Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB9503

Datum uitspraak2007-11-28
Datum gepubliceerd2007-12-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200706570/1 e.a.
Statusgepubliceerd


Indicatie

Procesbelang / verval vereiste tewerkstellingvergunning / Polen
De enkele omstandigheid dat het voor het verkrijgen van een document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000 geldende vereiste, dat een tewerkstellingsvergunning dient te worden overgelegd, voor appellanten is vervallen, heeft er niet toe geleid dat ten tijde van de aangevallen uitspraak aan ieder van appellanten zodanig document was verstrekt. Appellanten hadden derhalve hetgeen zij met het instellen van het beroep beoogden, niet bereikt. De rechtbank heeft dit niet onderkend, terwijl ook anderszins niet is gebleken dat appellanten geen belang meer hadden.


Uitspraak

200706570/1 tot en met 200706583/1, 200706585/1, 200706587/1, 200706588/1, 200706591/1 tot en met 200706594/1, 200706596/1 en 200706599/1. Datum uitspraak: 28 november 2007 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: [Appellant 1] en anderen, appellanten, tegen de uitspraak in zaken nrs. 06/52115, 06/52121 tot en met 06/52123, 06/52127, 06/52129, 06/52130, 06/52132, 06/52133, 06/52135 tot en met 06/52141, 06/52143, 06/52144, 06/52146, 06/52147, 06/52149, 06/52150 en 06/52154, van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 24 juli 2007 in de gedingen tussen: appellanten en de staatssecretaris van Justitie. 1. Procesverloop Bij onderscheiden besluiten van 27 september 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) in het kader van de behandeling van de door appellanten gemaakte bezwaren tegen het uitblijven van een beslissing op hun aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht, met het verblijfsdoel "arbeid in loondienst voor ten minste een jaar" en afgifte van een bewijs van rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), alsnog geweigerd het bewijs af te geven. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 24 juli 2007, verzonden op 26 juli 2007, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, de daartegen door appellanten ingestelde beroepen niet ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [Appellant 1] (zaak nr. 200706570/1), [Appellant 2] (zaak nr. 200706571/1), [Appellant 3] (zaak nr. 200706572/1), [Appellant 4] (zaak nr. 200706573/1), [Appellant 5] (zaak nr. 200706574/1), [Appellant 6] (zaak nr. 200706575/1) [Appellant 7] (zaak nr. 200706576/1), [Appellant 8] (zaak nr. 200706577/1), [Appellant 9] (zaak nr. 200706578/1), [Appellant 10] (zaak nr. 200706579/1), [Appellant 11] (zaak nr. 200706580/1), [Appellant 12] (zaak nr. 200706581/1), [Appellant 13] (zaak nr. 200706582/1), [Appellant 14] (zaak nr. 200706583/1), [Appellant 15] (zaak nr. 200706585/1), [Appellant 16] (zaak nr. 200706587/1), [Appellant 17] (zaak nr. 200706588/1), [Appellant 18] (zaak nr. 200706591/1), [Appellant 19] (zaak nr. 200706592/1), [Appellant 20] (zaak nr. 200706593/1), [Appellant 21] (zaak nr. 200706594/1), [Appellant 22] (zaak nr. 200706596/1) en [Appellant 23] (zaak nr. 200706599/1) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 13 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Appellanten hebben een nader stuk ingediend. De staatssecretaris van Justitie heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Appellanten betogen in hun enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat appellanten geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de vraag of de minister bij de besluiten van 27 september 2006 de aangevraagde documenten mocht weigeren, nu het vereiste voor het afgeven van deze documenten – namelijk het overleggen van een tewerkstellingsvergunning – is komen te vervallen door de openstelling voor Poolse werknemers van de Nederlandse arbeidsmarkt per 1 mei 2007. De rechtbank heeft volgens appellanten aldus miskend dat hun belang is gelegen in de daadwerkelijke afgifte van het document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000, en dat dit belang louter door het wegvallen van bovengenoemd vereiste niet is komen te vervallen. 2.2. De enkele omstandigheid dat het voor het verkrijgen van een document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000 geldende vereiste, dat een tewerkstellingsvergunning dient te worden overgelegd, voor appellanten is vervallen, heeft er niet toe geleid dat ten tijde van de aangevallen uitspraak aan ieder van appellanten zodanig document was verstrekt. Appellanten hadden derhalve hetgeen zij met het instellen van het beroep beoogden, niet bereikt. De rechtbank heeft dit niet onderkend, terwijl ook anderszins niet is gebleken dat appellanten geen belang meer hadden. De grief slaagt. 2.3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen. 2.4. De Afdeling zal de beslissing omtrent de proceskosten in hoger beroep reserveren tot de einduitspraak van de rechtbank die ook over deze proceskosten zal dienen te oordelen. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 24 juli 2007 in zaken nrs. 06/52115, 06/52121, 06/52122, 06/52123, 06/52127, 06/52129, 06/52130, 06/52132, 06/52133, 06/52135, 06/52136, 06/52137, 06/52138, 06/52139, 06/52140, 06/52141, 06/52143, 06/52144, 06/52146, 06/52147, 06/52149, 06/52150 en 06/52154; III. wijst de zaken naar de rechtbank terug; IV. stelt de door appellanten in verband met de behandeling van de hoger beroepen gemaakte kosten vast op een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten; V. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie) aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt; Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink Voorzitter w.g. Van Helvoort ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2007 361. Verzonden: 28 november 2007 Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze, mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak