Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8355

Datum uitspraak2007-11-20
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830186-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij de omstandigheden waaronder het feit is begaan betrekt de rechtbank met name de manier waarop verdachte aangever vast heeft gepakt, het feit dat verdachte een mes op de keel van aangever heeft gezet en dat de overval gepleegd is in het bijzijn van het zoontje van aangever.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1981, thans verblijvende in P.I. [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 06 november 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen. De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden; * in beslag genomen mes terug aan rechthebbende; * toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met de schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 1 mei 2007 te Assen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde] en/of [naam benadeelde] of aan een derde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, - die [naam slachtoffer] heeft beet-/vastgegrepen en/of - (dreigend) tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - (vervolgens) die [naam slachtoffer] in de richting van een kassa die aanwezig was in de winkel van die [naam slachtoffer], heeft geduwd en/of - een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen of nabij de keel/hals van die [naam slachtoffer] heeft gehouden en/of - (dreigend) tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil alles", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - met die [naam slachtoffer] in gevecht/worsteling is gegaan/geraakt; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 01 mei 2007 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde] en/of [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, - die [naam slachtoffer] heeft beet-/vastgegrepen en/of - (dreigend) tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - (vervolgens) die [naam slachtoffer] in de richting van een kassa die aanwezig was in de winkel van die [naam slachtoffer], heeft geduwd en/of - een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen of nabij de keel/hals van die [naam slachtoffer] heeft gehouden en/of - (dreigend) tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil alles", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - met die [naam slachtoffer] in gevecht/worsteling is gegaan/geraakt; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 1 mei 2007 te Assen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [naam benadeelde], welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, - die [naam slachtoffer] heeft beet-/vastgegrepen en - tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld" en - vervolgens die [naam slachtoffer] in de richting van een kassa die aanwezig was in de winkel van die [naam slachtoffer], heeft geduwd en - een mes tegen de keel/hals van die [naam slachtoffer] heeft gehouden en - tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil alles" en - met die [naam slachtoffer] in gevecht/worsteling is geraakt; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het primair bewezen verklaarde levert op: afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van de verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 26 juli 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld. Bij de omstandigheden waaronder het feit is begaan betrekt de rechtbank met name de manier waarop verdachte aangever vast heeft gepakt, het feit dat verdachte een mes op de keel van aangever heeft gezet en dat de overval gepleegd is in het bijzijn van het zoontje van aangever. Bovendien speelt voor de rechtbank een rol dat verdachte zóveel alcohol genuttigd heeft dat hij zich van de overval weinig meer kan herinneren. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke omvang geboden is. De rechtbank is - zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van het feit - van oordeel dat de vordering van de officier van justitie te fors is. De rechtbank acht het voorts van belang dat verdachte zal worden ondersteund in het vormgeven van zijn leven zonder alcohol, met name om dergelijke feiten in de toekomst te voorkomen, zodat de rechtbank tot na te noemen straf komt. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot het primair bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp: - 1 mes, kleur groen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van € 140,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 140,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 2 dagen dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. W.P. Claus, rechters in tegenwoordigheid van mr. S.M. von Bartheld, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 november 2007.