Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8986

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-12-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers032-H-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is de vennootschap belanghebbende in een echtscheidingsprocedure, waarbij een alimentatieverzoek wordt behandeld, waarvan de gevolgen naar stelling van de vennootschap, haar rechtstreeks treffen ? Het hof beantwoordt die vraag ontkennend.


Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 17 oktober 2007 Rekestnummer. : 032-H-07 Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-5821 FA RK 05-5966 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam vennootschap], gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage, verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de vennootschap, procureur mr. J.A. Dullaart, die zich stelt als belanghebbende in de zaak van: [de man], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de man, procureur mr. dr. J.H. van Gelderen, en [de vrouw], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de vrouw, procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De vennootschap is op 5 januari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 oktober 2006 van de rechtbank te 's-Gravenhage. Noch de man, noch de vrouw heeft een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de vennootschap zijn bij het hof op 19 februari 2007 aanvullende stukken ingekomen. Op 5 september 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: namens de vennootschap, mr. J.A. Dullaart, en de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. dr. J.H. van Gelderen. Namens de vrouw is verschenen: mr. C.L.M. Smeets. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, mr. Dullaart en mr. Smeets onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. Bij die beschikking heeft de rechtbank geoordeeld dat de vennootschap niet wordt ontvangen in haar verweer, tevens zelfstandig verzoek, en daarnaast bepaald dat de echtscheidingsprocedure tussen de man en vrouw wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond voordat de vennootschap zich als belanghebbende stelde. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de afwijzing door de rechtbank van de vennootschap om zich als belanghebbende te voegen in de echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw. 2. De vennootschap verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de vennootschap ontvankelijk is in haar verweer en zelfstandig verzoek als in de procedures bij de rechtbank (FA RK 05-5821 en FA RK 05-5966) bij verweer- en verzoekschrift van 3 oktober 2006 verwoord, en, opnieuw beschikkende, een partner- en kinderalimentatie vast te stellen ten laste van de man, rekening houdend met de draagkracht van de man en berekend naar zijn huidige inkomen van € 150.000,- bruto per jaar, althans de partneralimentatie vast te stellen op een bedrag van € 3.010,-- per maand en de alimentatie ten behoeve van de kinderen op € 250,-- per maand per kind, dan wel subsidiair te bepalen dat de vennootschap ontvankelijk is in haar verweer en zelfstandig verzoek als in die procedures bij verweer- en verzoekschrift van 3 oktober 2006 verwoord, en te bepalen dat de vennootschap alsnog moet worden toegelaten tot de tussen de vrouw en de man aanhangige procedure(s), opdat de rechtbank bij de vaststelling van de partner- en kinderalimentatie ten gunste van de vrouw en ten laste van de man rekening kan houden met het door de vennootschap ingestelde verweer en gedane verzoek. 3. De vennootschap is van mening dat zij als belanghebbende dient te worden aangemerkt in de echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw. De ontvankelijkheid van de vennootschap moet volgens de vennootschap beoordeeld worden aan de hand van artikel 282 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarbij dient het begrip 'belanghebbende' nader ingekleurd te worden door de 'oude' jurisprudentie. De vennootschap stelt dat zij een eigen recht en belang heeft dat geschonden wordt indien het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een kinder- en partneralimentatie wordt toegewezen. De vrouw meent namelijk dat de man, als (indirect) meerderheidsaandeelhouder, de vennootschap moet dwingen activa te gelde te maken en daaruit dividend aan hem uit te keren, teneinde aan zijn alimentatieverplichting te kunnen voldoen. Hierdoor worden de rechten en plichten van de vennootschap rechtstreeks geraakt. De vennootschap heeft het recht heeft om, ter behartiging van haar belangen, zelf te mogen beslissen over haar inkomsten en vermogen en de evenredige en redelijke aanwending daarvan. Indien het hof zou oordelen dat in casu niet artikel 282, maar artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is, is de vennootschap van mening dat zij evenzeer ontvankelijk dient te worden verklaard, nu haar rechten en plichten, als gezegd, door de opstelling van de vrouw eveneens rechtstreeks worden geraakt. De vennootschap is dan ook van mening dat de rechtbank ten onrechte haar niet-ontvankelijk heeft verklaard. 4. De man refereert zich aan het oordeel van het hof. 5. De vrouw is van mening dat de vennootschap niet als belanghebbende in de echtscheidingsprocedure tussen haar en de man dient te worden aangemerkt. Zij betwist dat de vennootschap kan worden aangemerkt als een partij op wiens rechten en verplichtingen de echtscheidingsprocedure tussen de man en vrouw rechtstreeks betrekking heeft, als bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Immers, het gaat in de echtscheidingsprocedure niet over de rechten en plichten van de vennootschap, maar om die van de man, de vrouw en hun kinderen. Daarnaast betwist zij dat de vennootschap een eigen recht heeft dat geschonden wordt, indien het verzoek van de vrouw wordt toegewezen. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vennootschap te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. 6. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de vraag of de vennootschap als belanghebbende in de echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw kan worden aangemerkt, beantwoord dient te worden aan de hand van (analogische) uitleg van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verstaat onder belanghebbende degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Het hof is van oordeel dat in het geschil tussen de man en de vrouw de vennootschap niet kan worden aangemerkt als een partij op wiens rechten of verplichtingen de echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw rechtstreeks betrekking heeft. Naar het oordeel van het hof gaat het in de echtscheidingsprocedure niet over de rechten of verplichtingen van de vennootschap, maar om die van de man en de vrouw (en hun kinderen). Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de alimentatiebeslissing geen (directe) gevolgen voor de vennootschap heeft; de vennootschap kan in staat worden geacht haar eigen financiële belang te bepalen. 7. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. 8. Hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht, behoeft in het licht van het vorenoverwogene geen bespreking meer, omdat dit niet tot een ander oordeel kan leiden. 9. Het hof ziet aanleiding de vennootschap, als de (wederom) in het ongelijk gestelde partij, te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep. 10. Mitsdien dient als volgt te worden beslist. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen; veroordeelt de vennootschap in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de vrouw tot deze uitspraak begroot op € 1.142,- gespecificeerd als volgt: € 248,- vast recht en € 894,- salaris procureur; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Stille en van der Zanden, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007.