Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8909

Datum uitspraak2007-11-28
Datum gepubliceerd2007-11-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702426/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 17 maart 2004 heeft appellant sub 2 (hierna: de burgemeester) NS Vastgoed B.V. (hierna: NS Vastgoed) bevolen uiterlijk vrijdagochtend 19 maart 2004 om 9.00 uur over te gaan tot de sloop van gebouwen op het perceel aan de Potgieterlaan 32 te Leiden (hierna: het perceel). Indien NS Vastgoed aan deze lastgeving geen gevolg geeft zal de burgemeester op kosten van NS Vastgoed overgaan tot de sloop van voornoemde gebouwen.


Uitspraak

200702426/1. Datum uitspraak: 28 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1.    het college van burgemeester en wethouders van Leiden, 2.    de burgemeester van Leiden, appellanten, tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 05/8419 en 05/8420 van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 februari 2007 in het geding tussen: de besloten vennootschap "NS Vastgoed B.V.", gevestigd te Utrecht, en appellanten. 1.    Procesverloop Bij besluit van 17 maart 2004 heeft appellant sub 2 (hierna: de burgemeester) NS Vastgoed B.V. (hierna: NS Vastgoed) bevolen uiterlijk vrijdagochtend 19 maart 2004 om 9.00 uur over te gaan tot de sloop van gebouwen op het perceel aan de Potgieterlaan 32 te Leiden (hierna: het perceel). Indien NS Vastgoed aan deze lastgeving geen gevolg geeft zal de burgemeester op kosten van NS Vastgoed overgaan tot de sloop van voornoemde gebouwen. Bij besluit van 18 maart 2004 heeft appellant sub 1 (hierna: het college) NS Vastgoed gelast om uiterlijk vrijdagochtend 19 maart 2004 om 9.00 uur over te gaan tot de sloop van gebouwen op het perceel. Indien NS Vastgoed aan deze lastgeving geen gevolg geeft zal het college op kosten van NS Vastgoed overgaan tot de sloop van voornoemde gebouwen. Bij besluit van 30 mei 2005 heeft de burgemeester het door NS Vastgoed tegen het besluit van 17 maart 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 30 mei 2005 heeft het college het door NS Vastgoed tegen het besluit van 18 maart 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 22 februari 2007, verzonden op 23 februari 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door NS Vastgoed tegen de besluiten van 30 mei 2005 ingestelde beroep gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, de besluiten van 17 maart 2004 en 18 maart 2004 herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben het college en de burgemeester bij brieven die bij de Raad van State zijn ingekomen op 4 april 2007, hoger beroep ingesteld. Het college en de burgemeester hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 16 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college en de burgemeester. Deze zijn aan NS Vastgoed toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2007, waar het college en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en NS Vastgoed, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Wolbers, advocaat te Arnhem, en [bedrijfsjurist] in dienst van NS Vastgoed, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ter zitting heeft de burgemeester medegedeeld dat de beroepsgrond gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de fax van 17 maart 2004 niet kan worden aangemerkt als besluit, niet wordt gehandhaafd. 2.2.    In de nacht van 11 op 12 maart 2004 zijn de gebouwen op het perceel gedeeltelijk afgebrand. Zowel het uitgebrande gedeelte als het gedeelte van het gebouw dat behouden is gebleven, bevatten volgens het college en de burgemeester asbesthoudend materiaal dat dusdanig is beschadigd of kan beschadigen dat er vezels vrij kunnen komen. 2.3.    Het college heeft NS Vastgoed op grond van artikel 125 van de Gemeentewet gelezen in samenhang met artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gelast de gebouwen op het perceel wegens strijd met artikel 7.3.2 van de Bouwverordening 1992 (hierna: de bouwverordening) te slopen. 2.4.    De burgemeester heeft op grond van artikel 175 van de Gemeentewet NS Vastgoed het bevel gegeven tot sloop van de gebouwen op het perceel over te gaan. 2.5.    Het college en de burgemeester betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat NS Vastgoed de ontvangst van hun primaire besluiten op 18 maart 2004, op niet ongeloofwaardige wijze heeft ontkend. Daartoe betogen zij dat die besluiten op diezelfde dag per koerier aan NS Vastgoed zijn verzonden. 2.5.1.    Het betoog slaagt. Op grond van de in hoger beroep overgelegde verklaring van [taxichauffeur] en de registratie van de taxirit moet worden aangenomen dat het college en de burgemeester de primaire besluiten op 18 maart 2004 per koerier naar het hoofdkantoor van NS Vastgoed hebben verzonden en dat deze enkele minuten na 18.00 uur daar zijn afgegeven. Hetgeen NS Vastgoed heeft aangevoerd kan niet worden aangemerkt als voldoende geloofwaardige ontkenning van ontvangst daarvan. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de stukken op het bewuste adres zijn uitgereikt en door NS Vastgoed zijn ontvangen. 2.6.    Het college en de burgemeester betogen dat de rechtbank heeft miskend dat sprake was van een zo spoedeisende situatie dat aan NS Vastgoed geen termijn behoefde te worden gegund om maatregelen te treffen ter voorkoming van tenuitvoerlegging. 2.6.1.    Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.    Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.    Ingevolge artikel 5:24, eerste lid van de Awb wordt een beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.    Ingevolge het vierde lid wordt in de beschikking een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Het bestuursorgaan omschrijft de te nemen maatregelen.    Ingevolge het vijfde lid behoeft geen termijn te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.    Ingevolge het zesde lid zorgt het bestuursorgaan, indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.    Ingevolge artikel 7.3.2. van de bouwverordening is het verboden in, op, of aan een bouwwerk, of op een open erf of terrein, voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, of werktuigen te gebruiken, waardoor a. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of het terrein; b. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, rook, roet, walm, stof of vocht wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door: geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein; c. brand- of ander gevaar wordt veroorzaakt; d. het gebruik van vluchtmogelijkheden wordt belemmerd. Niet van toepassing is het vorenstaande indien en voor zover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enige in deze wet genoemde milieuwet van toepassing is. 2.6.2.    Allereerst moet worden beoordeeld of het college en de burgemeester bevoegd waren handhavend op te treden. 2.6.3.    NS Vastgoed heeft gehandeld in strijd met artikel 7.3.2 van de bouwverordening. In dat verband heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van brandgevaar vanwege de achterlating van gevaarlijke stoffen, brandbare en lichtontvlambare materialen in het gebouw en omdat het gebouw vrij te betreden is. Anders dan NS Vastgoed betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de voorrangsregel die artikel 7.3.2 van de bouwverordening bevat ten aanzien van de onderwerpen die bij of krachtens de Wet milieubeheer worden geregeld van toepassing is. Het college was derhalve bevoegd tot handhavend optreden. 2.6.4.    De burgemeester was in dit geval niet bevoegd ingevolge artikel 175 van de Gemeentewet bestuursdwang toe te passen, reeds omdat ingevolge artikel 7.3.2 van de bouwverordening voor het college een toereikend middel beschikbaar was om handhavend op te treden. 2.6.5.    Uit de omstandigheid dat het college NS Vastgoed een termijn heeft gesteld, volgt dat het college toepassing heeft gegeven aan artikel 5:24, vierde lid, van de Awb. Vast staat dat het college zijn besluit op 18 maart 2004 na 18.00 uur heeft bekendgemaakt, terwijl  het college voornemens was de volgende dag om 9.00 uurhandhavend op te treden. De door het college in dat besluit opgenomen termijn moet als onredelijk kort worden aangemerkt, nu het voor NS Vastgoed onmogelijk was binnen die termijn zelf de in het besluit aangegeven maatregelen te treffen en zodoende de tenuitvoerlegging zou kunnen worden voorkomen. Het besluit is derhalve in strijd met artikel 5:24, vierde lid, van de Awb. 2.7.    De hoger beroepen van het college en de burgemeester zijn ongegrond. Nu de beslissing van de rechtbank, wat de uitkomst betreft, juist is, moet haar uitspraak, voor zover aangevallen, met verbetering van de gronden waarop deze rust worden bevestigd.   2.8.    Het college en de burgemeester dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    bevestigt de aangevallen uitspraak; II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Leiden en de burgemeester van Leiden tot vergoeding van bij NS Vastgoed in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door gemeente Leiden aan NS Vastgoed onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat. w.g. Slump     w.g. Lodder Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2007 17-430.