Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8809

Datum uitspraak2007-11-23
Datum gepubliceerd2008-01-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/650077-06 en 04/860687-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

In tegenstelling tot hetgeen de raadsman van verdachte heeft bepleit ten aanzien van het ontbreken van het element geweld, is de rechtbank van oordeel dat dit geweld mede aan verdachte dient te worden toegerekend, nu er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Bij dit oordeel heeft de rechtbank betrokken dat de overval plaats heeft gevonden in een omgeving waar de kans reëel aanwezig was dat er voorbijgangers waren die op het moment dat de overval plaatsvond, gebruik wilden maken van de geldautomaat of ter plaatse waren omdat er een winkelcentrum in de directe omgeving van de plaats delict is. Met deze mogelijke verstoringen hebben verdachte en zijn medeverdachte rekening gehouden, hetgeen reeds blijkt uit de omstandigheid dat de medeverdachte om de hoek, bewapend met in ieder geval een kloofbijl, gereed stond om zonodig in te grijpen, hetgeen ook is geschied. Weliswaar niet in verband met een verstoring als voormeld, doch omdat het klaarblijkelijk naar de wens van de medeverdachte niet snel genoeg ging. Ook het regelen en het gereedzetten van vluchtauto’s voor en na deze gewelddadige overval geven blijk van een goed georganiseerd vooropgezet plan evenals de waarnemingen van de rechtbank ter terechtzitting op de getoonde camerabeelden van de overval: op het moment dat verdachte, gekleed in camouflagepak en gemaskeerd met een bivakmuts, de koffer binnen handbereik had nadat hij het slachtoffer onder bedreiging met een pistool met geweld naar de grond had gebracht, stond de tweede verdachte met eenzelfde camouflagepak en bivakmuts op klaar om middels het slaan met een kloofbijl tegen het lichaam van het slachtoffer de diefstal te voltooien. Verdachte wist overigens, volgens zijn eigen verklaring ter zitting, dat hij samenwerkte met geweldadige medeverdachten, hetgeen hem er geenszins van heeft weerhouden om met hen de beraamde overval te plegen. Gelet op het geheel aan omstandigheden waaronder de overval heeft plaatsgehad als vorenomschreven, dicht de rechtbank verdachte een actieve rol toe bij het toepassen van het gebruikte geweld jegens het slachtoffer tijdens de overval, weshalve verdachte wordt gekwalificeerd als medepleger.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummers: 04/650077-06 en 04/860687-07 Uitspraak d.d. : 23 november 2007 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [achternaam verdachte] voornamen : [voornamen verdachte] geboren op : [geboortedatum en -plaats ] adres : [adres verdachte] plaats : [woonplaats verdachte] thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530 Roermond. 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2007 en van 9 november 2007. 2. De tenlastelegging De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 04/650077-06 terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 11 augustus 2006 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een plofkoffer van een waardetransport, inhoudende onder meer een bedrag aan geld groot EURO 53.000,--, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld heeft bestaan in het met een kloofbijl en/of hard voorwerp slaan tegen het lichaam van genoemde [naam slachtoffer 1] en/of het meermalen met geschoeide voet trappen tegen het lichaam van genoemde [naam slachtoffer 1], terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag, en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het dreigend dichtbij het hoofd van genoemde [naam slachtoffer 1] houden van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of (daarbij) op dreigende toon tegen genoemde [naam slachtoffer 1] heeft geroepen: "Ga liggen" en/of “Laat los”, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking; art. 312 Wetboek van Strafrecht Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 11 augustus 2006 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een plofkoffer van een waardetransport, inhoudende onder meer een bedrag aan geld groot EURO 53.000,--, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld heeft bestaan in het met een hard voorwerp slaan tegen het lichaam van genoemde [naam slachtoffer 1] en/of het meermalen met geschoeide voet trappen tegen het lichaam van genoemde [naam slachtoffer 1], terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag, en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het dreigend dichtbij het hoofd van genoemde [naam slachtoffer 1] houden van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of (daarbij) op dreigende toon tegen genoemde [naam slachtoffer 1] heeft geroepen: "Ga liggen" en/of "Laat los", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;art. 317 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de nacht van 6 op 7 augustus 2006 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk BMW, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);art. 311 Wetboek van Strafrecht Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen: hij in of omstreeks de periode van 6 tot en met 11 augustus 2006 in de gemeente(n) Amstelveen en/of Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto, merk BMW, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; art. 416 jo 417BIS Wetboek van Strafrecht In de zaak met parketnummer 04/860687-07 1. hij op of omstreeks 23 mei 2007 in de gemeente 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [naam straat]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 300, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art. 300 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2007 tot en met 23 mei 2007 in de gemeente 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte. art. 310 Wetboek van Strafrecht Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 9 november 2007 gevorderd dat het onder parketnummer 04/650077-06 feit 1 primair en feit 2 subsidiair en het onder parketnummer 04860687-07 feit 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie acht genoemde feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen, de verklaring van verdachte afgelegd op 16 oktober 2007 en hetgeen verdachte ter terechtzitting verklaard heeft. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder parketnummer 04/650077-06 ten laste gelegde feit onder 1 primair op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte op 16 oktober 2007 een bekennende verklaring heeft afgelegd betreffende de overval maar dat het gewelddadige strafverzwarende element -het slaan met de kloofbijl en schoppen in de rug van het slachtoffer- niet aan zijn cliënt kan worden toegerekend, nu zijn cliënt ontkent enige bijdrage aan deze gedragingen te hebben geleverd. De opzet van zijn cliënt was louter gericht op het dreigen met een pistool, teneinde de geldkoffer te verkrijgen, doch geenszins op enige vorm van geweld. De raadsman verzoekt de rechtbank om zijn cliënt van dit strafverzwarende element in de tenlastelegging vrij te spreken. Ten aanzien van het onder parketnummer 04/650077-06 ten laste gelegde feit 2 verzoekt de raadsman om vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Naar de mening van de raadsman is er voor diefstal geen enkel bewijsmiddel in het dossier aanwezig en heeft zijn cliënt de diefstal van de auto ontkend. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit wijst de raadsman op de verklaring van zijn cliënt waarin deze aangeeft dat zijn medeverdachten tegen hem gezegd hebben dat de auto geleend was. Zijn cliënt heeft dit voor waar aangenomen. Voor wat betreft het in brand steken van de auto wijst de raadsman erop dat dit heeft plaatsgevonden in afwezigheid van zijn cliënt met als mogelijke oorzaak de “plofkoffer” die brand heeft gevat. Ten aanzien van de onder parketnummer 04/860687-07 ten laste gelegde feiten 1 en 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 04/650077-06 feit 2 primair is ten laste gelegd. Er is geen bewijs dat verdachte de auto alleen of in vereniging heeft gestolen. Verdachte ontkent en in de aangifte van de diefstal van de auto staat niets vermeld over de identiteit van de plegers van de diefstal, zodat niet tot enige betrokkenheid van verdachte bij deze diefstal kan worden geconcludeerd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder parketnummer 04/650077-06 primair ten laste gelegde feit 1. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 november 2007 , de aangifte van [naam slachtoffer 1] , de aangifte van [naam aangever] en de getuigenverklaring van [naam getuige] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. In tegenstelling tot hetgeen de raadsman van verdachte heeft bepleit ten aanzien van het ontbreken van het element geweld, is de rechtbank van oordeel dat dit geweld mede aan verdachte dient te worden toegerekend, nu er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Bij dit oordeel heeft de rechtbank betrokken dat de overval plaats heeft gevonden in een omgeving waar de kans reëel aanwezig was dat er voorbijgangers waren die op het moment dat de overval plaatsvond, gebruik wilden maken van de geldautomaat of ter plaatse waren omdat er een winkelcentrum in de directe omgeving van de plaats delict is. Met deze mogelijke verstoringen hebben verdachte en zijn medeverdachte rekening gehouden, hetgeen reeds blijkt uit de omstandigheid dat de medeverdachte om de hoek, bewapend met in ieder geval een kloofbijl, gereed stond om zonodig in te grijpen, hetgeen ook is geschied. Weliswaar niet in verband met een verstoring als voormeld, doch omdat het klaarblijkelijk naar de wens van de medeverdachte niet snel genoeg ging. Ook het regelen en het gereedzetten van vluchtauto’s voor en na deze gewelddadige overval geven blijk van een goed georganiseerd vooropgezet plan evenals de waarnemingen van de rechtbank ter terechtzitting op de getoonde camerabeelden van de overval: op het moment dat verdachte, gekleed in camouflagepak en gemaskeerd met een bivakmuts, de koffer binnen handbereik had nadat hij het slachtoffer onder bedreiging met een pistool met geweld naar de grond had gebracht, stond de tweede verdachte met eenzelfde camouflagepak en bivakmuts op klaar om middels het slaan met een kloofbijl tegen het lichaam van het slachtoffer de diefstal te voltooien. Verdachte wist overigens, volgens zijn eigen verklaring ter zitting, dat hij samenwerkte met geweldadige medeverdachten, hetgeen hem er geenszins van heeft weerhouden om met hen de beraamde overval te plegen. Gelet op het geheel aan omstandigheden waaronder de overval heeft plaatsgehad als vorenomschreven, dicht de rechtbank verdachte een actieve rol toe bij het toepassen van het gebruikte geweld jegens het slachtoffer tijdens de overval, weshalve verdachte wordt gekwalificeerd als medepleger. De rechtbank is voorts van oordeel dat het richten van een pistool op het hoofd van het slachtoffer is aan te merken als bedreiging met geweld. Ten aanzien van het onder parketnummer 04/650077-06 subsidiair ten laste gelegde feit 2. Op 7 augustus 2007 werd door [naam slachtoffer 2] aangifte gedaan van diefstal van een BMW kleur blauw met kenteken nummer [kentekennummer] . Deze auto werd kort na de overval op 11 augustus door een medeverdachte in brand gestoken . Ten aanzien van de heling van de gestolen auto acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat verdachte niet wist dat de auto van diefstal afkomstig was, ongeloofwaardig. Volgens de verklaring van verdachte is de gestolen auto als eerste vluchtauto gebruikt. Na het in brand steken van deze auto stond een nieuwe vluchtauto gereed. Het betreft hier een nauwkeurig vooropgezet plan waarbij de verdachte en zijn medeverdachten zich de vlucht makkelijk wilden maken en alle sporen achter zich wilden doen verdwijnen. Ook gezien de ervaring die de verdachte had met een eerder gepleegde overval, wordt verdachte verondersteld ervan op de hoogte te zijn geweest dat de gebruikte auto een gestolen auto betrof. Het komt de rechtbank immers ongeloofwaardig voor dat het de bedoeling zou zijn geweest dat er een “geleende” auto, voorzien van kenmerken (zijnde een op iemands naam geleende auto voorzien van kentekenplaten en chassisnummer) die leiden naar sporen van (mede)verdachte(n), zou worden gebruikt bij de overval die vervolgens intact zou worden achtergelaten dan wel aan de “uitlener” zou worden teruggegeven. Gelet hierop had verdachte naar het oordeel van de rechtbank weet van de herkomst van de auto, namelijk van diefstal. Ten aanzien van het onder parketnummer 04/860687-07 onder 1 ten laste gelegde feit. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 november 2007 , het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden en het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van de politie Haaglanden , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Ten aanzien van het onder parketnummer 04/860687-07 onder 2 ten laste gelegde feit. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 november 2007 en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van de politie Haaglanden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde als na te melden heeft begaan, met dien verstande dat: in de zaak met parketnummer 04/650077-06: 1. primair hij op 11 augustus 2006 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een plofkoffer van een waardetransport, inhoudende onder meer een bedrag aan geld groot EURO 53.000,--, toebehorende aan [benadeelde partij 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld heeft bestaan in het met een kloofbijl slaan tegen het lichaam van genoemde [naam slachtoffer 1] en welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het dreigend dichtbij het hoofd van genoemde [naam slachtoffer 1] houden van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [naam slachtoffer 1] heeft geroepen: "Ga liggen" en “Laat los”; 2. subsidiair hij in de periode van 6 tot en met 11 augustus 2006 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto, merk BMW, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; in de zaak met parketnummer 04/860687-07: 1. hij op 23 mei 2007 in de gemeente 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [naam straat] een hoeveelheid van 300 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 2. hij in de periode van april 2007 tot en met 23 mei 2007 in de gemeente 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electrische energie toebehorende aan [benadeelde partij 2]. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert op de navolgende misdrijven: ten aanzien van de zaak met parketnummer 04/650077-06 feit 1 primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. feit 2 subsidiair: opzetheling. Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. ten aanzien van de zaak met parketnummer 04/860687-07 feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij 11 van de Opiumwet. ten aanzien van de zaak met parketnummer 04/860687-07 feit 2: diefstal. Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezen verklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 9 november 2007 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 subsidiair (in de zaak met parketnummer 04/650077-06) en de feiten 1 en 2 (in de zaak met parketnummer 04/860687-07)zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat het zwijgrecht waarvan zijn cliënt tot 16 oktober 2007 gebruik heeft gemaakt aan verdachte is ingegeven door de raadsman. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook om het door zijn cliënt gebruikte zwijgrecht niet in het nadeel van zijn cliënt te betrekken bij het bepalen van de strafmaat. Gelet op de door de raadsman bepleite partiële vrijspraak van feit 1 primair in de zaak onder parketnummer 04/650077-06, heeft de raadsman verzocht dit mee te nemen in het bepalen van de strafmaat. Daarbij zou volgens de raadsman strafverminderend moeten zijn dat zijn cliënt niet de initiatiefnemer is geweest van de overval. Ook vrijspraak van de diefstal en/of de heling van de BMW zouden volgens de raadsman moeten leiden tot een lagere straf dan gevorderd. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Verdachte heeft samen met zijn mededaders een gewelddadige overval gepleegd door gebruik te maken van een door een misdrijf verkregen auto. In mei 2007, ruim 8 maanden na de geweldadige overval, vond er naar aanleiding van deze overval een huiszoeking bij verdachte plaats waarbij een in werking zijnde hennepplantage in zijn woning werd ontdekt. De overval ging gepaard met geweld waaronder het richten van een pistool op het hoofd van het slachtoffer en het met een kloofbijl in de buikstreek slaan van dat slachtoffer. De overval vond plaats op klaarlichte dag, bij een geldautomaat in de nabijheid van een winkelcentrum waarbij het toeval moet zijn geweest dat er op dat moment geen voorbijgangers waren die in het geweld werden betrokken. Door het gebruikte geweld, de locatie van de overval en het gekozen tijdstip kon met het plegen van deze overval de veiligheid van meerdere personen in gevaar worden gebracht. Daarbij komt dat de overval een hevige impact op het slachtoffer heeft gehad. De geschetste psychische gevolgen van de overval zijn voor het slachtoffer groot geweest; zo heeft hij zich onder psychologische behandeling gesteld en heeft hij lange tijd niet kunnen werken en is hij zelfs zijn baan kwijtgeraakt. Deze traumatische ervaring zal het slachtoffer altijd bij blijven. De rechtbank is van oordeel dat de overval tot in detail is gepland en voorbereid en de rechtbank heeft dan ook de overtuiging dat verdachte daarbij nauw betrokken is geweest. Het toepassen van geweld, waarin verdachte een belangrijke rol had, maakte onderdeel uit van deze planning. Mede gelet op een eerdere door verdachte gepleegde overval, waarvoor verdachte in het verleden is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet tot enig inzicht is gekomen in de ernst en het strafwaardige van zijn handelen. De rechtbank heeft kennis genomen van een voorlichtingsrapport over verdachte opgemaakt door reclassering Nederland. Hierin wordt verdachte beschreven als iemand die in het verleden eerder met justitie in aanraking is geweest waarbij verdachte financiële motieven aanvoerde om het delict te plegen. Het is volgens de reclassering reëel dat deze motieven nog steeds bij verdachte aanwezig zijn waardoor de kans op recidive aanwezig is. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. 10.4 Onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat de navolgende in beslag genomen goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Genoemde voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, terwijl die voorwerpen, die door de rechtbank als een gezamenlijkheid van voorwerpen wordt beschouwd, bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen en kunnen dienen tot de voorbereiding van soortgelijke misdrijven: - 300 hennepplanten; - kast met opschrift 28 ampère; - waterregulatie kast; - 5 tijdschakelaars; - groepenkast met 9 groepen; - stoppenkast; - schakelkast voor stroom; - 16 transformatoren; - 2 waterpompen; - 22 assimilatielampen; - 6 ventilatoren. 10.5 Teruggave Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer in beslag genomen zijn: - Agenda Kl:zwart; - zwarte agenda 2006 / 2007; - een slotentrekker, zwart met rood heft; - ijzeren staaf; - kogelvrij vest met hoes; - diverse aankoopbonnen van inrichting en audio app. Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degene onder wie deze zijn in beslag genomen, in casu aan verdachte, zoals hierna in het dictum genoemd. 10.7 De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel In de zaak met parketnummer 04/650077-06 [naam slachtoffer 1], wonende te [woonadres slachtoffer 1], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade. [naam slachtoffer 1] heeft de materiële schade op een bedrag van € 689,72 en een voorschot immateriële schade op een bedrag van € 5000,- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten voorschot immateriële schade € 5000,- eigen bijdrage ziektekosten € 255,- reiskosten psycholoog € 434,72 Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 5000,- rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie evenwel niet beoordelen. De rechtbank zal als voorschot een bedrag van € 2.500,- toekennen. Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren, daar de vordering in zijn geheel bezien niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Wat betreft de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank als volgt: Aangezien de vordering met betrekking tot de eigen bijdrage ziektekosten op geen enkele wijze is onderbouwd zal de rechtbank de vordering met betrekking tot € 255,- niet ontvankelijk verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voor het overige voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 2.934,72. Verdachte is naar burgerlijk recht, aansprakelijk voor deze schade. Voor wat betreft het deel van de vordering waarin de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.934,72 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 58 dagen, te betalen ten behoeve van [naam slachtoffer 1], wonende te [woonadres slachtoffer 1]. [Benadeelde partij 1]., [adres benadeelde partij 1], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële schade. Voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 57.240,- gesteld en wil die schade vergoed krijgen. De rechtbank overweegt dat nu niet is gebleken dat de indiener van de vordering, de als zodanig genoemde gemachtigde [naam gemachtigde benadeelde partij 1], bevoegd is de benadeelde partij in rechte te vertegenwoordigen. De benadeelde partij zal dan ook niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en de rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht: artikelen 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 91, 310, 312 en 416. Opiumwet: artikel 3 en 11 BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 04/650077-06 feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair in de zaak met parketnummer 04/650077-06 en het onder feit 1 en feit 2 in de zaak met parketnummer 04/860687-07 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 5 jaren; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart onttrokken aan het verkeer: - 300 hennepplanten; - kast met opschrift 28 ampère; - waterregulatie kast; - 5 tijdschakelaars; - groepenkast met 9 groepen; - stoppenkast; - schakelkast voor stroom; - 16 transformatoren; - 2 waterpompen; - 22 assimilatielampen; - 6 ventilatoren; gelast de teruggave aan verdachte van: - Agenda Kl:zwart; - zwarte agenda 2006 / 2007; - een slotentrekker, zwart met rood heft; - ijzeren staaf; - kogelvrij vest met hoes; - diverse aankoopbonnen van inrichting en audio apparatuur. De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] Wijst de vordering van genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.934,72; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [naam slachtoffer 1], wonende te [woonadres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 2.934,72; verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering; bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; bepaalt uitdrukkelijk dat van voornoemd schadebedrag het bedrag van € 2.500,- in verband met immateriële schade een bedrag is dat tot op heden is begroot; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 2.934,72 subsidiair 58 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam slachtoffer 1], wonende te [woonadres slachtoffer 1], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.934,72 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; De benadeelde partij [Benadeelde partij 1]: verklaart de benadeelde partij [Benadeelde partij 1]., Peperstraat 8, 5911 HA Venlo, niet ontvankelijk in haar vordering; bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; bepaalt dat verdachte niet wordt veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij eventueel zijn gemaakt. Vonnis gewezen door mrs. N.J.M. Ruyters, A.J.M. Huisman en N.I.B.M. Buljevic, rechters, van wie mr. A.J.M. Huisman voorzitter, in tegenwoordigheid van F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 november 2007.