Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0762

Datum uitspraak2007-12-07
Datum gepubliceerd2007-12-20
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers07-7180
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Verzoeker heeft bijzondere bijstand gevraagd voor dieetkosten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten hiervoor geen bijzondere bijstand te verstrekken. In het geval van verzoeker gaat het immers om kosten van voedingsmiddelen die algemeen gebruikelijk zijn.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 07 - 7180 en 07-7182 WWB Uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 december 2007 in de zaken van: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: [gemachtigde], wonende te [woonplaats], tegen het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 juli 2007 heeft verweerder verzoekers aanvraag in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) (onder meer) gericht op toekenning van bijzondere bijstand ter bestrijding van de kosten van een dieet, afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 26 juli 2007 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 12 oktober 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 oktober 2007 beroep ingesteld. Daarbij heeft hij tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De zaken zijn behandeld ter zitting van 3 december 2007, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door [gemachtigde], en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. Ph. H. Arnold, werkzaam bij de gemeente Zaanstad. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. De in het nu voorliggende geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen. 2.2 Eiser lijdt aan diabetes mellitus. Bij brief van 16 januari 2007 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend ter verkrijging van bijzondere bijstand in verband met dieetkosten, stookkosten en de kosten van de eigen bijdrage voor thuiszorg. Bij brief van 5 februari 2007 heeft verweerder eiser verzocht enkele nadere gegevens over te leggen. Vervolgens heeft verweerder eisers aanvraag, voor zover deze betrekking had op de dieetkosten, bij besluit van 10 juli 2007 afgewezen, omdat het volgens verweerder niet gaat om noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 WWB. In bezwaar heeft verweerder deze afwijzing gehandhaafd, zij het met een aangepaste motivering. Hiertegen heeft eiser tijdig beroep ingesteld. 2.3 Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Hij stelt zich op het standpunt dat verweerder de regeling chronische ziekte en handicap schendt. Volgens eiser bestaat een dergelijke regeling in elke gemeente. Eiser heeft voorts een spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening, omdat hij in de schuldsaneringsregeling zit. Hierdoor heeft hij wekelijks erg weinig geld om van te leven. De extra kosten die eiser voor zijn dieet moet maken, zijn dan ook bezwaarlijk. Bovendien heeft eiser zijns inziens recht op schadevergoeding. Ter zitting heeft eiser benadrukt dat verweerder zich schuldig maakt aan discriminatie, door geen categoriale regeling in het leven te roepen waar chronisch zieken en gehandicapten gebruik van kunnen maken. Ook heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte de stookkosten en de kosten van de eigen bijdrage voor de thuiszorg niet in de beoordeling heeft betrokken. 2.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de regeling die eiser noemt geen geldend recht is en in Zaanstad ook geen geldend beleid. Verweerder heeft geen regeling voor het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken. Het feit dat andere gemeenten andere beleidskeuzes maken, betekent niet dat verweerder gehouden is wel een dergelijke categoriale regeling in te voeren. Verweerder wijst in dit verband op artikel 10, derde lid, Invoeringswet Wet werk en bijstand. Verweerder is van mening dat bijzondere bijstand niet bedoeld is voor algemeen gebruikelijke voeding. Er is volgens verweerder geen aanleiding voor het betalen van schadevergoeding. Ter zitting heeft verweerder erkend dat in het primaire besluit van 10 juli 2007 ten onrechte niet is beslist op de aanvraag van eiser, voor zover deze ook betrekking had op stookkosten en de kosten van eigen bijdrage thuiszorg. Verweerder heeft toegezegd dat hij over deze punten van eisers aanvraag alsnog met voortvarendheid een primair besluit zal nemen. 2.5 De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling. 2.6 Artikel 35, eerste lid, WWB luidt als volgt: "1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen." Artikel 10 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand luidt - voor zover hier van belang - als volgt: "3. In afwijking van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, kan, onverminderd het eerste lid, bijzondere bijstand ook aan een persoon van 18 jaar en ouder, doch jonger dan 65 jaar, behorend tot een categorie chronisch zieken of gehandicapten, worden verleend, zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon kosten in verband met chronische ziekte of handicap ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is, dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan." 2.7 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder zowel in het primaire besluit, als in de beslissing op bezwaar uitsluitend een besluit heeft genomen op eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de bestrijding van de dieetkosten. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat op dit onderdeel van eisers aanvraag alsnog met spoed een besluit zal worden genomen. Gelet hierop en overwegende dat het in het belang van verzoeker is dat hij een oordeel ten principale krijgt over het standpunt van verweerder dat geen regeling verweerder verplicht tot het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken, zal de voorzieningenrechter haar oordeel uitspreken over het besluit, voor zover daarin de gevraagde bijzondere bijstand voor dieetkosten is geweigerd en het besluit niet terugzenden naar verweerder wegens het weigeren te beslissen op een deel van de aanvraag. 2.8 De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat verweerder in navolging van een aantal andere gemeenten een regeling dient in te voeren in het kader waarvan categoriale bijzondere bijstand wordt toegekend aan chronisch zieken en gehandicapten. Zij overweegt daarbij dat het derde lid van artikel 10 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand een bestuursorgaan als verweerder de bevoegdheid geeft een categoriale regeling voor bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten te creëren doch dat een verplichting daartoe niet bestaat . Dat het college van ene gemeente hiertoe overgaat en het college van een andere gemeente niet, vloeit voort uit de vrijheid van elke bestuursorgaan om zelfstandig beleidskeuzes te maken. Anders dan eiser stelt, maakt verweerder zich, door niet een categoriale regeling in te voeren, niet schuldig aan discriminatie. Iedere inwoner van Zaanstad krijgt immers met deze zelfde beleidskeuze te maken. 2.9 Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand ter bestrijding van dieetkosten. Blijkens de toelichting bij artikel 35 WWB is bijzondere bijstand bedoeld voor de bestrijding van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiser er niet in is geslaagd aan te tonen, dat hij in verband met het feit dat hij aan diabetes mellitis lijdt, noodzakelijkerwijs, als gevolg van zijn dieet, extra kosten moet maken voor zijn voeding. Uit het dieetvoorschrift dat eiser heeft overgelegd, blijkt naar haar oordeel, dat het in zijn geval uitsluitend gaat om voedingsmiddelen die algemeen gebruikelijk zijn. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat bijzondere bijstand niet mogelijk is voor normale, algemeen gebruikelijke, voeding en daarom het verzoek op goede gronden geweigerd. 2.10 Het voorgaande brengt met zich, dat het beroep ongegrond is. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en evenmin voor het toekennen aan eiser van schadevergoeding. 2.11 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig. Niet is gebleken dat eiser voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt. 2.12 Nu verweerder eerst ter zitting bij de voorzieningenrechter heeft onderkend dat hij heeft verzuimd een besluit te nemen op de aanvraag van eiser om toekenning van bijzondere bijstand voor stookkosten en de kosten van de eigen bijdrage van de thuiszorg, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te gelasten dat de gemeente Zaanstad het door eiser betaalde griffierecht tot een bedrag van in totaal € 78,-- aan eiser zal vergoeden. 3. Beslissing De voorzieningenrechter: 3.1 verklaart het beroep ongegrond; 3.2 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af; 3.3 gelast dat de gemeente Zaanstad het door eiser betaalde griffierecht van in totaal € 78,-aan hem vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heijning-Huydecoper, voorzieningenrechter, en op 7 december 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat, uitsluitend voor zover dit de hoofdzaak betreft, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.