij het bestreden besluit de aanwijzing ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wvg van de percelen van appellanten gehandhaafd op de grond dat die percelen zijn begrepen in een structuurplan, het RSP, en dat bij dat RSP aanwijzingen voor de bestemming ervan zijn gegeven, ertoe strekkende dat sprake is van landelijk gebied ter zake waarvan transformatie afweegbaar is, waarbij te ontwikkelen woongebieden voor ogen staan. Aangezien deze aanwijzingen in het RSP voor de percelen van appellanten niet zijn gegeven, is niet voldaan aan de voorwaarde die artikel 2, eerste lid, van de Wvg stelt aan een aanwijzing van gronden begrepen in een structuurplan en is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Wvg.    Reeds om deze reden is het hoger beroep gegrond. Aan een bespreking van de overige gronden van het hoger beroep komt de Afdeling niet toe. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 27 september 2005 van de raad alsnog gegrond verklaren. De bestreden beslissing op bezwaar komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. 2.5.    De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 maart 2007 in zaak no. AWB 05/4148; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV.    vernietigt het besluit van de raad der gemeente Veldhoven van 27 september 2005, kenmerk 05.197; V.    veroordeelt de raad der gemeente Veldhoven tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Veldhoven aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI.    gelast dat de gemeente Veldhoven aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 704,00 (zegge: zevenhonderdvier euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat. w.g. Vlasblom    w.g. Klein Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2007. 176-512.