Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB9986

Datum uitspraak2007-10-24
Datum gepubliceerd2007-12-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers816828 DX EXPL 06-3189
Statusgepubliceerd


Indicatie

Effectenlease, aansprakelijkheid tussenpersoon, zorgplicht verdeling nadeel


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Rolnummer: 816828 DX EXPL 06-3189 Vonnis van: 24 oktober 2007 F.no.: 585 Vonnis van de kantonrechter i n z a k e [Eiser] wonende te Amsterdam eiser in conventie verweerder in reconventie nader te noemen [eiser] gemachtigde: mr. M. Jongeneelen t e g e n 1 de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V. gevestigd te Amsterdam gedaagde in conventie eiseres in reconventie nader te noemen Dexia gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw 2 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOEVELAKEN ADVIES B.V. gevestigd te Hoevelaken gedaagde in conventie nader te noemen Hoevelaken Advies gemachtigde: mr. C.W.M. Lieverse Procedure De volgende processtukken zijn ingediend: - de dagvaarding, gedateerd 13 en 15 juli 2005, met producties, - de incidentele conclusie tot verwijzing, tevens houdende beroep op onbevoegdheid, tevens conclusie van antwoord van Hoevelaken Advies, - de conclusie van antwoord in het incident van [eiser], - de conclusie van antwoord in het incident van Dexia. Bij vonnis van 10 maart 2006 van deze rechtbank, sector kanton, is de vordering tot verwijzing afgewezen. Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 7 april 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiser] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat. Vervolgens is ingediend: - de conclusie van antwoord van Dexia - tevens eis in reconventie - met producties. Bij tussenvonnis van 9 mei 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 5 juli 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiser] bij akte aanvullende stukken en een conclusie van antwoord in reconventie ingediend. Op de comparitie heeft [eiser] de eis vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling. Ter comparitie heeft de kantonrechter bepaald dat ieder van partijen bij akte nadere inlichtingen diende te verstrekken. Hierop hebben beide partijen nog een akte genomen met producties. Over en weer is door partijen op elkaars akte gereageerd. Daarna is vonnis bepaald op heden. Gronden van de beslissing Indeling van het vonnis 1. Feiten 2. Vorderingen eiser in conventie 3. Standpunten [eiser] 4. Standpunten Dexia en Hoevelaken Advies 5. Vorderingen Dexia in reconventie 6. Verweer in reconventie 7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie. 1. Feiten In conventie en in reconventie Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast: 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen. 1.2. Op of omstreeks 30 april 1998 heeft [eiser] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Triple Effect waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst). Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via Hoevelaken Advies, is aangegaan onder nummer 51005720 voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 193.826,04 (NLG 427.136,39) aandelen leaset en 36 maandelijkse termijnen van telkens € 1.134,21 (NLG 2.499,49 (er is sprake van een afrondingsverschil van € 0,01; hier is het bedrag vermeld dat partijen blijkens 1.8. aanhouden) verschuldigd is. De totale leasesom beloopt € 234.657,94 (NLG 517.118,04) waarin begrepen € 40.668,53 (NLG 89.621,64) rente en € 163,36 (NLG 360,-) aan administratiekosten. De maandtermijn betreft uitsluitend de betaling van rente en genoemde kosten; er is sprake van een zogenoemd restschuldproduct. 1.3.Op of omstreeks 3 mei 2001 heeft [eiser] de lease-overeenkomst verlengd met 3 jaar. De Triple Effect Maandbetaling (verlenging) is ook tot stand gekomen via Hoevelaken Advies en is aangegaan onder hetzelfde nummer voor wederom een periode van 36 maanden. Deze overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 193.826,03 aandelen leaset en 36 maandelijkse termijnen van telkens € 1.857,43, en na verlaging van de rente maandelijkse termijnen van € 1.211,41 verschuldigd is. De totale leasesom beloopt € 260.693,51 waarin begrepen € 66.867,48 rente. Per 29 april 2004 is de (verlengde) overeenkomst door het verstrijken van de looptijd door Dexia beëindigd. Waar in het vervolg over lease-overeenkomst wordt gesproken wordt daaronder, voor zover relevant, tevens de verlenging verstaan. 1.4. Ten tijde van het afsluiten van de lease-overeenkomst was [eiser] 30 jaar oud. [eiser] was werkzaam als bouwvakker. Hij woonde bij zijn moeder thuis waar hij niet voor kost en inwoning betaalde. Het opleidingsniveau van [eiser] was HAVO. Hij had destijds een netto inkomen van circa € 880,- per 4 weken (circa € 953,- per maand). [eiser] had een vermogen van circa € 8.000,- aan spaargeld en had geen ervaring met en/of kennis van beleggen. 1.5. Op 29 april 2004 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser] uit hoofde van de lease-overeenkomst nog verschuldigd was € 65.225,89. Na 36 maanden, bij afloop van de oorspronkelijke lease-overeenkomst vóór verlening, bedroeg de restant hoofdsom € 193.826,03 en bedroeg de waarde van de effecten € 226.709,42. 1.6. [eiser] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomst van Dexia € 11.330,02 aan dividenden ontvangen. Daarnaast is voor een bedrag van € 1.215,99 aan dividenden verrekend met openstaande posten. Tot 36 maanden had [eiser] een bedrag van € 72,79 aan dividenden ontvangen. 1.7. [eiser] heeft in het kader van de lease-overeenkomst voor een bedrag van € 4.774,- aan fiscale voordelen genoten. 1.8. In het kader van de lease-overeenkomst heeft [eiser] 71 termijnen betaald, zijnde een bedrag van € 92.275,19, opgebouwd als volgt: 36 termijnen ad € 1.134,21, 14 termijnen ad € 1.857,43 en 21 termijnen ad € 1.211,41. Daarnaast heeft [eiser] in het kader van een betalingsregeling met Dexia 9 termijnen van € 1.303,59 (€ 11.732,31) overgemaakt ter inlossing van de restschuld. In totaal is door hem een bedrag van € 104.007,50 betaald. 2. Vorderingen [eiser] in conventie [Eiser] vordert - na vermeerdering van eis ter comparitie - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: Primair I te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst bij brief van 4 mei 2005 rechtsgeldig buitenrechtelijk is vernietigd; II te verklaren voor recht dat Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] en/of dat Dexia onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld; III Dexia te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; IV te verklaren voor recht dat Hoevelaken Advies toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] en/of dat Hoevelaken Advies onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld; V Hoevelaken Advies te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; VI Dexia en Hoevelaken Advies hoofdelijk, dat wil zeggen des dat de een betaalt de ander bevrijd zal zijn, te veroordelen in de kosten van deze procedure. Subsidiair I de lease-overeenkomst te vernietigen; II te verklaren voor recht dat Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] en/of dat Dexia onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld; III Dexia te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; IV te verklaren voor recht dat Hoevelaken Advies toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] en/of dat Hoevelaken Advies onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld; V Hoevelaken Advies te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; VI Dexia en Hoevelaken Advies hoofdelijk, dat wil zeggen des dat de een betaalt de ander bevrijd zal zijn, te veroordelen in de kosten van deze procedure. Meer subsidiair I te verklaren voor recht dat Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] en/of dat Dexia onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld; II te verklaren voor recht dat Hoevelaken Advies toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] en/of dat Hoevelaken Advies onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld; III Dexia en Hoevelaken Advies hoofdelijk, dat wil zeggen des dat de een betaalt de ander bevrijd zal zijn, te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; IV Dexia en Hoevelaken Advies hoofdelijk, dat wil zeggen des dat de een betaalt de ander bevrijd zal zijn, te veroordelen in de kosten van deze procedure; een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag der voldoening. 3. Standpunten [eiser] 3.1. [eiser] stelt dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop. [eiser] legt voorts aan zijn vorderingen ten grondslag dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden. Dexia is daarbij aansprakelijk voor de gedragingen van Hoevelaken Advies B.V., nu [eiser] door de tussenkomst van Hoevelaken Advies, de lease-overeenkomst is aangegaan. [eiser] stelt verder dat Dexia niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht van artikel 28 Nadere Regelgeving (NR) en de verplichting informatie te verstrekken aan [eiser] op grond van artikel 33 NR. Dexia beschikte volgens [eiser] niet over een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Toezicht Effectenverkeer (Wte) zodat ook in strijd met artikel 41 van de NR is gehandeld met het gevolg dat de lease-overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. Tot slot stelt [eiser] dat hij heeft gedwaald ten aanzien van de risico’s die de lease-overeenkomst met zich meebracht. 3.2. Voor wat betreft de aansprakelijkheid van Hoevelaken Advies, stelt [eiser] zich op het standpunt dat Hoevelaken Advies heeft gehandeld in strijd met artikel 7 van de Wte nu zij niet over een vergunning beschikte. Daarnaast is Hoevelaken Advies tekortgeschoten in haar informatieplicht en heeft zij verzuimd [eiser] te waarschuwen voor de risico’s van het product. Hoevelaken zou de regels, die voor cliëntenremisiers gelden, niet hebben nageleefd. 3.3. Volgens [eiser] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [eiser] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst, althans uit de reeds door hem betaalde bedragen, waarbij [eiser] tevens aanspraak maakt op buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.500,-. 3.4. Volgens [eiser] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de dag der betaling. 4. Standpunten Dexia en Hoevelaken Advies 4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiser] en voert -kort gezegd- aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop. 4.2. Daarnaast betwist Dexia aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van Hoevelaken Advies B.V. en dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen of dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. De NR is volgens Dexia niet van toepassing. Dexia meent dat een verplichting tot bevoogding geen deel uit maakt van het Nederlandse recht. Mocht wel een verplichting tot bevoogding worden aangenomen dan betwist Dexia het causaal verband met de door [eiser] gestelde schade. Dexia doet voorts een beroep op artikel 6:101 BW met betrekking tot de billijkheidscorrectie. Dexia voert aan dat zij niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming en dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Dexia betwist de schade en meent dat ook voordelen in de schadeberekening moeten worden betrokken. Dexia wijst er verder op dat zij verplicht was een melding bij het BKR te doen. Tot slot meent Dexia dat er geen reden is haar in de kosten van het geding te veroordelen. 4.3. Hoevelaken Advies betwist de vorderingen van [eiser] en voert -kort gezegd- aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop. Daarnaast benadrukt Hoevelaken Advies uitsluitend als cliëntenremisier te zijn opgetreden en zich uitdrukkelijk wel aan de (gedrags)regels, zoals die volgen uit artikel 12 lid 2 Vrijstellingsregeling Wte, artikel 24 Bte en de NR 1999, te hebben gehouden. Hoevelaken Advies stelt zich op het standpunt dat zij zich exact conform hetgeen van haar mocht worden verwacht, heeft gedragen. Zij is op geen enkel punt buiten haar boekje getreden. 5. Vorderingen Dexia in reconventie 5.1. In reconventie vordert Dexia [eiser] te veroordelen tot betaling van € 61.371,17, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening na aftrek van het reeds door [eiser] in het kader van een betalingsregeling daarop afgeloste bedrag, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente vanaf 29 mei 2005 althans vanaf de datum der dagvaarding, stellende dat [eiser] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst. 6. Verweer in reconventie 6.1. Onder verwijzing naar het debat in conventie bestrijdt [eiser] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn dan wel dat sprake zou zijn van verzuim. 7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie 7.1 In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn: huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1); strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3) dwaling (rov 8.5); aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7); toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8); nakoming zorgplicht (rov 8.9); verdeling van het nadeel (rov 9); De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende. Huurkoop; bevoegdheid 7.2. Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. Nu hierover, en over bevoegdheid, reeds bij vonnis van 10 maart 2006 is beslist behoeft dit punt geen verdere behandeling. Aansprakelijkheid van en voor tussenpersoon; Hoevelaken Advies 7.3. Ten aanzien van Hoevelaken Advies beslist de kantonrechter als volgt. Uit de stellingen en verklaringen ter zitting volgt dat partijen, waaronder ook Dexia, het er over eens zijn dat Hoevelaken Advies als cliëntenremisier is opgetreden. [eiser] verwijt Hoevelaken Advies echter dat zij de voor haar geldende gedragsregels niet in acht heeft genomen en daarnaast dat zij tekort is geschoten in haar informatieplicht. Hoevelaken Advies heeft een en ander - mede in aanmerking genomen haar positie als cliëntenremisier - in haar verweer gemotiveerd betwist en feitelijk onderbouwd, waarbij zij onder meer (onweersproken) heeft gesteld dat zij uitsluitend als postbus tussen [eiser] en Dexia heeft gefungeerd en waarbij [eiser] zijnerzijds heeft bevestigd dat geen persoonlijk contact tussen hem en Hoevelaken Advies heeft plaatsgevonden, dat Hoevelaken Advies slechts een tussenschakel was en geen advies gaf en dat [eiser] naar zijn gevoel in zee ging met Dexia. Hieruit volgt dat van aansprakelijkheid van Hoevelaken Advies, alsmede de gevorderde hoofdelijkheid, geen sprake kan zijn. De vorderingen dienen voor zover het Hoevelaken Advies betreft dan ook te worden afgewezen. Het voorgaande laat onverlet dat een effecteninstelling aansprakelijk is voor gedragingen van een tussenpersoon, zoals Hoevelaken Advies, door wiens toedoen een overeenkomst als de onderhavige tot stand is gekomen. Voor zover Dexia in haar verweer (tevens) bedoeld te stellen dat dit in het onderhavige geval anders is, wordt dit dan ook verworpen. Strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen 7.4. De toepasselijkheid van de WCK en/of Wte kan in het midden blijven. Ook indien [eiser] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep. Dwaling 7.5. Uit de inhoud van de lease-overeenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [eiser] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eiser] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [eiser] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet. Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) 7.6. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel. Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel 7.7. [eiser] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen. 7.8. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de lease-overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [eiser] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [eiser] om de overeenkomst aan te gaan. 7.9. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals hiervoor onder 1.4 t/m 1.8 bij de feiten vermeld, is voor [eiser] categorie 2 van toepassing en dient, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, 65% van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterende percentage (35%) voor rekening van [eiser]. 7.10. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van de lease-overeenkomst zoals hierboven bedoeld, wordt allereerst verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst. Bij verlengde kortlopende overeenkomsten, zoals de Triple Effect, wordt in beginsel uitgegaan van afrekening op 36 maanden tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat wordt afgerekend op het moment van de reguliere afloop van de verlenging. Hiervan zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn in geval van een ervaren belegger, met een aanzienlijk vermogen als financiële buffer, die welbewust opnieuw een beleggingsbeslissing en daarmee beleggingsrisico heeft genomen. Nu [eiser] onbetwist heeft gesteld dat hij zich gedwongen zag de lease-overeenkomst te verlengen omdat hij - alle door hem betaalde termijnen in aanmerking nemende - op verlies stond en op dat moment de (rest)schuld niet op zich kon nemen, zal hierna bij de berekening van het nadeel dan ook worden uitgegaan van 36 maanden. 7.11. Aldus geldt voor de berekening van het nadeel een bedrag van € 40.831,56 aan verschuldigde maandtermijnen (36 x € 1.134,21). De restant hoofdsom van € 193.826,03 dient daarbij te worden opgeteld minus de verkoopwaarde van de effecten na 36 maanden, te weten € 226.709,42, de tot dan ontvangen dividenden ter hoogte van € 72,79 en het door [eiser] genoten fiscale voordeel ad € 4.774,-. Het totale nadeel uit de lease-overeenkomst bedraagt derhalve € 3.101,38. Hiervan dient, gelet op het in 7.9 genoemde percentage, een bedrag van € 1.085,48 voor rekening van Van Dijk te blijven. Door [eiser] is in het kader van de lease-overeenkomst een bedrag van € 104.007,50 betaald. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de door hem ontvangen dividenden (€ 11.330,02), het belastingvoordeel (€ 4.774,-) alsmede het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [eiser] dient te blijven van € 1.085,48, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen € 86.818,00. Wettelijke rente 7.12. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin – en ook overigens – is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [eiser] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [eiser] betaalde termijnen, maar ook de restschuld. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser] van Dexia dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [eiser] ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 83,47 %, van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata. Schadevergoeding 7.13. De overigens door [eiser] gevorderde schadevergoeding en kosten, althans verwijzing naar de schadestaatprocedure, wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor Van Dijk daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden. Buitengerechtelijke kosten 7.14. De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Overig in conventie 7.15. De vorderingen van [eiser] gericht op verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat hij daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft. 7.16. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer. Vordering in reconventie 7.17. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen parttijen hebben te gelden. Proceskosten 7.18. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie alsmede in de kosten van het incident, begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde. Overig 7.19. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven. Beslissing De kantonrechter: In de zaak tussen [eiser] en Hoevelaken Advies: I. wijst het gevorderde af; II. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Hoevelaken Advies gevallen, tot op heden begroot op: voor salaris van gemachtigde € 600,00 een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW; In de zaak tussen [eiser] en Dexia: in conventie en in reconventie: I. veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen € 86.818,00, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 83,47 % van elke betaling vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening; II. veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, alsmede in het incident, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op: voor verschuldigd griffierecht € 103,00 voor het exploot van dagvaarding € 171,20 voor salaris van gemachtigde € 1.500,00 voor salaris gemachtigde in incident € 100,00 In totaal € 1.874,20 een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW; III. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; IV. wijst af het meer en anders gevorderde; Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter