Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8516

Datum uitspraak2007-11-22
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/900053-07 en 05/511758-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling verdachte C tot 22 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, terzake deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het kweken en bereiden van hennepproducten, overtreding van de Opiumwet en oplichting.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM zittinghoudende te Zutphen Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummers: 05/900053-07 en 05/511758-07 Uitspraak d.d. 22 november 2007 Tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte C], geboren te [plaats] op [1970], wonende te [adres en woonplaats] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2007, 30 juli 2007, 29 oktober 2007 en 8 november 2007. Voeging meerdere dagvaardingen Ter terechtzitting van 30 juli 2007 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 05/900053-07 en 05/511758-07 tegen verdachte aangebrachte zaken. Ter terechtzitting gegeven beslissingen Ter terechtzitting van 8 mei 2007 heeft de rechtbank het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen. Bij beschikking van 28 juni 2007 heeft de raadkamer in de rechtbank het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen en heeft bevolen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van 2 juli 2007 te 10.00 uur. Ter terechtzitting van 29 oktober 2007 heeft de rechtbank voorshands het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Ter terechtzitting gegeven voornemen ontnemingsvordering Na het door de officier van justitie gehouden requisitoir, heeft hij conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 05/900053-07 1. hij in of omstreeks 01 september 2005 tot en met 23 januari 2007 te Vianen en/of Eindhoven en/of Heijen en/of Den Bosch en/of Veghel en/of Wamel, gemente West Maas en Waal en/of Kerkdriel en/of Maasdriel en/of Velddriel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie met [medeverdachte A] en/of [medeverdachte D] en/of [medeverdachte B] en/of [medeverdachte F] en/of [medeverdachte G] en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte I] en/of [medeverdachte J], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het kweken en bereiden van hennepproducten, althans het plegen van misdrijven; (2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9) 2. hij in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met september 2006 te Vianen (zd 2.8) en/of Eindhoven (zd 2.6) en/of Heijen (zd 2.9) en/of Den Bosch (zd 2.5) en/of Veghel (2.4, 2.7) en/of Wamel tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen (meermalen) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) een (grote) hoevelheid hennepplanten en/of hennepstekken (zd 2.4: 8000 st; zd 2.5: 260 pl; zd 2.6: 3414 pl; zd 2.7: 2380 pl; zd 2.8: 8064 pl; zd 2.9: 927 pl), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; art 3 ahf/ond B Opiumwet art 3 ahf/ond C Opiumwet 05/511758-07 hij in of omstreeks de periode van december 2006 tot en met maart 2007 te Wamel en/of Ammerzoden en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een aantal geldinstellingen, te weten [naam 1] Hypotheken Groep BV en/of de [naam 2]-bank en/of [naam 3] Hypotheken BV, bewogen tot de afgifte van geld, een bedrag van in totaal 144305,86 euro, in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte (telkens) tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen,met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid werkgeversverklaringen bij [bedrijf 2 verdachte A] Bv en/of [naam 5] Montage BV en de daarbij behorende loonstrookjes hebben opgesteld en/of deze hebben overgelegd en/of een op basis daarvan aangeboden hypotheek-overeenkomst heeft/hebben aangegaan en/of een aantal vervalste faturen van [naam 6] BV hebben overlegd waaruit van verbouwing in verschillende aangekochte panden zou moeten blijken, waardoor [naam 1] Hypotheken Groep BV tot een bedrag van 54442,50 euro en/of [naam 2]-bank tot een bedrag van 54408,86 euro en/of [naam 3] Hypotheken BV tot een bedrag van 35454,50 euro (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; (zd 7. 3 en 7.5) art 326 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overweging ten aanzien van de tenlastelegging Aan verdachte is onder parketnummer 05/900053-07 onder meer ten laste gelegd het delict van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen ziet op deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. In de tenlastelegging is opgenomen: “welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, te weten het telen en bereiden van hennepproducten, althans het plegen van misdrijven.” Uit de subsidiaire bewoordingen van de tenlastelegging “althans het plegen van misdrijven” is af te leiden dat de steller van de tenlastelegging met overtreding van artikel 3 van de Opiumwet de misdrijfvariant heeft benoemd. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/900053-07 en het onder parketnummer 05/511758-07 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 05/900053-07 1. hij omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met 23 januari 2007 te Vianen en Heijen en Den Bosch en Veghel en Wamel, gemeente West Maas en Waal en Kerkdriel en Maasdriel en Velddriel, opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie met [medeverdachte A] en [medeverdachte D] en/of [medeverdachte F] en/of [medeverdachte G] en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte I] en/of [medeverdachte J], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het kweken en bereiden van hennepproducten; 2. hij omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met september 2006 te Vianen en Heijen en Den Bosch en Veghel tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, telkens een grote hoeveelheid hennepplanten en/of hennepstekken, zijnde hennep een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; 05/511758-07 hij in de periode van december 2006 tot en met maart 2007 te Wamel en/of Ammerzoden en/of elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, een aantal geldinstellingen, te weten [naam 1] Hypotheken Groep BV en de [naam 2]-bank en [naam 3] Hypotheken BV, heeft bewogen tot de afgifte van geld, hierin bestaande dat verdachte telkens tezamen met verdachtes mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid werkgeversverklaringen bij [bedrijf 2 verdachte A] BV en [naam 5] Montage BV en de daarbij behorende loonstrookjes hebben opgesteld en deze hebben overgelegd en een op basis daarvan aangeboden hypotheekovereenkomst hebben aangegaan en een aantal vervalste facturen van [naam 6] BV hebben overgelegd waaruit van verbouwing in verschillende aangekochte panden zou moeten blijken, waardoor [naam 1] Hypotheken Groep en de [naam 2]-bank en [naam 3] Hypotheken BV telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte. Bewijsoverweging terzake 05/900053-08 Voor zover door de rechtbank bewezen is verklaard dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in [plaats] heeft gepleegd, wordt hiermee de hennepkwekerij aan de [adres A] bedoeld (zaakdossier 2.7). Voor de hennepkwekerij die in [plaats] aan de [adres B] is aangetroffen, acht de rechtbank geen wettig bewijs voorhanden dat verdachte bij deze kwekerij enige betrokkenheid had. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: 05/900053-07 Feit 1 : Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven; Feit 2 : Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. 05/511758-07 : Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een misdadi¬ge organisatie, die zich op systematische en professionele wijze heeft beziggehouden met het kweken van hennep. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van verdovende middelen, waaronder hennep, schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. In het dossier is bewijs voorhanden met betrekking tot in ieder geval vier hennepkwekerijen, van aanzienlijke omvang en op professionele wijze ingericht, die aan verdachte te relateren zijn. Verdachte heeft hierbij kennelijk uit louter financieel gewin gehandeld. Voorts heeft verdachte het vertrouwen geschaad dat financiële instellingen mogen hebben in werkgeversverklaringen en loonstroken. Door deze valselijk op te maken dan wel te laten opmaken heeft hij samen met zijn echtgenote en twee werkgevers op listige wijze een drietal aanzienlijke hypothecaire leningen verkregen. Verdachte heeft daarnaast een aantal bouwdepots bij deze financiële instellingen afgesloten. Door vervolgens valse facturen van een bouwbedrijf aan deze instellingen over te leggen, heeft verdachte ten onrechte aanzienlijke bedragen geïncasseerd, waardoor deze instellingen grote financiële schade hebben opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij – ook hier – louter uit winstbejag heeft gehandeld. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank tot slot in ogenschouw dat verdachte geen justitiële documentatie heeft terzake soortgelijke feiten. De rechtbank acht voorts een lagere straf geïndiceerd dan door de officier van justitie is geëist, nu verdachte van twee van de zes ten laste gelegde hennepkwekerijen is vrijgesproken. Opheffing bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 29 oktober 2007 verzocht tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De beslissing hieromtrent is afzonderlijk geminuteerd. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 140 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/900053-07, feit 1 en 2, en het onder parketnummer 05/511758-07 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van de Wetering en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2007.