Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0119

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-12-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersDX 07-372
Statusgepubliceerd


Indicatie

effectenlease, zorgplicht, contractuele rente, terugbetaling


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Rolnummer: DX 07-372 Vonnis van: 17 oktober 2007 F.no.: 583 Vonnis van de kantonrechter i n z a k e [EISER] wonende te [woonplaats], eiser in conventie, verweerder in reconventie nader te noemen Eiser gemachtigde: mr. F. Kapiteijn t e g e n: de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, nader te noemen Dexia, gemachtigde: dw. P. Swier Procedure De volgende processtukken zijn ingediend: - de dagvaarding van 5 februari 2007, met producties. - de conclusie van antwoord van Dexia, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties. Bij tussenvonnis van 4 april 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 23 juli 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Ter comparitie heeft Eiser mondeling geantwoord op de eis in reconventie. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door Eiser per brief van 12 juli 2007 aanvullende stukken ingediend. Daarna is vonnis bepaald op heden. Gronden van de beslissing Indeling van het vonnis 1. Feiten 2. Vorderingen Eiser in conventie 3. Standpunten Eiser 4. Standpunten Dexia 5. Vorderingen Dexia in reconventie 6. Verweer in reconventie 7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie. 1. Feiten In conventie en in reconventie Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast: 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen. 1.2. Op of omstreeks 18 december 2000 heeft Eiser een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 29487730 voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat Eiser in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 19.337,70 aandelen least en dat Eiser 36 maandelijkse termijnen van telkens € 112,71 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 23.395,26 waarin begrepen € 4.057,56 rente. Per 13 oktober 2003 is deze overeenkomst, nadat Eiser de betalingen had stopgezet, door Dexia beëindigd. 1.3. Eiser was ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst 44 jaar oud en gehuwd. Eiser en zijn echtgenote hadden beiden een HBO-opleiding. Het netto-gezinsinkomen was € 1.598,00 per maand. Er was sprake van een negatief vermogen van ongeveer € 85.000,00. Eiser was werkzaam als zelfstandig reïntegratieadviseur, zijn echtgenote als raadsonderzoeker kinderbescherming. Eiser noch zijn echtgenote hadden eerder een effectenlease-overeenkomst afgesloten en evenmin ervaring met beleggen. 1.4. Eiser heeft ter zake van deze lease-overeenkomst aan Dexia betaald: ? 32 maandelijkse termijnen, totaal een bedrag van € 3.606,72; ? een bedrag van € 788,97 ter zake van de eindafrekening. 1.5. Op 13 oktober 2003 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke Eiser uit hoofde van de lease-overeenkomst nog verschuldigd was € 13.193,53. 1.6. Eiser heeft uit hoofde van de lease-overeenkomst van Dexia geen dividenden ontvangen. 2. Vorderingen Eiser in conventie Eiser vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Primair 1. te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst nietig is op grond van het ontbreken van de vergunning zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op het Consumentenkrediet (WCK), althans deze nietig te verklaren; 2. Dexia te veroordelen om hem tegen bewijs van kwijting te restitueren een bedrag van € 3.606,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van het aangaan van de lease-overeenkomst tot de dag der voldoening; Subsidiair 3. te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst middels zijn schrijven van 14 maart 2005 is vernietigd op grond van dwaling, althans deze te vernietigen op grond van dwaling; 4. Dexia te veroordelen om hem tegen bewijs van kwijting te restitueren een bedrag van € 3.606,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 maart 2005 tot de dag der voldoening; Meer subsidiair 5. te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst middels zijn schrijven van 14 maart 2005 is ontbonden op grond van het tekortschieten in de nakoming van de op Dexia rustende verplichtingen jegens Eiser, althans deze te ontbinden op grond van het tekortschieten in de nakoming van de op Dexia rustende verplichtingen jegens Eiser; 6. Dexia te veroordelen om hem tegen bewijs van kwijting te restitueren een bedrag van € 3.606,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 maart 2005 tot de dag der voldoening; Nog meer subsidiair 7. te verklaren voor recht dat hij Dexia middels zijn schrijven van 14 maart 2005 op grond van wanprestatie aansprakelijk heeft gesteld, althans Dexia op grond van wanprestatie jegens hem aansprakelijk te stellen; 8. Dexia te veroordelen om hem tegen bewijs van kwijting te restitueren een bedrag van € 3.606,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 maart 2005 tot de dag der voldoening; Meest subsidiair 9. te verklaren voor recht dat hij Dexia middels zijn schrijven van 14 maart 2005 op grond van onrechtmatig handelen aansprakelijk heeft gesteld, althans Dexia op grond van onrechtmatig handelen jegens hem aansprakelijk te stellen; 10. Dexia te veroordelen om hem tegen bewijs van kwijting te restitueren een bedrag van € 3.606,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 maart 2005 tot de dag der voldoening; Primair en (meer, nog meer, meest) subsidiair 11. hem te bevrijden van het door Dexia gevorderde bedrag, zijnde het bedrag van € 13.920,53 en eventueel toekomstig te vorderen bedragen, voortvloeiende uit de lease-overeenkomst; 12. Dexia te veroordelen om het Bureau Krediet Registratie (BKR) te verzoeken de kredietregistratie in het Centraal Krediet informatiesysteem te verwijderen, voor zover betrekking hebbende op de lease-overeenkomst, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.150,00 per dag, waaronder begrepen een dagdeel, dat Dexia hiermee in gebreke blijft; 13. Dexia te veroordelen in de kosten van deze procedure. 3. Standpunten Eiser 3.1. Eiser stelt dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop en dat de kantonrechter derhalve bevoegd is. Eiser legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Dexia gehandeld heeft in strijd met de WCK en dat de lease-overeenkomst als gevolg daarvan nietig zou zijn. Voorts stelt Eiser dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald en dat Dexia tekortgeschoten is in de nakoming van haar uit de lease-overeenkomst voortvloeiende verplichtingen althans onrechtmatig heeft gehandeld. 3.2. Volgens Eiser is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens Eiser uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst althans, uit de reeds door hem betaalde bedragen. 3.3. Volgens Eiser is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf het moment van betaling, althans vanaf de datum dat hij een beroep heeft gedaan op de hiervoor genoemde gronden. 4. Standpunten Dexia 4.1. Dexia betwist dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop. Verder betwist Dexia de vorderingen van Eiser en voert - kort gezegd – aan dat de WCK niet van toepassing is op de lease-overeenkomst. Daarnaast betwist Dexia dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte Eiser bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante informatie. 4.2. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn. 5. Vorderingen Dexia in reconventie 5.1. In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia Eiser te veroordelen tot betaling van € 12.404,56, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de contractuele rente, stellende dat Eiser in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst. 6. Verweer in reconventie Onder verwijzing naar het debat in conventie voert Eiser naar aanleiding van de tegenvordering van Dexia aan dat hij niet in verzuim is nu de lease-overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel vernietigd dient te worden. 7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie 7.1 In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn: • huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1); • strijd met de WCK (rov 8.3) • dwaling (rov 8.5); • toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8); • nakoming zorgplicht (rov 8.9); • verdeling van het nadeel (rov 9); De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende. Huurkoop en bevoegdheid 7.2. Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd. Strijd met WCK 7.3. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst is bepleit. 7.4. De toepasselijkheid van de WCK kan in het midden blijven. Ook indien Eiser zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep. Dwaling 7.5. Uit de inhoud van de lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had Eiser kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van Eiser enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover Eiser onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet. Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) 7.6. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel. Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel 7.7. Eiser heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen. 7.8. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan Eiser toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van Eiser die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van Eiser (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover Eiser beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van Eiser om de overeenkomst aan te gaan. 7.9. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.3 bij de feiten zijn vermeld, is voor Eiser categorie 2 van toepassing. Daarbij wordt in dit geval van belang geacht dat Eiser ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst reeds een negatief vermogen had. Dit brengt de kantonrechter tot het oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 65 % van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterend percentage voor rekening van Eiser komt. 7.10. Onder het in aanmerking te nemen nadeel zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 4.057,56, te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening (inclusief de eerste aflossingstermijn), zijnde € 19.181,09, en het contractueel verschuldigd dividend, zijnde € 328,14, en te verminderen met de opbrengst van de geleasete effecten, zijnde € 6.718,92. 7.11. Het totale nadeel uit de overeenkomst bedraagt derhalve € 16.847,87. Hiervan dient, gelet het in 7.9 genoemde percentage, een bedrag van € 5.896,75 voor rekening van Eiser te blijven. 7.12. Door Eiser is in het kader van de overeenkomst een bedrag van € 3.606,72 aan termijnen betaald alsmede een bedrag van € 788,97 in het kader van de eindafrekening, derhalve in totaal € 4.395,69. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag van € 5.896,75 dat voor zijn rekening van dient te blijven, zodat Eiser per saldo aan Dexia dient te voldoen € 1.501,06. Wettelijke rente 7.13. Dexia vordert de contractuele rente over het door Eiser verschuldigde bedrag. Deze is eerst verschuldigd nadat er sprake was van verzuim aan de zijde van Eiser. Nu in de door Dexia opgestelde eindafrekening reeds rekening is gehouden met de door Eiser niet-betaalde termijnbetalingen kan het door Eiser te betalen bedrag in zijn geheel worden toegerekend aan de eindafrekening. Ter zake deze eindafrekening was Eiser in verzuim nadat de in de brief van Dexia d.d. 17 oktober 2003 genoemde betalingstermijn van veertien dagen was verstreken, derhalve vanaf 1 november 2003. Ontbinding 7.14. De door Eiser gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. Eiser heeft derhalve bij deze vordering geen belang. Schadevergoeding 7.15. De overigens door Eiser gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor Eiser daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden. BKR-registratie 7.16. Nu Eiser ingevolge dit vonnis nog een betalingsverplichting jegens Dexia zal hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden afgewezen. 7.17. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer. Vordering in reconventie 7.18. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen parttijen hebben te gelden. Proceskosten 7.19. Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld zullen de kosten van het geding worden verrekend als na te melden. Uitvoerbaar bij voorraad 7.20. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. 7.21. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven. Beslissing De kantonrechter: in conventie I. wijst de vordering af; in reconventie II. veroordeelt Eiser om aan Dexia te betalen € 1.501,06, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 1 november 2003 tot aan de dag der algehele voldoening; in conventie en reconventie III. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt; voorts in reconventie IV. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; V. wijst af het meer en anders gevorderde; Aldus gewezen door mr. R.A.J. van der Linde, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter