Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8796

Datum uitspraak2007-11-26
Datum gepubliceerd2007-11-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/825171-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ondanks arrest HR 30-10-2007 (LJN BB 3999) legt rechtbank een proeftijd van drie jaar op.


Uitspraak

verkort vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/825171-07 Datum uitspraak: 26 november 2007 Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte]] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [adres]. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juni 2007 en 12 november 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 mei 2007. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 01 maart 2007, althans op 01 maart 2007 te Helmond, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] ([geboortedatum] 1999) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (telkens) -met zijn, verdachte's, tong likken aan de penis en/of tepel(s), althans aan het lichaam van [slachtoffer] en/of -pijpen en/of aftrekken van [slachtoffer] en/of -ongekleed op/naast die (ongeklede) [slachtoffer] te gaan liggen en/of -zich aftrekken tenoverstaan, althans in aanwezigheid van die [slachtoffer] en/of -zich door [slachtoffer] laten aftrekken en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) -uit het fysiek en geestelijk overwicht op die [slachtoffer] en/of -uit het vertellen tegen die [slachtoffer] -zakelijk weergegeven- dat de boze geesten zouden komen die hem, [slachtoffer], zouden doden, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking; Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 1 maart 2007, althans op 01 maart 2007 te Helmond, met [slachtoffer] ([geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten door (telkens) -met zijn, verdachte's, tong te likken aan de penis en/of tepel(s), althans aan het lichaam van die [slachtoffer] en/of -die [slachtoffer] te pijpen en/of af te trekken en/of -ongekleed op die (ongeklede) [slachtoffer] te gaan liggen en/of -zich (telkens) af te trekken tenoverstaan, althans in aanwezigheid van [slachtoffer] -zich (telkens) door [slachtoffer] te laten aftrekken; (artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht) Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. Vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte op tijdstippen in de periode van 01 augustus 2006 tot en met 1 maart 2007, te Helmond, met [slachtoffer] ([geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten door - met zijn, verdachte's, tong te likken aan de penis en/of tepels, en - [slachtoffer] te pijpen en af te trekken en - zich af te trekken ten overstaan, althans in aanwezigheid van [slacht[slachtoffer] en - zich door [slachtoffer] te laten aftrekken. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 247. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLSSING HEBBEN GELEID. De eis van de officier van justitie. Vrijspraak voor het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde: - een gevangenisstraf voor de duur van 157 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde verplichte reclasseringsbegeleiding. - een werkstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De op te leggen straffen. Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Over de persoon van verdachte is op 4 juni 2007 gerapporteerd door de GZ-psycholoog mevr. drs. S. Labrijn. In de forensisch psychologische beschouwing (pt. 10) in het rapport concludeert de psycholoog als volgt: “In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een psychiatrische problematiek, noch van een persoonlijkheidsstoornis. Er zijn geen aanwijzigen voor pedofilie. Er zijn een aantal zwakke kanten in de persoonlijkheid gevonden. Er is sprake van een narcistische dynamiek, waarbij een fragiel zelfbeeld wordt afgeweerd door eenzijdig een helpende positie in te nemen in de interactie met anderen. De betrokkene heeft weinig besef van grenzen in het contact met anderen. Er is sprake van enige vermijding in het contact met leeftijdsgenoten. Op negenjarige leeftijd werd betrokkene het slachtoffer van een eenmalig seksueel trauma. Er is nog sprake van enig vermijding op seksueel gebied.” Voorts laat de rechtbank bij de strafoplegging meewegen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Overeenkomstig het advies in het voorlichtingsrapport van de Reclassering zal de gevangenisstraf deels voorwaardelijk worden opgelegd. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal niet tenuitvoergelegd worden gelegd, mits verdachte zich gedurende een proeftijd van drie jaar aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de bijzondere voorwaarde naleeft van een verplicht reclasseringstoezicht. Met betrekking tot de duur van de op te leggen proeftijd voor wat betreft de naleving van de gestelde bijzondere voorwaarde heeft de Hoge Raad bij arrest van 30 oktober 2007 onder LJ nummer bb3999 bepaald, dat moet worden aangenomen dat artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Proeftijd bedraagt in gevallen van artikel 14c, eerste en tweede lid, onder 3e en 4e, ten hoogste 2 jaar en in de overige gevallen ten hoogste 3 jaar.) bij de wetswijziging van artikel 14c op 1 april 1993 bij vergissing niet is aangepast aan de nieuwe nummering van artikel 14c, tweede lid. Artikel 14b moet derhalve worden gelezen als volgt: “De proeftijd bedraagt in de gevallen bedoeld in artikel 14c, eerste en tweede lid, onder 3e en 5e, ten hoogste 2 jaren en in de overige gevallen ten hoogste 3 jaren”. Dat betekent dat naar het oordeel van de Hoge Raad aan de categorie “andere bijzondere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende” maar een proeftijd van 2 jaar kan worden opgelegd. Ondanks dit arrest is de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige strafzaak toch een proeftijd van 3 jaar moet worden verbonden aan de naleving van de gestelde bijzondere voorwaarde. Verdachte ontkent het hem tenlastegelegde. Uitgaande van deze ontkenning is de psycholoog, mevr. drs. S. Labrijn, tot de conclusie gekomen dat er geen aanwijzingen zijn voor pedofilie. De reclassering dringt aan op verdere diagnostisering en behandeling bij schuldigverklaring en adviseert, gelet op de weerstand van verdachte tegen behandeling, een proeftijd van 3 jaar op te leggen. Zolang de wetgever genoemde omissie van artikel 14b van het Wetboek van Strafrecht niet heeft hersteld, blijft het opleggen van een proeftijd van 3 jaar mogelijk. De gegroeide praktijk om in dit soort gevallen een proeftijd van 3 jaar op te leggen heeft niet geleid tot wetswijziging. De rechtbank is derhalve niet overtuigd dat de bedoeling van de wetgever niet stilzwijgend is veranderd, mede gezien de latere wetswijziging waarbij een nog langere proeftijd mogelijk is gemaakt, mede gelet op gevallen waarin de te verwachten behandelduur de gebruikelijke proeftijd overstijgt. De rechtbank wil met het opleggen van een proeftijd van 3 jaar enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De vordering van [slachtoffer]. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Onduidelijk is in hoeverre gemelde klachten direct gevolg zijn van het handelen van verdachte, gelet op de ook daarvoor al bestaande problematiek. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil. DE UITSPRAAK Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: - Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. DE BESLISSING: T.a.v. primair: - vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. T.a.v. subsidiair: - een gevangenisstraf voor de duur van 157 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarde: dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht. Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. - een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. - niet-ontvankelijkverklaring van [slachtoffer] in haar vordering. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door: mr. I. Rijnbout voorzitter, mr. J.A. van Biesbergen en mr. E.W. van den Heuvel, leden, in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier, en is uitgesproken op 26 november 2007. 7 Parketnummer: 01/825171-07 [verdachte]