Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0777

Datum uitspraak2007-12-21
Datum gepubliceerd2007-12-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/601403-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Arnhem heeft een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden voor het als bestuurder van een personenauto roekeloos onder invloed van alcohol aanrijden van een veertienjarige fietsster, waarbij zij ter plekke is overleden. Voorts heeft de rechtbank hem veroordeeld tot de maximale ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaar.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector strafrecht Meervoudige kamer Parketnummer : 05/601403-07 Datum zitting : 7 december 2007 Datum uitspraak : 21 december 2007 Tegenspraak In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats]. Raadsman : Jhr.mr. M.L.E. Storm van 's-Gravesande, advocaat te Ede. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 7 juli 2007, te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede, komende vanuit de richting Stroe. op de weg, de Veluweweg, zeer roekeloos, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam, onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van en niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of gedeeltelijk op en/of over de gezien, zijn verdachtes rijrichting, aan of op de rechterzijde van die weg gesitueerde fietssuggestiestrook, heeft gereden en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of niet, zoals vermeld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeestekens 1990, zijn, verdachtes snelheid zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die fietssuggestiestrook, althans die weg rijdende fietsster (het slachtoffer [slachtoffer]), waarbij en/of waardoor die fietsster ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood, terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander werd gedood en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het acoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 880 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: A) hij op of omstreeks 07 juli 2007 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 880 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; B) hij op of omstreeks 7 juli 2007, te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede, komende vanuit de richting Stroe. op de weg, de Veluweweg, gedeeltelijk op en/of over de gezien, zijn verdachtes rijrichting, aan of op de rechterzijde van die weg gesitueerde fietssuggestiestrook, heeft gereden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die fietssuggestiestrook, althans die weg rijdende fietsster (het slachtoffer [slachtoffer]), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 7 december 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door Jhr. mr. M.L.E. Storm van 's-Gravesande, advocaat te Ede. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot: een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht alsmede ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar onvoorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat het geschorste bevel voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij J.H. [benadeelde partij] tot een bedrag van € 8.135,56 wordt toegewezen. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: hij op 7 juli 2007, te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede, komende vanuit de richting Stroe, op de weg, de Veluweweg, roekeloos, onder invloed van alcoholhoudende drank, en gedeeltelijk op en over de gezien, zijn verdachtes rijrichting, aan de rechterzijde van die weg gesitueerde fietssuggestiestrook, heeft gereden en niet of in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg en niet, zoals vermeld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijn, verdachtes snelheid zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en is gebotst tegen, een voor hem, verdachte uit op die fietssuggestiestrook, rijdende fietsster (het slachtoffer [slachtoffer]), waarbij en waardoor die fietsster ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood, terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander werd gedood en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 880 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien het primaire: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. 4b. De strafbaarheid van het feit Het feit is strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: • de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 07 november 2007 en • een vroeghulprapport van IrisZorg d.d. 19 juli 2007. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Op 7 juli 2007 wordt het leven van de toen veertienjarige [slachtoffer] abrupt beëindigd doordat zij door een dronken automobilist (verdachte) wordt aangereden aan de gevolgen waarvan zij nagenoeg direct overlijdt. Door verdachtes handelen wordt onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer]. Dit onherstelbare leed is niet in straf uit te drukken. De nabestaanden zullen voor de rest van hun leven dit leed met zich moeten dragen terwijl voor verdachte op enig moment een tijdstip aanbreekt waarop hij verder kan/moet met zijn leven. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. Op zich valt er weinig op deze eis af te dingen. Er zijn diverse strafverzwarende omstandigheden op te noemen die een straf zoals geëist rechtvaardigen. Zo heeft verdachte een grote hoeveelheid alcohol gedronken alvorens hij het besluit nam zelf naar huis te rijden. Daarbij komt, zoals verdachte ter zitting verklaart, dat enige noodzaak om zelf naar huis te rijden niet aanwezig was aangezien hij op voorhand geregeld had met een vriend mee terug te rijden. Verdachte is beroepschauffeur en juist van beroepschauffeurs mag verondersteld worden dat zij de gevaren kennen die het langzamere verkeer ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer loopt. Verdachte verklaart ook dat hij, zoals op dat stuk weg voor hem gebruikelijk, vermoedelijk met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan, 50 kilometer per uur, heeft gereden. Tot slot is verdachte, nadat hij [slachtoffer] vol op de voorzijde van de auto kreeg, zonder zijn snelheid te verminderen doorgereden. Een stuk voorbij de plaats waar [slachtoffer] is overleden is door verdachte wel geremd voor een aldaar aanwezige drempel. Enig besef om te remmen op het moment van de aanrijding met [slachtoffer] had verdachte niet, althans is door hem niet te verklaren anders dan dat hij in paniek raakte. Ondanks het voorgaande komt de rechtbank toch tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank moet enerzijds een zodanige straf opleggen dat dit recht doet aan de ernst van het feit en voorts voor andere weggebruikers een signaal is, opdat men weet wat men kan verwachten indien men zich schuldig maakt aan een dergelijk feit. Anderzijds dwingt het strafrecht tevens rekening te houden met de omstandigheden van de verdachte. Verdachte, een thans 25 jarige jongeman wordt ook door het door hem gepleegde feit zwaar getroffen. Dat ook zijn leven drastisch is gewijzigd door het gebeuren op 7 juli 2007 komt de rechtbank oprecht voor. Voor het gebeuren heeft hij de volledige verantwoordelijkheid op zich genomen zonder zich daar op welke wijze dan ook aan te onttrekken. Daarnaast zal verdachte nog geruime tijd geconfronteerd worden met zijn daad aangezien de rechtbank hem de maximale ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen welke straf niet loopt gedurende de tijd dat verdachte rechtens van zijn vrijheid zal zijn beroofd. Daarmee komt voorlopig een einde aan zijn carrière als beroepschauffeur en het is nog maar de vraag of die carrière later weer opgepakt kan worden. Alles overziend, en mede in acht nemend de afdoening in soortgelijke gevallen, komt de rechtbank tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals hierna te melden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het geschorste bevel voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Op grond van het bepaalde in artikel 73 van het Wetboek van Strafvordering is elke door de rechtbank te geven beslissing omtrent de voorlopige hechtenis dadelijk uitvoerbaar, ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Zou de rechtbank de vordering van de officier van justitie volgen dan betekent dit dat de aan verdachte door de rechter-commissaris opgelegde voorwaarden, verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis komen te vervallen. De rechtbank is van oordeel dat, zolang het vonnis nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, de aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden in het kader van de voorlopige hechtenis onverkort van kracht dienen te blijven. De rechtbank zal daarom het geschorste bevel voorlopige hechtenis niet opheffen. 6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De vordering van J.H. [benadeelde partij] is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De recht¬bank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangegeven dat verdachte de vordering van de benadeelde partij inmiddels volledig heeft voldaan dan wel deze binnen enkele dagen zal voldoen. De rechtbank zal, ondanks deze door de raadsman namens verdachte gedane toezegging, de vordering toewijzen, inclusief de daarbij horende schadevergoedingsmaatregel. Mocht verdachte, voordat het vonnis geëxecuteerd wordt, de vordering inmiddels hebben voldaan dan vervalt de vordering van rechtswege. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 8, 175, 178, 179 van de Wegenverkeerswet 1994. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot: Een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar en 6 (zes) maanden. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht. Alsmede: Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van vijf (5) jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij J.H. [benadeelde partij]. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe. - Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan J.H. [benadeelde partij], [adres], te betalen € 8.135,56 (zegge achtduizendeenhonderdvijfendertig euro en zesenvijftig eurocent). - Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad € 8.135,56, subsidiair 162 dagen hechtenis. - Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van J.H. [benadeelde partij], wonende te [adres], te betalen € 8.135,46 (zegge achtduizendeenhonderdvijfendertig euro en zesenvijftig eurocent), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 162 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. - Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. Aldus gewezen door: mr. M. Keppels, rechter als voorzitter, mr. A.M. van Gorp, rechter, mr. L.M. Moerings, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Dijk griffier, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2007.