Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0847

Datum uitspraak2007-12-21
Datum gepubliceerd2007-12-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600939-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/600939-07 Datum uitspraak: 21 december 2007 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [1962] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht. Raadsman: mr. A. Moszkowicz. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2007. De tenlastelegging Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het onder 1 ten laste gelegde feit ter terechtzitting toegestaan. Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt - na wijziging - tenlastegelegd dat 1. Primair hij op of omstreeks 24 augustus 2007 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) anderen(en), althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 9670 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II; artikel 3 onder A Opiumwet subsidiair hij op of omstreeks 24 augustus 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 9670 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 3 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 augustus 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 3 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht De geldigheid van de dagvaarding De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard voor wat betreft feit 2. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, dat het verwijt dat verdachte wordt gemaakt te algemeen is omschreven, zodat verdachte niet weet wat hem specifiek wordt verweten. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. De omschrijving van het onder 2 tenlastegelegde feit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende geconcretiseerd en voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Tegen de achtergrond van het dossier is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk wat verdachte verweten wordt en waartegen hij zich heeft te verdedigen. Dit oordeel vindt bevestiging in de gang van zaken tijdens het onderzoek ter terechtzitting Het bewijs en de beoordeling daarvan Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het volgende. De hierbij aangegeven verwijzingen naar paginanummers betreffen de pagina’s van het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0911/07-013758, PL0915/07-013758A en PL0915/07-013758B, welke pagina’s vanaf het eerste dossiernummer zijn doorgenummerd. Feit 1 Op basis van de bekennende verklaring van verdachte zelf (p. 155) en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (bij de rechter-commissaris d.d. 14-11-2007) staat vast dat verdachte op 24 augustus 2007 een partij hennep aan [medeverdachte 1] heeft geleverd. Deze partij is aangetroffen in de Opel Zafira met kenteken DN-HE2464 (p. 37-40) en had een gewicht van 9670 gram (p. 123). Voorts staat vast dat [medeverdachte 1] voornemens was deze partij naar Duitsland te vervoeren. Daartoe overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij woonachtig is in Duitsland en dat hij de drugs had gekocht voor eigen gebruik als medicijn (p. 106 en 147). Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden geacht dat verdachte schuldig is aan de uitvoer van de geleverde partij hennep. De verdachte wist immers niet dat [medeverdachte 1] de hennep naar Duitsland zou uitvoeren, aldus de raadsman. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Vast staat dat verdachte [medeverdachte 1] in het Duits sprak tegen verdachte (p. 235). Door een drugsdeal te sluiten met een Duits sprekende man heeft verdachte zich (tenminste) willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de door hem te leveren partij hennep naar het buitenland zou worden vervoerd. Zulks temeer nu het een feit van algemene bekendheid is dat Nederlandse hennep gretig aftrek vindt in de ons omringende landen, waaronder zeker Duitsland. Feit 2 De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit feit op grond van de verklaring van verdachte zelf en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Verdachte en [medeverdachte 2], die tot 6 weken voor hun aanhouding gezamenlijk de coffeeshop Sarasani runden, hebben beiden verklaard dat verdachte de inkoop van de voorraad van de coffeeshop Sarasani deed (p. 135 en 161). [medeverdachte 2] verzorgde de administratie van Sarasani en gaf aan wanneer een bepaald soort van de softdrugs bijna op was. Vervolgens ging verdachte er op uit, naar growshops. Wekelijks werd door hem voorraad ingekocht, waarbij het gewicht van de ingekochte partij varieerde van 400/500 gram tot enkele kilo’s (p. 161-164). Verdachte heeft hierbij vanaf medio 2006 de hulp ingeschakeld van medeverdachte [medeverdachte 3]. Laatstgenoemde heeft verklaard zich sinds medio 2006 bezig te hebben gehouden met de inkoop van wiet voor Sarasani (p. 239). De opdracht hiertoe kreeg hij de ene keer van verdachte, de andere keer van [medeverdachte 2]. Het bedrag van ruim € 46.000,--, dat in de auto van [medeverdachte 3] is aangetroffen, was bestemd voor de inkoop van wiet voor Sarasani (p. 131-132). [medeverdachte 3] had dit inkoopgeld ontvangen van verdachte (verklaring [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris d.d. 27 augustus 2007). Uit voornoemde verklaringen in samenhang bezien blijkt dat voor wat betreft de inkoop van de voorraad voor Sarasani sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Uit [medeverdachte 3] verklaring blijkt voorts dat de handel in wiet niet beperkt was tot de inkoop voor Sarasani. Zo werden partijen, waarvan de kwaliteit niet goed genoeg werd bevonden voor Sarasani (deze kwaliteitsbepaling gebeurde meestal door [medeverdachte 2]), doorverkocht aan growshops of andere coffeeshops (p. 239). Ook voor deze parallelle handel naast de inkoop van voorraad voor Sarasani is verdachte verantwoordelijk, nu ook deze plaatsvond op basis van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (p. 230, 238-239). Voor zover zich in het kader van deze bedrijfsvoering gedragingen fysiek buiten het arrondissement Utrecht zouden hebben afgespeeld, kunnen deze, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, juridisch worden geacht mede te zijn gepleegd binnen het arrondissement Utrecht. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hierna is vermeld. 1. hij op 24 augustus 2007 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 9670 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II; 2. hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 augustus 2007 in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meer (grote) hoeveelheden hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder 1 primair en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sancties De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een jaar met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gerequireerd tot verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 38.000,00, een geldbedrag van € 845,65, alle geldbedragen die in de Mercedes van verdachte zijn aangetroffen en een zestal mobiele telefoons. Voorts heeft de officier van justitie gerequireerd tot onttrekking aan het verkeer van vier horloges. Op het horloge van het merk Audemars Piquet dient het beslag gehandhaafd te worden, aldus de officier van justitie. Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van de verdachte en de gevolgen die het begaan van dergelijke feiten voor de samenleving heeft. Wat de ernst van de feiten betreft overweegt de rechtbank het volgende. Weliswaar heeft Nederland ten aanzien van hennep een gedoogbeleid, maar ook dit beleid kent duidelijke grenzen. Het gedogen is vooral gericht op het gebruik van hennep. De rechtbank beseft dat er door het gedoogbeleid, met name waar het de zogenaamde achterdeur van de coffeeshop betreft, sprake is van een schemergebied. Dit neemt niet weg dat het handelen in hoeveelheden zoals door verdachte is gebeurd en het uitvoeren van hennep nadrukkelijk niet gedoogd wordt en strafbaar is. Deze praktijken zijn niet ‘schemerig’, maar dienen zonder meer als ‘duister’ te worden gekwalificeerd. Met name voor wat betreft de uitvoer van hennep kan hier geen misverstand over bestaan, gelet op de in het buitenland gevoerde politiek ten aanzien van softdrugs. Met zijn handelwijze heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs. Het mag als bekend worden verondersteld dat niet alleen aan het gebruik van - en de handel in softdrugs vele maatschappelijke bezwaren kleven, maar ook dat de grensoverschrijdende handel pleegt te leiden tot bijkomende criminaliteit van vaak ernstige aard en tot verstoring van internationale verhoudingen. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 27 augustus 2007, waaruit blijkt dat hij eerder voor dit soort delicten met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de inhoud van een op initiatief van de verdediging door H. de Jong, psychiater/psychoanalyticus, omtrent verdachte opgemaakt rapport d.d. 2 oktober 2007. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur evenals een geldboete van na te melden hoogte aangewezen en gepast. Een voorwaardelijk strafdeel is op zijn plaats, om verdachte in te scherpen dat hij zich niet meer met strafbare feiten moet inlaten. Nu verdachte zich uit louter financiële motieven heeft beziggehouden met de strafbare handel in softdrugs acht de rechtbank, naast een gevangenisstraf, een geldboete een passende sanctie. Gelet op de grote schaal waarin verdachte in softdrugs heeft gehandeld en de enorme bedragen die met deze handel zijn te verdienen en naar de rechtbank aanneemt zijn verdiend, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door de geldboete niet onevenredig in zijn vermogen wordt getroffen. Verbeurdverklaring: Het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag ad € 38.000,00 zal worden verbeurd verklaard, aangezien dit naar het oordeel van de rechtbank geheel of grotendeels door middel van het onder 1 primair bewezenverklaarde is verkregen. Onttrekking aan het verkeer: De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - een horloge, merk Rolex; - een horloge, merk Glashutte; - een horloge, merk Luminor; - een horloge, merk Lucien Rochat, zullen onttrokken worden verklaard aan het verkeer, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen, bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Teruggave in beslag genomen goederen: Met betrekking tot de in beslag genomen geldbedragen dan wel voorwerpen, te weten: - een geldbedrag van € 845,65; - een geldbedrag van € 140,00; - een geldbedrag van € 30,00; - een geldbedrag van € 1.290,00; - een geldbedrag van € 10.000,00; - een geldbedrag van € 10.000,00; - een geldbedrag van € 10.000,00; - een geldbedrag van € 2.448,75; - een horloge, merk Audemars Piquet; - een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, type J2201, opschrift [..]; - een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, kleur grijs; - een mobiele telefoon, merk Nokia, kleur blauw; - een mobiele telefoon, merk Philips, type 330, kleur grijs; - een mobiele telefoon, merk Motorola, type C139, kleur zwart; - een mobiele telefoon, merk Motorola, type F3, kleur zwart. zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze geldbedragen dan wel voorwerpen in beslag zijn genomen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking, dat de coffeeshop van de verdachte tevens een legale en, naar het schijnt, ook relatief royale bron van inkomsten heeft gevormd. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 11 van de Opiumwet. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 (TWAALF) maanden. Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (ZES) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf. Veroordeelt de verdachte voorts tot betaling van een GELDBOETE van € 50.000,00 (vijftigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 280 dagen. Verklaart verbeurd: een geldbedrag van € 38.000,00. Verklaart onttrokken aan het verkeer: - een horloge, merk Rolex; - een horloge, merk Glashutte; - een horloge, merk Luminor; - een horloge, merk Lucien Rochat; Gelast de teruggave aan verdachte van: - een geldbedrag van € 845,65; - een geldbedrag van € 140,00; - een geldbedrag van € 30,00; - een geldbedrag van € 1.290,00; - een geldbedrag van € 10.000,00; - een geldbedrag van € 10.000,00; - een geldbedrag van € 10.000,00; - een geldbedrag van € 2.448,75; - een horloge, merk Audemars Piquet; - een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, type J2201, opschrift [..]; - een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, kleur grijs; - een mobiele telefoon, merk Nokia, kleur blauw; - een mobiele telefoon, merk Philips, type 330, kleur grijs; - een mobiele telefoon, merk Motorola, type C139, kleur zwart; - een mobiele telefoon, merk Motorola, type F3, kleur zwart. Dit vonnis is gewezen door mrs. W. Foppen, G.A. Bos en J. Ozinga, bijgestaan door mr. J.A. van Wageningen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2007, zijnde mr. Ozinga buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.