Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8515

Datum uitspraak2007-11-22
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/900040-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling tot 30 maanden gevangenisstraf terzake deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het kweken en bereiden van hennepproducten. Voorts is verdachte D veroordeeld terzake overtreding van de Opiumwet.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM zittinghoudende te Zutphen Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 05/900040-06 Uitspraak d.d. 22 november 2007 Tegenspraak / dip - aangezegd VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte D], geboren te [plaats] op [1971], wonende te [adres en woonplaats], thans verblijvende in de penitentiaire inrichting “De Grittenborgh” te Hoogeveen. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 mei 2007, 2 augustus 2007, 24 oktober 2007 en 8 november 2007. Ter terechtzitting gegeven beslissingen Ter terechtzitting van 9 mei 2007 en 2 augustus 2007 heeft de rechtbank het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen. Bij beslissing van 13 september 2007 heeft de raadkamer van deze rechtbank het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen en bevolen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van 14 september 2007 te 10.00 uur tot 1 oktober 2007 te 12.00 uur. Bij beslissing van 15 oktober 2007 heeft de raadkamer van deze rechtbank het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen en bevolen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van 16 oktober 2007 te 12.00 uur tot 24 oktober 2007 te 09.00 uur. Ter terechtzitting van 24 oktober 2007 heeft de rechtbank het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen. Ter terechtzitting gegeven voornemen Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks 01 september 2005 tot en met 23 januari 2007 te Vianen en/of Eindhoven en/of Heijen en/of Den Bosch en/of Rosmalen en/of [plaats] en/of Wamel, gemente West Maas en Waal en/of Kerkdriel en/of Maasdriel en/of Velddriel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie met [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte B] en/of [medeverdachte F] en/of [medeverdachte G] en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte I] en/of [medeverdachte J], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het kweken en bereiden van hennepproducten, althans het plegen van misdrijven; (2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9) art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met september 2006 te Vianen (zd 2.8) en/of Eindhoven (zd 2.6) en/of Heijen (zd 2.9) en/of Den Bosch (zd 2.5) en/of Veghel (2.4, 2.7) en/of Rosmalen tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen (meermalen) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) een (grote) hoevelheid hennepplanten en/of hennepstekken (zd 2.4: 8000 st; zd 2.5: 260 pl; zd 2.6: 3414 pl; zd 2.7: 2380 pl; zd 2.8: 8064 pl; zd 2.9: 927 pl), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; art 3 ahf/ond B Opiumwet art 3 ahf/ond C Opiumwet Overweging ten aanzien van de tenlastelegging Aan verdachte is onder meer ten laste gelegd het delict van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen ziet op deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. In de tenlastelegging is opgenomen: “welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het telen en bereiden van hennepproducten, althans het plegen van misdrijven”. Uit de subsidiaire bewoordingen van de tenlastelegging “althans het plegen van misdrijven” is af te leiden dat de steller van de tenlastelegging met overtreding van artikel 3 van de Opiumwet de misdrijfvariant heeft benoemd. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Onrechtmatig verkregen bewijs Door en namens verdachte is terzake de hennepkwekerij aan [adres A] te [plaats] (zaakdossier 2.7) aangevoerd dat de politie dit pand op 17 januari 2006 onrechtmatig is binnengetreden, nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Het enkele feit dat verbalisanten op 17 januari 2006 omstreeks 04.30 uur twee mannen een hek zien sluiten, vervolgens een witte bestelbus achteruit het pand – onder een geopende roldeur – in zien rijden, is voor een dergelijk vermoeden onvoldoende. Vorenstaande dient volgens de raadsman van verdachte te leiden tot bewijsuitsluiting en mitsdien tot vrijspraak van dit feit. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte aangemerkt moet worden als de feitelijke gebruiker van de loods waarin – al dan niet rechtmatig – is binnengetreden. Niet gezegd kan worden dat een eventuele onrechtmatige binnentreding en een daaropvolgende doorzoeking verdachte in zijn te beschermen belangen raakt. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met 23 januari 2007 te Vianen en Eindhoven en Heijen en Den Bosch en Rosmalen en Veghel en Wamel, gemeente West Maas en Waal, en Kerkdriel en Maasdriel en Velddriel, opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie met [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte F] en/of [medeverdachte G] en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte I] en/of [medeverdachte J], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het kweken en bereiden van hennepproducten; 2. hij omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met september 2006 te Vianen en Eindhoven en Heijen en Den Bosch en Veghel tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, telkens een grote hoeveelheid hennepplanten en/of hennepstekken, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. Bewijsoverweging Voor zover door de rechtbank bewezen is verklaard dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in Veghel heeft gepleegd, wordt hiermee zowel de hennepkwekerij aan [adres A] (zaakdossier 2.7) als de hennepkwekerij aan [adres B] 15 (zaakdossier 2.4) bedoeld. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders onder 1 en 2 is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: Feit 1 : Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Feit 2 : Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Zij heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een misdadige organisatie, die zich op systematische en professionele wijze heeft beziggehouden met het kweken van hennep. Verdachte heeft bij de exploitatie van deze (zes) hennepkwekerijen een grote sturende, leidende en dominante rol gespeeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van verdovende middelen, waaronder hennep, schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. In het dossier is bewijs voorhanden met betrekking tot in ieder geval zes hennepkwekerijen, van aanzienlijke omvang en op professionele wijze ingericht, die aan verdachte te relateren zijn. Verdachte heeft hierbij kennelijk uit louter financieel gewin gehandeld. Gelet op het voorgaande kan niet worden volstaan met een andere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 en 2 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van de Wetering en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2007.