Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8459

Datum uitspraak2007-06-28
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/993030-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank legt de bv die betrokken is (geweest) bij de verkoop van het All Investement Plan, welk plan samengevat inhoudt: de verkoop van appartementsrechten door middel waarvan wordt geparticipeerd in een luxueus resort op de Dominicaanse Republiek, wegens het overtreden van artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 een geldboete van 50.000 euro op.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/993030-05 Datum uitspraak: 28 juni 2007 op tegenspraak, raadsman gemachtigd VONNIS van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte rechtspersoon], gevestigd op [adres], De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2007. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat 1. zij in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot 31 december 2004 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) -al dan niet opzettelijk- bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek, te weten van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (Bijl. 166) en/of [slachtoffer 3] (bijl. 6) en/of [slachtoffer 4] (bijl. 9) en/of [slachtoffer 5] (bijl. 9) en/of [slachtoffer 6] (bijl. 9) en/of [slachtoffer 7] (Bijl. 191) en/of [slachtoffer 8] (bijl. 189, 191), en/of [slachtoffer 9] (bijl 129), en/of [slachtoffer 10], en/of één of meer andere geldbedragen van één of meer anderen [diverse aangiften, alsmede bijl. 110, alsmede bijlage 192/194 in verband met AH/27] heeft aangetrokken en/of ter beschikking heeft gehad en/of verkregen en/of (telkens) -al dan niet opzettelijk- in enigerlei vorm heeft bemiddeld ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken en/of ter beschikking verkrijgen van de hierboven bedoelde al dan niet op termijn opvorderbare gelden; 2. zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2001 tot 1 oktober 2004 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte rechtspersoon]. en/of één of meer anderen, althans alleen, (telkens) -al dan niet opzettelijk- zonder vergunning als effectenbemiddelaar en/of vermogensbeheerder in en/of vanuit Nederland diensten heeft aangeboden aan en/of verricht voor een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten (onder meer) [slachtoffer 3] (bijl. 6) en/of [slachtoffer 4] (bijl. 9) en/of [slachtoffer 5] (bijl. 9) en/of [slachtoffer 6] (bijl. 9) en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (bijl. 166) en/of [slachtoffer 9] (bijl. 129) en/of [slachtoffer 7] (bijl. 191) en/of [slachtoffer 8] (bijl. 189, 191) en/of [slachtoffer 9] (bijl. 129), en/of [slachtoffer 10] (aparte aangifte), immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) - bemiddeld bij de totstandkoming van de deelname van (onder andere) bovengenoemde perso(o)n(en) aan obligatieleningen van Rentemaxx Ltd. en/of Rentemaxx en/of Depositomaxx en/of Prestamaxx, en/of - bemiddeld bij de aankoop door (onder andere) bovengenoemde perso(o)n(en) van aandelen DR Marketing Inc., en/of - gelden van (onder andere) bovengenoemde deelnemers (op haar bankrekening) ontvangen en/of doorgeboekt naar (onder andere) de hierboven genoemde Rentemaxx Ltd. en/of Rentemaxx en/of Depositomaxx en/of Prestamaxx. 2. Voorvragen De rechtbank heeft ambtshalve bezien of het recht tot strafvervolging van de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde door verjaring is komen te vervallen. Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij in de periode van 1 november 2000 tot en met 31 december 2004 (opzettelijk) een voorschrift gesteld bij artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 heeft overtreden. Het opzettelijk overtreden van dit voorschrift is een misdrijf dat ex artikel 1 en 2 juncto 6 van de Wet op de economische delicten wordt bedreigd met onder meer een geldboete. Op grond van artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht verjaart een misdrijf met een dergelijke strafbedreiging na zes jaren. Het opzettelijk overtreden van genoemd voorschrift zou voor zover gepleegd vóór 14 juni 2001 derhalve zijn verjaard. De officier van justitie heeft betoogd - onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 13 september 1994, NJ 1994, 768 - dat door verdachte voor de onderhavige zaak te dagvaarden tegen 6 april 2006, zijnde een daad van vervolging, ondanks dat deze dagvaarding (op verzoek van de verdediging) is ingetrokken, de verjaringstermijn is gestuit en hij mitsdien kan worden ontvangen in de vervolging van verdachte wat betreft de gehele tenlastegelegde periode. De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn redenering. 3. Waardering van het bewijs De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. in de periode van 1 november 2000 tot 31 december 2004 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk in enigerlei vorm heeft bemiddeld ter zake van het bedrijfsmatig aantrekken van al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek te weten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (bijl. 166) en [slachtoffer 3] (bijl. 6) en [slachtoffer 4] (bijl. 9) en [slachtoffer 5] (bijl. 9) en [slachtoffer 6] (bijl. 9) en [slachtoffer 7] (Bijl. 191) en [slachtoffer 8] (bijl. 189, 191), en [slachtoffer 9], en [slachtoffer 10], en andere geldbedragen van één of meer anderen [diverse aangiften, alsmede bijl. 110, alsmede bijlage 192/194 in verband met AH/27]; 2. in de periode van 1 juli 2001 tot 1 oktober 2004 in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte rechtspersoon]., telkens opzettelijk zonder vergunning als effectenbemiddelaar in Nederland diensten heeft aangeboden aan natuurlijke personen, te weten (onder meer) [slachtoffer 3] (bijl. 6) en [slachtoffer 4] (bijl. 9) en [slachtoffer 5] (bijl. 9) en [slachtoffer 6] (bijl. 9) en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (bijl. 166) en [slachtoffer 9] (bijl. 129) en [slachtoffer 7] (bijl. 191) en [slachtoffer 8] (bijl. 189, 191) en [slachtoffer 9], en [slachtoffer 10] (aparte aangifte), immers heeft zij, verdachte, en haar mededader telkens - bemiddeld bij de totstandkoming van de deelname van (onder andere) bovengenoemde personen aan obligatieleningen van Rentemaxx Ltd. of Rentemaxx of Depositomaxx of Prestamaxx, en - bemiddeld bij de aankoop door (onder andere) bovengenoemde personen van aandelen DR Marketing Inc. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat. 1. Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 12 juni 2007. 2. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer V3, van 19 oktober 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 1] (pagina 142 tot en met 146). 3. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer V4, van 12 oktober 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 2] (pagina 150 tot en met 155). 4. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer V6, van 10 november 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 3] (pagina 162 tot en met 166). 5. Een geschrift, zijnde een kopie van een brief van de Nederlandse Bank van 7 juli 2003, inhoudende een aangifte tegen [verdachte rechtspersoon] van overtreding van artikel 82, eerste lid van de Wet toezicht kredietwezen 1992 gericht aan het arrondissementsparket Amsterdam (pagina 171 tot en met 181). 6. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer G2, van 31 maart 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 4] (pagina 191 tot en met 197). 7. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer G3, van 30 maart 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 5] (pagina 198 tot en met 206). 8. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer G4, van 12 mei 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], inhoudende onder meer de verklaring van [slachtoffer 9] (pagina 207 tot en met 210). 9.Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, van 5 februari 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], inhoudende onder meer de verklaring van [slachtoffer 3] (pagina 211 tot en met 216). 10. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, van 31 maart 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 5] (pagina 217 tot en met 221). 11. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, van 7 juni 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 1], inhoudende onder meer de verklaring van [slachtoffer 2] (pagina 223 tot en met 225). 12. Een proces-verbaal met dossiernummer 0, codenummer G2, van 31 maart 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 4], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 6] (pagina 228 tot en met 230). 13. Geschriften, tezamen bijlage 6, inhoudende een klacht inzake RenteMaxx, DepositoMaxx en PrestaMaxx van 23 maart 2003 van [slachtoffer 3] (pagina 282 tot en met 298). 14. Geschriften, tezamen bijlage 9, zijnde kopieën van afschriften van inschrijvingen op het AIP door [betrokkene 7], [slachtoffer 4], [betrokkene 8] en [slachtoffer 6] (pagina 340 tot en met 342). 15. Een geschrift, bijlage 41, zijnde een kopie van inschrijving op AIP door [betrokkene 5] (pagina 417 tot en met 418). 16. Een geschrift, bijlage 112, inhoudende enkele belangrijke punten DepositoMaxx (pagina 619). 17. Een geschrift, bijlage 113, inhoudende enkele belangrijke punten DepositoMaxx (pagina 620). 18. Een geschrift, bijlage 120, zijnde een kopie van een inschrijfformulier van [betrokkene 9] (pagina 636). 19. Een geschrift, bijlage 121, zijnde een kopie van een bevestiging storting aandelen DR Marketing [betrokkene 9] (pagina 637). 20. Een geschrift, bijlage 122, zijnde een honorering inschrijving op aandelen DR Marketing van [verdachte rechtspersoon] betreffende [betrokkene 9] (pagina 638). 21. Een geschrift, bijlage 123, zijnde een kopie van een certificaat DR Marketing Inc. ten name van [slachtoffer 9] (pagina 639). 22. Een geschrift, bijlage 124, zijnde een kopie van een inschrijfformulier aandelen DR Marketing Inc. ten name van [slachtoffer 9] (pagina 640 tot en met 642). 23. Een geschrift, bijlage 125, zijnde een kopie van belangrijke leverings- en betalingsvoorwaarden (pagina 643). 24. Een geschrift, bijlage 130, zijnde een kopie van een overzicht investeringen DepositoMaxx door [slachtoffer 9] (pagina 648). 25. Een geschrift, bijlage 133, zijnde een deelnameformulier voor overschrijving van DepositoMaxx naar PrestaMaxx (pagina 652). 26. Een geschrift, bijlage 165, zijnde een kopie van een afschrift van de Postbank van 20 maart 2000 van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] inzake betaling aan [medeverdachte rechtspersoon]. Amsterdam op rekening [nummer 1] (pagina 691). 27. Een geschrift, bijlage 166, zijnde een kopie van een afschrift van de Postbank van 20 november 2000 van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] inzake betaling aan [medeverdachte rechtspersoon]. Amsterdam op rekening [nummer 2] (pagina 692). 28. Een geschrift, bijlage 168, zijnde een kopie van een brief van [verdachte rechtspersoon] van 20 september 2000 aan [slachtoffer 2] betreffende het inschrijfnummer ‘all in’ Investment Plan (IP) (pagina 695). 29. Een geschrift, bijlage 169, zijnde een kopie van een brief van [verdachte rechtspersoon] van 17 november 2000 aan [slachtoffer 2] betreffende aandelen D.R. Marketing Inc. waarin de ontvangst van haar storting op de aandelen D.R. Marketing wordt bevestigd (pagina 696). 30. Een geschrift, bijlage 171, zijnde een kopie van een aandelen certificaat D.R. Marketing ten name van [slachtoffer 2] (pagina 698). 31. Een geschrift, bijlage 178, zijnde een kopie van een garantiecertificaat PrestaMaxx ten name van [slachtoffer 6] (pagina 709). 32. Een geschrift, bijlage 179, zijnde een kopie van een certificaat D.R. Marketing Inc. ten name van [slachtoffer 6] (pagina 710). 33. Een geschrift, bijlage 180, zijnde een kopie van een begeleidingsbrief van 6 mei 2003 van [medeverdachte rechtspersoon]. gericht aan [slachtoffer 6] waarin deze de kopie van de certificaten in de vennootschap D.R. Marketing Inc wordt aangeboden (pagina 711). 34. Een geschrift, bijlage 182, zijnde een kopie van een brief van 2 juli 2003 van DepositoMaxx gericht aan [slachtoffer 6] waarin de voorwaarden met betrekking tot de investering in de obligatielening van PrestaMaxx op de door hem gewenste voorwaarden wordt bevestigd (pagina 713). 35. Een geschrift, bijlage 186, zijnde een kopie van een brief van [verdachte rechtspersoon] van 29 maart 2002 gericht aan [slachtoffer 6] betreffende de inschrijving ten behoeve van het All Investment Plan en het toewijzen van appartementsrecht met nummer 10.081 (pagina 717). 36. Een geschrift, bijlage 189, inhoudende een overzicht van deelnemers op rekening van [medeverdachte rechtspersoon[nummer 1] in 2002 waarin onder meer staan vermeld [slachtoffer 7], [slachtoffer 8], [slachtoffer 6], [slachtoffer 4] (pagina 720 tot en met 729). 37. Een geschrift, bijlage 190, inhoudende een lijst met recapitulatie deelnemers met bedragen hoger dan € 9.000,00 in 2002 (pagina 730 tot en met 731). 38. Een geschrift, bijlage 191, inhoudende een lijst met overboekingen van ingelegde bedragen naar RenteMaxx Ltd. cq Construction Inc. (pagina 732 tot en met 733). 39. Een geschrift, bijlage 192, inhoudende een lijst met verkopen DR Marketing 2000 tot en met 2002 (pagina 734 tot en met 738). 40. Geschriften, tezamen bijlage 193, een historisch overzicht van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 betreffende het rekeningnummer 22.64.17.522 bij Van Lanschot Bankiers ten name van [verdachte rechtspersoon] (pagina 754 tot en met 820). 41. Geschriften, tezamen bijlage 194, inhoudende een lijst met inbeslaggenomen bescheiden Van Landschot Bankiers inzake rekeningnummer [nummer 1] ten name van [medeverdachte rechtspersoon]. 42. Geschriften, tezamen bijlage 196, inhoudende bankafschriften ABN AMRO rekening [nummer 2]. 43. Een geschrift, zijnde een kopie van een proces-verbaal van aangifte met nummer PL09060/06-121553 d.d. 14 april 2006 van [slachtoffer 10], opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] respectievelijk hoofdagent en aspirant agent van de regiopolitie Utrecht. 4.2 Nadere bewijsoverwegingen Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde Ten laste van verdachte is onder 1 bewezen verklaard dat zij samen met anderen ter zake van het (A) bedrijfsmatig aantrekken van (B) al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het (C) publiek (D) heeft bemiddeld. A. Bedrijfsmatig De term bedrijfsmatig duidt op handelen in het kader van de bedrijfsuitvoering. Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 12 juni 2007 blijkt dat verdachte een besloten vennootschap is met als bedrijfsomschrijving: het bemiddelen bij de verkoop van vakantiewoningen. Uit het uittreksel blijkt voorts dat de heer [betrokkene 1] van 12 november 1998 tot en met 14 oktober 2002 algemeen directeur is geweest. Op 8 maart 1999 is [betrokkene 2] als directeur in functie getreden, diens vertegenwoordigingsbevoegdheid is op 20 juni 2001 aangevangen. Op 7 juni 2004 is hij uit functie getreden. Sinds 7 juni 2004 is [rechtspersoon] bevoegd. Bedrijfsmatig is in ieder geval ‘geregeld en stelselmatig’ aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 27 maart 2001, JOR 2001, 98. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het exclusieve recht had verkregen om producten van [medeverdachte rechtspersoon] waaronder het All Investment Plan (AIP) te verkopen. Uit de vele aangiftes en inschrijfformulieren die zich in het dossier bevinden, blijkt dat verdachte geregeld en stelselmatig heeft bemiddeld inzake het aantrekken van opvorderbare gelden en derhalve bedrijfsmatig heeft gehandeld. B. Al dan niet op termijn opvorderbare gelden Door de verdediging is aangevoerd dat met betrekking tot de voor het AIP betaalde gelden geen sprake is van op termijn opvorderbare gelden in de zin van artikel 82 lid 1 Wtk. De rechtbank kan de verdediging in dit standpunt niet volgen. Het AIP houdt samengevat in: de verkoop van appartementsrechten door middel waarvan wordt geparticipeerd in een luxueus resort op de Dominicaanse Republiek. De gedachte daarachter is om via een inschrijving op het AIP te beleggen in een appartement of villa. De personen die willen investeren in het project dienen, na betaling van € 2.500,00 inschrijfgeld om te kunnen deelnemen aan het plan, € 6.500,00 als aanbetaling te storten in een depot, zodat in totaal € 9.000,00 wordt betaald. Met deze investering wordt een recht op de aankoop van een appartementsrecht of villa verkregen. De investering is verder bedoeld als een zekerheidsstelling voor de verdere deelname aan het project. Bij de depotstorting die wordt gedaan na de inschrijving op het AIP kan een keuze worden gemaakt tussen een renteloos depot of RenteMaxx A/DepositoMaxx A of RenteMaxx B/DepositoMaxx waar wel een rentevergoeding plaatsvindt. Onder opvorderbare gelden wordt (in de Wet op het financieel toezicht) verstaan: gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald. De rechtbank wijst in dit verband ook op het arrest van de Hoge raad van 29 juni 1999, JOR 1999, 150. De rechtbank is van oordeel dat ook in het geval dat thans ter beoordeling voorligt, sprake is van op termijn opvorderbare gelden. Dat blijkt onder meer uit de overeenkomst AIP die - na tussenkomst van verdachte - tussen [medeverdachte rechtspersoon] en de deelnemers aan het AIP werd gesloten (zie bijvoorbeeld bijlage 177). In die overeenkomst is opgenomen dat bij het niet doorgaan van het onderhavige project restitutie plaatsvindt van het gestorte kapitaal onder aftrek van het inschrijfgeld. Het blijkt ook uit de verklaring van de statutair directeur van verdachte: [betrokkene 2], die verklaart dat de investeerders op termijn altijd hun geld (na aftrek van het inleggeld) terugkrijgen, namelijk eind 2007 als het project niet door zou gaan. Volgens hem begint de opstartfase zodra er 2500 appartementen zijn aanbetaald (proces-verbaal blz. 152, 153). Bovendien verklaart ook de heer [betrokkene 3] uitdrukkelijk dat per 31 december 2007 depotstortingen altijd opvorderbaar zijn indien het project geen doorgang vindt (proces-verbaal blz. 164). Nu de in de onderhavige zaak betaalde gelden aanbetalingen zijn op te realiseren appartementen waarvan ongewis is of en wanneer die zullen worden gebouwd en die op een vastgestelde datum moeten worden terugbetaald als het project om wat voor reden dan ook niet doorgaat, is sprake van opvorderbare gelden in de zin van de Wtk 1992. C. Publiek De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden geconcludeerd tot een bewezenverklaring omdat de houders van een inschrijfnummer AIP die hebben geïnvesteerd in DepositoMaxx en PrestaMaxx dienen te worden aangemerkt als een besloten kring zodat niet kan worden gesproken van publiek als bedoeld in artikel 82 Wtk. De rechtbank wijst ook dit standpunt van de verdediging van de hand. Onder publiek verstaat de rechtbank “buiten een besloten kring”. De term heeft betrekking op de niet-professionele beleggers. Een besloten kring is in de Wet op het financieel toezicht (Wtf) die onder meer de Wet toezicht kredietwezen 1992 vervangt, als volgt gedefinieerd: een kring, bestaande uit personen of vennootschappen waarvan een persoon of vennootschap opvorderbare gelden ter beschikking verkrijgt, a. die nauwkeurig is omschreven; b. waarvan de toetredingscriteria vooraf zijn bepaald, toetsbaar zijn en niet resulteren in het op eenvoudige wijze toetreden van niet tot de kring behorende personen of vennootschappen; en c. waarbinnen degenen die er deel van uitmaken in een op het tijdstip van het verkrijgen van de opvorderbare gelden reeds bestaande rechtsbetrekking staan tot de persoon of vennootschap die de gelden ter beschikking verkrijgt, op grond waarvan zij redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van diens financiële toestand. Volgens de parlementaire geschiedenis van de Wtf wordt hiermee bestaand beleid gecodificeerd (Kamerstukken 2004-2005, 29708, nr. 10, p. 172). [betrokkene 3] heeft verklaard dat het AIP voor het brede publiek bestemd was (proces-verbaal blz. 164). Daarnaast heeft [betrokkene 2] verklaard dat het AIP niet bestemd was voor één bepaalde doelgroep (proces-verbaal blz. 152). Ten slotte heeft [betrokkene 1] geantwoord op de vraag van de Fiod of een ieder kon deelnemen in het AIP of dat het voor een geselecteerde groep mensen was, dat iedereen kon deelnemen (proces-verbaal blz. 145). Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de personen die zich hebben ingeschreven op het AIP niet-professionele beleggers zijn. De enige voorwaarde waaraan zij moesten voldoen om te kunnen deelnemen aan het AIP, was het kopen van een inschrijfnummer. Omdat het voor iedereen mogelijk was op eenvoudige wijze houder te worden van een inschrijfnummer AIP en zodoende toe te treden tot de kring van personen die konden investeren in DepositoMaxx en PrestaMaxx, is geen sprake van een besloten kring. De enkele omstandigheid dat na betaling een inschrijfnummer wordt verkregen, creëert nog niet het bestaan van een besloten kring als bedoeld in de wet. D. Bemiddelen De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet heeft bemiddeld bij het aantrekken van al dan niet op termijn opvorderbare gelden. Zij heeft zich (met uitzondering van het AIP) nimmer rechtstreeks tot buitenstaanders gewend met mailingen, advertenties of iets dergelijks. Verdachte is niet naar buiten getreden met de producten DepositoMaxx of PrestaMaxx. Alle in de tenlastelegging genoemde personen hebben op eigen initiatief of op advies van een tussenpersoon of andere deelnemers aan het AIP deelgenomen, aanbetalingen gedaan en deze gelden geïnvesteerd in DepositoMaxx en PrestaMaxx. Verdachte heeft enkel bemiddeld in de verkoop van appartementsrechten in het AIP, aldus de verdediging. De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan bemiddelen in de zin van de Wtk. In zijn arrest van 28 september 1993, NJ 1993, 768, heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt wat onder ‘enige bemiddeling’ dient te worden verstaan. Bemiddelen is het verrichten van activiteiten tot het tot stand brengen van overeenkomsten van geldleen op naam van een derde of van derden. Uit bijlage 8 (pagina 337 tot en met 339) blijkt dat [medeverdachte rechtspersoon]. een exclusieve licentie aan verdachte heeft verleend voor de verkoop van haar producten aan consumenten en/of andere eindgebruikers in Nederland. Verdachte heeft zich hierbij verplicht het standaardinschrijvingsformulier te gebruiken totdat het eerste break-evenpoint is bereikt en een standaardkoopovereenkomst nadat het eerste break-evenpoint is bereikt. Genoemde partijen zijn overeengekomen dat verdachte al hetgeen zal doen dat binnen haar mogelijkheden ligt ter bevordering van het product. [medeverdachte rechtspersoon]. heeft verdachte toestemming gegeven over te gaan tot de aanstelling van één of meer handelsagenten, subdealers of andere (rechts)personen van dien aard. [betrokkene 3] heeft verklaard dat het AIP via tussenpersonen aan de man werd gebracht (proces-verbaal blz. 164). Uit het dossier blijkt dat onder meer [betrokkene 10], [betrokkene 11], [betrokkene 12] en [betrokkene 13] en [betrokkene 14] als tussenpersonen het AIP en de overige producten hebben aangeboden. Mede gelet op het feit dat verdachte beschikte over het alleenrecht voor de verkoop van [medeverdachte rechtspersoon], waarover zowel [betrokkene 3] als [betrokkene 2] verklaarden, acht de rechtbank het aannemelijk dat de tussenpersonen hebben bemiddeld onder regie en ter gunste van verdachte als verkoopkanaal. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde Het is de rechtbank uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte een vergunning of vrijstelling had om diensten als effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 7 Wte 1995 aan te bieden. Evenmin is de rechtbank gebleken dat (een van) de uitzonderingen van het tweede lid van de Wte 1995 van toepassing waren. 5. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straf De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 50.000,00. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk overtreden van voorschriften gesteld bij respectievelijk artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Het toezicht dat in het kader van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt uitgeoefend, beoogt een algemene en preventieve financieel-economische bescherming van het publiek tegen malafide of niet-solvabele kredietinstellingen. Het doel van artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is het beschermen van beleggers tegen benadering door effectenbemiddelaars die niet over de vereiste deskundigheid beschikken en die niet aan toezicht zijn onderworpen. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de wetswijzigingen die de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in de bewezen verklaarde periode hebben ondergaan. De wettelijke voorschriften zijn dan ook toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte. De wetswijzigingen van de Wtk zijn van kracht geweest van respectievelijk 15 mei 1998 tot en met 30 juni 2002, van 1 juli 2002 tot en met 30 november 2003 en van 1 december 2003 tot en met 14 september 2004 en de respectieve wetswijzigingen van de Wte zijn van kracht geweest van 1 januari 1999 tot en met 30 november 2003, van 1 december 2003 tot 1 december 2003 en van 1 december 2003 tot en met 31 december. Ondanks de vele wetwijzigingen zijn de verweten gedragingen, steeds hetzelfde gebleven. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert respectievelijk op: 1. Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 82, eerste lid van de Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan door een rechtspersoon. 2. Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 7, eerste lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte, [verdachte rechtspersoon], daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 50.000,00 (vijftigduizend euro). Dit vonnis is gewezen door mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mrs. T.G. van der Schroeff en O.P.G. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2007.