Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB9458

Datum uitspraak2007-12-05
Datum gepubliceerd2007-12-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702558/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 28 december 2005 heeft de besliscommissie van het openbaar lichaam Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de besliscommissie) een verzoek van [appellant] om vergoeding van schade op grond van de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de Gemeenschappelijke Regeling) afgewezen.


Uitspraak

200702558/1. Datum uitspraak: 5 december 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. AWB 06-5993 van de rechtbank Haarlem van 16 maart 2007 in het geding tussen: appellant en de besliscommissie van het openbaar lichaam Schadeschap Luchthaven Schiphol. 1.    Procesverloop Bij besluit van 28 december 2005 heeft de besliscommissie van het openbaar lichaam Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de besliscommissie) een verzoek van [appellant] om vergoeding van schade op grond van de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de Gemeenschappelijke Regeling) afgewezen. Bij besluit van 16 mei 2006 heeft de besliscommissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 16 maart 2007, verzonden op 21 maart 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 10 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 1 mei 2007 heeft de besliscommissie een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant] van repliek gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2007, waar [appellant], in persoon, en de besliscommissie, vertegenwoordigd door mr. B.P.M. van Ravels, haar voorzitter, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 29 juni en 28 november 1995 hebben onderscheidenlijk de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal ingestemd met de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving (hierna: PKB Schiphol), waarin het beleid ten aanzien van het luchtvaartterrein Schiphol is neergelegd.    Op 23 oktober 1996 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de Minister van V en W) in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer krachtens artikel 27 van de Luchtvaartwet (hierna: Lvw), gelezen in samenhang met artikel 24 van de Lvw, het luchtvaartterrein Schiphol aangewezen (hierna: het aanwijzingsbesluit).    Op 20 februari 2003 is hoofdstuk 8 Wet Luchtvaart in werking getreden en het op grond daarvan vastgestelde Luchthavenindelingsbesluit (hierna: LIB) en het Luchthavenverkeerbesluit (hierna: LVB). Daarbij zijn de PKB Schiphol en het aanwijzingsbesluit vervallen. 2.2.    Ter behandeling van verzoeken om schadevergoeding die verband houden met de uitbreiding van het luchtvaartterrein Schiphol hebben onder meer de Minister van V en W, provinciale staten van Noord-Holland en de raden van een aantal gemeenten de Gemeenschappelijke Regeling vastgesteld.    Ingevolge artikel 9 van de Gemeenschappelijke Regeling beslist het algemeen bestuur van het Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: het algemeen bestuur) op aanvragen om schadevergoeding, als bedoeld in artikel 49 van de WRO, voor zover de schade verband houdt met de in die bepaling bedoelde besluiten en op aanvragen om vergoeding van schade welke het gevolg is van rechtmatige besluiten of feitelijke handelingen welke verband houden met het LVB en LIB.    Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Gemeenschappelijke Regeling is het algemeen bestuur bevoegd de in artikel 9 genoemde bevoegdheden over te dragen aan de besliscommissie. Bij besluit van 14 januari 1999 heeft het algemeen bestuur deze bevoegdheden aan de besliscommissie overgedragen. 2.3.    [appellant], ten tijde hier van belang eigenaar van de woning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: de woning), heeft verzocht om vergoeding van schade ten gevolge van de door het bestemmingsplan "Schiphol-West en omgeving" (hierna: het bestemmingsplan) mogelijk gemaakte uitbreiding van het luchtvaartterrein met de vijfde start- en landingsbaan en het instellen van geluid- en veiligheidszones rond de luchthaven Schiphol op grond van het LVB. [appellant] stelt dat de woning door de toename van geluidoverlast in waarde is verminderd. 2.4.    De besliscommissie heeft het verzoek, in afwijking van het ter zake door de Adviescommissie Schadeschap Luchthaven Schiphol uitgebrachte advies van 20 oktober 2005, afgewezen, omdat de woning, ook na de planologische mutaties die aanleg en ingebruikname van het vijfbanenstelsel mogelijk hebben gemaakt, ligt in de geluidcontour tot 35 Kosteneenheden (hierna: Ke) en er om die reden geen sprake is van planologische verslechtering. Daarbij heeft de besliscommissie zich op het standpunt gesteld dat de geluidcontour van 35 Ke in beginsel als ondergrens wordt gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een zodanige toename van geluidbelasting, dat dit leidt tot een op geld waardeerbare waardevermindering van de woning. Uitgangspunt daarbij is dat er in de omgeving van luchthaven Schiphol al een grote mate van omgevingslawaai is door werkzaamheden, verkeer over de weg, met name de A9, en in de lucht en dat meer vliegtuigbewegingen dan geen merkbare verslechtering van de totale geluidbelasting opleveren zo lang de totale geluidbelasting onder een bepaald drempelniveau blijft. Met andere woorden, een geluidbelasting als gevolg van vliegverkeer van minder dan 35 Ke heeft te midden van andere omgevingsgeluiden geen zelfstandige invloed op de waarde van een onroerende zaak. Aan dit standpunt ligt het gezamenlijke advies van 21 februari 2003 van de adviescommissies, die ten dienste staan aan de besliscommissie, ten grondslag. 2.5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de besliscommissie het advies van de adviescommissies van 21 februari 2003 niet aan de afwijzing van zijn verzoek ten grondslag mocht leggen. 2.5.1.    Dit betoog slaagt. De door de besliscommissie, in navolging van het advies van de adviescommissies, gevolgde methodiek, waarbij in beginsel een ondergrens wordt gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of de toename van geluidbelasting leidt tot een op geld waardeerbare waardevermindering van de woning, is als zodanig niet onredelijk. De keuze voor een bepaalde ondergrens dient echter te berusten op een voldoende draagkrachtige motivering. De adviescommissies zijn samengesteld uit deskundigen. Inzichten van deskundigen zijn in een geval als dit gebaseerd op kennis en ervaring. Een nadere onderbouwing van die inzichten kan dan ook niet in alle gevallen worden verlangd. Wel mag worden verlangd dat de gedachtegang duidelijk en voldoende controleerbaar is en dat het advies voldoende basis biedt voor verdere besluitvorming.    Uitgangspunt in het advies van de adviescommissies is dat een geluidbelasting van minder dan 35 Ke te midden van andere omgevingsgeluiden geen zelfstandige invloed heeft op de waarde van een onroerende zaak. Dit uitgangspunt is gebaseerd op gegevens van de verkoop, rond april 1999, van zestien woningen in de omgeving van Assendelft en op informatie verkregen tijdens elf hoorzittingen waarin de bij de verkoop betrokkenen een toelichting is gevraagd over de wijze waarop een toename van de geluidbelasting als gevolg van het vijfbanenstelsel wordt ervaren en op welke wijze deze geluidbelasting wordt gemeten en door de bevoegde instanties vastgesteld. Daarnaast zijn de verkoopgegevens  van nog zeven woningen met een hoge geluidbelasting onderzocht. Ten slotte is dit uitgangspunt erop gebaseerd dat 35 Ke de in de toepasselijke wet- en regelgeving vastgestelde grenswaarde voor geluidbelasting is, dat het gehele gebied van 55 bij 55 kilometer in de omgeving van Schiphol hinder ondervindt van de invloed van de luchthaven en dat van de bevolking die een geluidbelasting van 35 Ke ondervindt ongeveer 25% dit als ernstige hinder ervaart.    De adviescommissies stellen in het advies dat uit de hoorzittingen naar voren komt dat betrokkenen bij de verkoop van de woningen in de omgeving van Assendelft niet of nauwelijks bekend waren met de toename van de geluidbelasting vanwege de aanleg van de vijfde baan en de daarbij gewijzigde geluidcontouren. Gelet daarop stellen de adviescommissies dat deze verkoopgegevens niet geschikt zijn voor taxatie van eventuele waardevermindering als gevolg van de komst van het vijfbanenstelsel. Dit standpunt is juist, nu de betaalde verkoopprijzen onder de geschetste omstandigheden geen betrouwbaar beeld geven van de prijs die een goed geïnformeerde, redelijk denkend en handelend koper op de peildatum bereid zou zijn geweest te betalen. Overigens kunnen, anders dan de besliscommissie stelt, na de peildatum betaalde verkoopprijzen niet zonder meer buiten beschouwing worden gelaten, nu deze onder omstandigheden een indicatie kunnen geven van wat een goed geïnformeerde, redelijk denkend en handelend koper op de peildatum bereid zou zijn geweest te betalen.    Het vorenstaande in aanmerking genomen, kunnen de verkoopgegevens van de woningen in de omgeving van Assendelft en de daarover in de hoorzittingen verkregen informatie geen grondslag geweest zijn voor de door de adviescommissies voorgestelde ondergrens van 35 Ke en mochten zij dat ook niet zijn. In het advies van de adviescommissies is voor wat betreft de onderzochte verkoopgegevens van de overige zeven woningen niet uiteengezet wat de uitkomsten van dit onderzoek zijn. Aan dit onderzoek kan dan ook geen betekenis worden toegekend. Hetgeen de adviescommissies daarnaast in aanmerking hebben genomen voor hun uitgangspunt dat een geluidbelasting van minder dan 35 Ke te midden van andere omgevingsgeluiden geen zelfstandige invloed heeft op de waarde van een onroerende zaak, overtuigt niet. Het feit dat 35 Ke de in de toepasselijke wet- en regelgeving vastgestelde grenswaarde voor geluidbelasting is en de omstandigheden dat het gehele gebied van 55 bij 55 kilometer in de omgeving van Schiphol hinder ondervindt van de invloed van de luchthaven en dat van de bevolking die een geluidbelasting van 35 Ke ondervindt ongeveer 25% dit als ernstige hinder ervaart, betekenen immers als zodanig nog niet dat een toename van de geluidbelasting als gevolg van vliegverkeer welke niet leidt tot overschrijding van de grenswaarde van 35 Ke, te midden van andere omgevingsgeluiden geen zelfstandige invloed heeft op de waarde van een onroerende zaak. Dit door de adviescommissies niettemin gekozen uitgangspunt is dan ook niet draagkrachtig gemotiveerd. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de besliscommissie het advies van de adviescommissies, dat afwijkt van het advies van de voor dit geval aangewezen Adviescommissie Schadeschap Luchthaven Schiphol, ten grondslag mocht leggen aan de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding van [appellant]. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. 2.6.    Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 16 mei 2006 op het door [appellant] gemaakte bezwaar, wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vernietigen. Dit betekent dat de besliscommissie met inachtneming van deze uitspraak opnieuw een besluit op dit bezwaar dient te nemen. 2.7.    De besliscommissie dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant] te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 maart 2007 in zaak nr. AWB 06-5993; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV.    vernietigt het besluit van de besliscommissie van 16 mei 2006, kenmerk 2064LH4/2006-4056; V.    veroordeelt de besliscommissie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 346,00 (zegge: driehonderdzesenveertig euro); dit bedrag dient door het Schadeschap Luchthaven Schiphol aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI.    gelast dat het Schadeschap Luchthaven Schiphol aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 355,00 (zegge: driehonderdvijfenvijftig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Rop Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2007 417.