Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0928

Datum uitspraak2007-11-06
Datum gepubliceerd2007-12-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/420263-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het door 6 Bulgaarse verdachten in georganiseerd verband plegen van pinpasfraude ('skimming') door middel van het door technische aanpassingen manipuleren van geldautomaten. (Vonnis hoofdverdachte)


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/420263-07 Datum uitspraak: 6 november 2007 op tegenspraak VONNIS van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedatum] 1974, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in het Huis van Bewaring “Haarlem” te Haarlem. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2007. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen … 3. Waardering van het bewijs Inleiding Verdachte heeft met vijf medeverdachten terechtgestaan ter zake van verdenking van – kort gezegd – betrokkenheid bij het in georganiseerd verband plegen van skimming. Skimmen is het door middel van technische aanpassingen manipuleren van geldautomaten teneinde de gegevens van magneetstrippen van betaalpassen en de bijbehorende pincode van pinnende personen te kopiëren en vast te leggen, waarna deze gegevens met behulp van technische voorzieningen worden gekopieerd naar de magneetstrip van andere kaarten, welke kaarten vervolgens kunnen worden gebruikt om bij pinautomaten geld op te nemen van de rekeningen waarvan de gegevens illegaal zijn gekopieerd. Het is algemeen bekend dat bij het skimmen van betaalpassen veelal de volgende werkwijze wordt gevolgd. Boven het toetsenbord van een pinautomaat wordt een minicamera geplaatst, die is weggewerkt in een nagemaakt onderdeel van de pinautomaat, bijvoorbeeld een lichtbak. Vervolgens wordt er een opzetstuk geplaatst over de pinpasgleuf met daarin apparatuur om de magneetstrip te kopiëren. Ontvangstapparatuur – waar de gekopieerde pasgegevens op computerapparatuur wordt opgeslagen – wordt in de nabijheid van de geldautomaat geplaatst (bijvoorbeeld in een fietstas). Met behulp van een softwareprogramma kunnen de gekopieerde gegevens vervolgens op lege passen met een magneetstrip worden gekopieerd. Deze lege passen, zogenaamde “white plastics”, kunnen allerlei soorten passen zijn, mits voorzien van een magneetstrip. (op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2007, p. 050003) Verweren Hoewel de door de verschillende raadslieden gevoerde verweren niet op alle verdachten van toepassing zijn, zal de rechtbank in onderstaande overwegingen aangeven tot welke vaststelling van de feiten en tot welke beslissingen zij ten aanzien van de gevoerde verweren met betrekking tot de rechtmatigheid van het verkregen bewijs is gekomen. Voor zover een dergelijk verweer niet namens alle verdachten is gevoerd, acht de rechtbank het wenselijk dienaangaande toch (ambtshalve) in alle zaken haar oordeel te geven, nu deze afzonderlijk gevoerde verweren de vaststelling van de feiten in de gehele zaak raken en verdachten bovendien deelnemingshandelingen worden verweten, waarbij zij over en weer in elkaars telasteleggingen voorkomen. Allereerst is door de verdediging, in het bijzonder door de raadsman van verdachte [medeverdachte 1], betoogd dat het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] van het Bureau Financieel Economische Recherche (BFER) met betrekking tot de verkeerscontrole op 25 januari 2007, waarbij de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden aangehouden en aan hun kleding werden onderzocht, niet kan worden meegenomen in de bewijsvoering, nu de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld voornoemde opsporingsambtenaren te horen omtrent hetgeen zij in het proces-verbaal stellen te hebben waargenomen, en hetgeen heeft geleid tot de ernstige bezwaren waarop het onderzoek aan de kleding van verdachten berustte. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. Ten tijde van de pro forma behandeling van de zaak tegen verdachten op 10 mei 2007 heeft de rechtbank overwogen dat zij het horen van voornoemde opsporingsambtenaren op dat moment niet noodzakelijk achtte. In deze formulering is door de rechtbank ruimte gelaten voor een door de verdediging op een later tijdstip in te dienen herhaald verzoek tot het horen van deze getuigen. De verdediging heeft een dergelijk verzoek echter noch bij de rechter-commissaris, noch bij de daaropvolgende pro forma behandeling van de zaak op 2 augustus 2007, noch op de terechtzitting van 23 oktober jl. herhaald, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat de verdediging het horen van voornoemde verbalisanten als getuigen niet noodzakelijk achtte. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden geen aanleiding om voornoemd proces-verbaal van bevindingen buiten beschouwing te laten. Voorts overweegt de rechtbank dat het de opsporingsambtenaren gelet op de verdenking dat verdachten in het voertuig een middel als bedoeld op lijst II van de Opiumwet vervoerden, wettelijk was toegestaan om alle inzittenden van het voertuig op grond van artikel 9 lid 2 van de Opiumwet aan hun kleding te onderzoeken. Door de verdediging, in het bijzonder door de raadslieden van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2], is betoogd dat het openbaar ministerie oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van het dwangmiddel stelselmatige observatie ten aanzien van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2], nu verdachten hoewel in bewaring gesteld door het openbaar ministerie eerst zijn heengezonden wegens het ontbreken van ernstige bezwaren voor het voortduren daarvan maar vervolgens wel stelselmatig zijn geobserveerd.Volgens de verdediging bestond onvoldoende verdenking jegens verdachten om tot observatie over te kunnen gaan. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. Het stond de officier van justitie binnen het kader van de beleidsvrijheid van het openbaar ministerie vrij om verdachten heen te zenden en vervolgens wegens het bestaan van de verdenking van betrokkenheid bij het misdrijf van artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht een bevel tot stelselmatige observatie van verdachten af te geven teneinde hun verblijfplaats te achterhalen. Op grond van de informatie zoals weergegeven in de aanvraag van het bevel tot stelselmatige observatie was het verlenen van het, inmiddels reeds getoetste, bevel toegestaan. De resultaten die met de observatie van verdachten zijn verkregen, namelijk de verblijfplaats aan [adres] te Amsterdam en de daaropvolgende doorzoeking in die woning, kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt. Het bewijs Met inachtneming van het voorgaande grondt de rechtbank haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Hieronder volgt de zakelijk weergegeven opsomming van de inhoud en van de vindplaats van deze bewijsmiddelen, waarbij verwezen wordt naar de paginanummering in het originele dossier. Op 25 januari 2007 vindt er een verkeerscontrole plaats, waarbij de aan verdachte [verdachte] toebehorende Audi A8, voorzien van het Bulgaarse kenteken [kenteken], wordt gecontroleerd. In de auto bevinden zich de verdachten [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Bij een onderzoek aan de kleding van [medeverdachte 1] worden 10 zogenaamde ‘white plastics’ ofwel valse passen die geen enkel uiterlijk kenmerk vertonen van een bestaande debet- of creditcard, aangetroffen. De passen droegen allen het opschrift ‘International Youth Travel Card’ en waren voorzien van een magneetstrip en een met stift, telkens in vermoedelijk hetzelfde handschrift, aangebrachte cijfer- en lettercode. Het is de politie ambtshalve bekend dat dergelijke pasjes worden gebruikt ten behoeve van skimmen, waarop de verdachten zijn aangehouden op verdenking van pinpasfraude (op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2007, p. 050001 e.v.). Hoewel verdachte [medeverdachte 1] ontkent, heeft hij bij de rechter-commissaris verklaard dat hij wel vermoedde dat er misschien wel iets mis was met de kaarten (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 31 januari 2007). Uit de aangifte en het daaropvolgende onderzoek van Equens Nederland B.V. (voorheen Interpay Nederland B.V.) d.d. 29 januari 2007 volgt dat de magneetstrips van deze 10 onder verdachte [medeverdachte 1] inbeslaggenomen kaarten data bevatten van pinpassen van verschillende (buitenlandse) rekeninghouders en dat er met 3 van de 10 passen in januari 2007 in Amsterdam bij verschillende geldautomaten is gepoogd geld op te nemen. (een geschrift, zijnde een aangifte van Equens Nederland B.V. d.d. 29 januari 2007, p. 020001 e.v.; een geschrift, bevattende foto’s van de op 25 januari 2007 inbeslaggenomen 10 passen, p. 050005 en een geschrift, zijnde een fax van Equens Nederland B.V. bevattende een uitdraai van het onderzoek van de op 25 januari 2007 inbeslaggenomen 10 passen, p. 050028 e.v.) Observatie van de verdachte [verdachte], die na heenzending op 9 februari 2007 door de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in een rode auto van het merk Rover met kenteken [kenteken] bij het Huis van Bewaring in Hoorn wordt opgehaald, leidt naar een pand aan [adres] te Amsterdam (op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van observeren d.d. 12 februari 2007, p. 050240 e.v.; de verklaring ter terechtzitting van [medeverdachte 3] d.d. 23 oktober 2007). Nadat de politie het pand twee dagen heeft geobserveerd, tijdens welke observatie wordt geconstateerd dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] de woning binnengaan en verlaten (een geschrift, zijnde een niet ondertekend op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2007, p. 050193; een geschrift, zijnde observatiefoto’s, p. 050200 e.v. en de verklaring ter terechtzitting van [medeverdachte 3] d.d. 23 oktober 2007) wordt op 13 februari 2007 in het pand binnengetreden en vindt er een doorzoeking plaats. In de woning worden de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden (op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2007, p. 070039 e.v.). Bij het binnentreden in de woning tracht verdachte [medeverdachte 3] de woning te ontvluchten (proces-verbaal van verhoor verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 16 februari 2007). Korte tijd later komen de verdachten [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] aanrijden in bovengenoemde rode Rover en ook zij trachten bij het zien van de politie te ontkomen, doch worden na een korte achtervolging aangehouden (op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2007, p. 050165 e.v.). Tijdens de doorzoeking in de woning worden verspreid door de gehele woning en in de tuin goederen aangetroffen ten behoeve van alle fasen van het skimproces (op ambtseed/ ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2007, p. 050098 e.v.; op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2007, p. 050168 e.v. en het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 maart 2007, p. 050304 e.v.). Onder meer worden er diverse bescheiden aangetroffen met pincodes en andere codes, nagemaakte lichtbakken van pinautomaten, diverse mallen voor het namaken van onderdelen van pinautomaten, diverse elektronische apparatuur, portofoons, videocamera’s van het merk JVC, een minicamera, een nagemaakt onderdeel van een geldautomaat voorzien van elektronica, een tas met zend- en ontvangstapparatuur, een laptop en een papier met daarop cijfers en codes, te weten trackgegevens, vermoedelijk afkomstig van magneetstrippen van betaalkaarten (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 3e relaas d.d. 20 maart 2007, p. 7 en 8). Uit onderzoek van de laptop volgt dat zich op de laptop onder meer een softwareprogramma bevindt om magneetstripkaarten te beschrijven en/of te lezen alsmede meerdere bestanden met daarin trackgegevens van magneetstripkaarten (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 21 februari 2007, p. 050261 e.v.; op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d. 13 maart 2007, p. 050347 e.v.; op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d. 18 april 2007, p. 050351 e.v.; op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 mei 2007, p. 050388 en het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 6 juni 2007, p. 050389). In de tuin van de woning is zichtbaar dat een stuk grond is omgewoeld en wordt een schep aangetroffen waaraan nog verse aarde kleeft (op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2007, p. 070040). Onder het omgewoelde stuk grond in de tuin worden vervolgens 4 in plastic verpakte pakketten aangetroffen, waarin zich onder meer 207 ‘white plastics’ bevinden, eveneens voorzien van het opschrift ‘International Youth Travel Card’ en eveneens beschreven met cijfers en letters in zwarte viltstift. Tevens worden aangetroffen een tas met zend- en ontvangstapparatuur, een opzetstuk in de vorm van een pinpasgleuf en videobanden waarop opnamen zichtbaar zijn van handen die bij een geldautomaat een pincode intoetsen, welke opnamen overeenkomen met een in de woning aangetroffen notitieblok met daarop vermeld tijdstippen en vermoedelijk pincodes. Ook wordt in de tuin een vals paspoort aangetroffen ten name van Varlen met daarop een foto van [medeverdachte 2] (op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2007, p. 050141 e.v. en het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2007, p. 050211 e.v.). Uit de aangifte van Equens Nederland B.V. d.d. 9 maart 2007 volgt dat van 101 van de 207 in de tuin aangetroffen kaarten de magneetstrips waren voorzien van informatie van (buitenlandse) rekeninghouders en dat deze kaarten in de periode van april 2005 tot en met 12 februari 2007 in Amsterdam, Badhoevedorp, Zwanenburg en Utrecht 957 keer zijn gebruikt, waarvan 368 keer met succes. Ook volgt uit deze aangifte dat met de op de inbeslaggenomen laptop aangetroffen pasgegevens in de periode van 28 oktober 2006 tot en met 6 februari 2007 in Amsterdam, Badhoevedorp, Zwanenburg en Utrecht 277 keer is getracht geld op te nemen bij pinautomaten, waarvan 36 keer met succes (een geschrift, zijnde een aangifte van Equens Nederland B.V. d.d. 9 maart 2007, p. 020013 e.v) In de Rover, waarin de verdachten [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn aangehouden, wordt een afstandsbediening van het merk JVC, een antenne met een kleefmagneet en een fietstas aangetroffen (op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal d.d. 15 februari 2007, p. 050159 e.v.). Het is de politie ambtshalve bekend dat fietstassen bij het skimmen dikwijls worden gebruikt om zend- en opnameapparatuur in de buurt van pinautomaten te camoufleren. Bij zijn aanhouding heeft verdachte [verdachte] een geldbedrag van € 1.548,15 bij zich, in overwegend biljetten van € 50,00 (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2007, p. 080119). Het is een feit van algemene bekendheid dat pinautomaten doorgaans biljetten van € 50,00 verstrekken. Verdachte [medeverdachte 2] heeft op 16 februari 2007 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij en zijn medeverdachten allen op [adres] woonden en dat de medeverdachten met de in de woning aangetroffen spullen en pinpassen ‘bezig waren’. Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij op 21 november 2006 in de woning aan de [adres] is gekomen, dat de verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] daar toen al waren, dat verdachte [medeverdachte 5] na oud en nieuw in 2007 in de woning kwam en dat de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] begin/midden januari 2007 in de woning zijn gekomen (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 16 februari 2007). Op 18 juni 2007 heeft [medeverdachte 2] bij de politie verklaard dat de verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in een slaapkamer boven sliepen, dat hij zelf en verdachte [medeverdachte 3] in de woonkamer sliepen en dat verdachte [verdachte] een eigen slaapkamer had, en dat er sprake was van een hiërarchie in de groep. Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de in de woonkamer aangetroffen laptop door de medeverdachten werd gebruikt (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juni 2007, p. 040106 e.v.). Ook [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij in de woning op de [adres] een slaapkamer voor zichzelf had, dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] beneden op matrassen sliepen en dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] een afgesloten slaapkamer deelden. (op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 mei 2007, p. 040056 e.v.) De verklaring van [medeverdachte 2] met betrekking tot de periode waarin de diverse verdachten in Nederland dan wel in de woning aan de [adres] zijn gearriveerd, wordt ondersteund door informatie, middels een rechtshulpverzoek aan Bulgarije verkregen, met betrekking tot de uitreisdata van verdachten. Uit deze informatie volgt dat verdachte [medeverdachte 4] Bulgarije op 15 september 2006 per vliegtuig naar Nederland heeft verlaten, dat verdachte [medeverdachte 2] Bulgarije op 21 november 2006 heeft verlaten, dat verdachte [medeverdachte 5] Bulgarije op 7 januari 2007 heeft verlaten en dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] Bulgarije op 9 januari 2007 tezamen in de Audi A8, voorzien van kenteken [kenteken], van verdachte [verdachte] hebben verlaten. [medeverdachte 3] tenslotte is Bulgarije op 30 september 2006 per vliegtuig uitgereisd (een geschrift, zijnde de vertaling uit het Bulgaars van het gehonoreerde rechtshulpverzoek van het Ministerie van Justitie/Republiek Bulgarije d.d. 10 oktober 2007). Tevens vindt deze verklaring steun in het gegeven dat op 15 januari 2007 tijdens een verkeerscontrole de Audi, toebehorend aan verdachte [verdachte], is gecontroleerd waarin zich de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bevonden (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van (verkort) relaas d.d. 30 januari 2007, p. 3). Getuige [getuige 1], de verhuurder van de woning aan de [adres], heeft bij de politie verklaard dat hij de woning sinds ongeveer een jaar aan een man van Bulgaarse afkomst verhuurde voor een bedrag van € 1.100 per maand en dat er meerdere personen in de woning verbleven (op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2007, p. 050179 e.v.). Getuige [getuige 1] herkent verdachte [verdachte] bij een fotoconfrontatie en verklaart dat dat de man betreft die de huur betaalde. Voorts vermeldt [getuige 1] dat hij [verdachte] gedurende de gehele huurperiode tot de inval heeft gezien. [getuige 1] verklaart dat verdachte [verdachte] de huur altijd contant betaalde en deze bijna altijd voldeed in nette bankbiljetten. Het viel [getuige 1] daarbij op dat [verdachte] heel snel geld kon tellen. Volgens [getuige 1] leek het wel een automaat. Als [verdachte] er niet was kwamen anderen namens hem de huur betalen, waarbij zij zeiden dat zij namens de ‘Big Boss’ kwamen (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 18 juli 2007, p. 050453 en het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 oktober 2007, p. 030010). Op een spuitbus in de woning zijn dactyloscopische sporen aangetroffen van de verdachte [medeverdachte 3] (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal betreffende de identificatie van een dactyloscopisch spoor d.d. 27 februari 2007, p. 050293). Op het cellofaan van een sigarettenverpakking, welke onder grond in de tuin van de woning is aangetroffen en waarin zich een aantal passen bevond welke vals bleken te zijn, zijn dactyloscopische sporen van de verdachte [medeverdachte 4] aangetroffen. Op een in de woning aangetroffen nagemaakte lichtbak van een pinautomaat zijn eveneens de vingerafdrukken van [medeverdachte 4] aangetroffen. (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal betreffende de identificatie van een dactyloscopisch spoor d.d. 27 februari 2007, p. 050294). Tijdens de insluitingfouillering wordt bij de verdachte [medeverdachte 4] een usb-stick aangetroffen met daarop een gecomprimeerd bestand met de naam b1.rar (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2007, p. 050387 en het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 13 maart 2007, p. 050378 e.v.), van welk bestand men de beveiliging niet heeft kunnen doorbreken. De naam van het bestand is vergelijkbaar met de bestanden zoals aangetroffen op de in de woonkamer aangetroffen laptop, welke bestanden als aanduiding a1, a2, c1 et cetera hadden en zogenaamde trackgegevens van magneetstripkaarten bevatten (op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d. 13 maart 2007, p. 050348 e.v.). Op 2 maart 2007 heeft de politie via Interpol Duitsland camerabeelden ontvangen van een pinautomaat in Oberhausen d.d. 22 januari 2007, waarop twee pinnende mannen zichtbaar zijn die, zo heeft de rechtbank eveneens geconstateerd, een zeer sterke gelijkenis vertonen met de verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. Tevens is komen vast te staan dat de op de camerabeelden zichtbare pintransactie is geschied met pasgegevens, gelijk aan die op 25 januari 2007 onder verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen (een geschrift, zijnde een niet ondertekend op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 2 maart 2007, p. 050278). De op die datum onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen 10 pasjes waren verpakt in een papier met daarop de dienstregeling van de Nederlandse Spoorwegen van treinen naar Duitsland, waarbij de treinverbinding van Nederland naar Oberhausen met pen was aangevinkt. Tevens werd een treinticket van Amsterdam Amstel naar Oberhausen aangetroffen, geldig van 25 januari 2007 tot en met 24 maart 2007 (op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2007, p. 050001 e.v.). Ook is komen vast te staan dat de verdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [verdachte] in de periode dat zij in Nederland verbleven meermalen, soms aanzienlijke, geldbedragen hebben overgemaakt via Western Union banken in Amsterdam aan personen in Bulgarije, terwijl verdachten niet over een bekende, dan wel aannemelijke legale bron van inkomsten in Nederland beschikten. (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2007, p. 50455 e.v.). Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachten, allen van Bulgaarse afkomst en bekenden van elkaar, zonder bekende of aannemelijke legale bron van inkomsten reeds geruime tijd in Nederland verbleven, en dat zij allen op enig moment en in ieder geval begin 2007 in de woning aan [adres] te Amsterdam zijn geweest of aldaar hebben verbleven. In de woning, in de tuin behorend bij de woning en in de rode Rover is een grote hoeveelheid goederen van hoogwaardig technisch niveau aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met het valselijk opmaken van bankpassen en alle overige fasen van het skimproces. Uit het dossier is voorts naar voren gekomen dat met de onder verdachte [medeverdachte 1] en met een deel van de in de tuin aangetroffen passen alsmede met de pasgegevens zoals deze op de in de woning inbeslaggenomen laptop zijn aangetroffen, in de periode april 2005 tot en met 12 februari 2007 geld is opgenomen of getracht is op te nemen. Dat de verdachten [medeverdachte 3], [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hebben getracht zich aan hun aanhouding door de politie te onttrekken, weegt de rechtbank eveneens mee in haar oordeel dat verdachten wetenschap hadden van illegale praktijken. Nu bovendien door geen van de verdachten een aannemelijke verklaring voor de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden wordt gegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachten tezamen en in vereniging met elkaar, en al dan niet in vereniging met onbekend gebleven anderen, in de telastegelegde periode een hoeveelheid valse of vervalste betaalpassen en waardekaarten voorhanden hebben gehad (feit 2), valselijk betaalpassen of waardekaarten hebben opgemaakt dan wel vervalst (feit 3 primair) en voorts van deze valselijk opgemaakte of vervalste passen en kaarten gebruik hebben gemaakt (feit 4). Ten aanzien van het gebruik maken van de valse passen/kaarten overweegt de rechtbank dat, hoewel niet onomstotelijk is komen vast te staan dat verdachten zelf de gewraakte pintransacties hebben gepleegd, het vaststaat dat er pintransacties met valse, onder verdachten inbeslaggenomen passen zijn gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachten in elk geval de middelen daartoe hebben verstrekt en hebben meegeprofiteerd van de winst die deze transacties hebben opgeleverd, zodat zij als medeplegers gebruik hebben gemaakt van de valse/vervalste passen. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachten de hen telastegelegde strafbare handelingen, al dan niet tezamen met andere onbekend gebleven personen, in georganiseerd verband zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht hebben gepleegd (feit 1). De rechtbank overweegt hiertoe dat gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk is geworden dat er tussen verdachten sprake is geweest van een duurzame onderlinge samenwerking en een gestructureerd samenwerkingsverband. Vastgesteld kan immers worden dat verdachten in de woning aan [adres] zijn geweest of aldaar hebben verbleven en dat zij in wisselende samenstelling in elkaars gezelschap hebben verkeerd. Ook de aanzienlijke hoeveelheid inbeslaggenomen passen/kaarten en de technische professionaliteit van de in de woning en in de Rover aangetroffen en in beslag genomen skim-attributen wijst naar het oordeel van de rechtbank op een langdurige en gestructureerde samenwerking tussen meerdere personen. 3.2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: 1. hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 13 februari 2007 te Amsterdam en te Badhoevedorp en te Zwanenburg en te Utrecht tezamen en in vereniging met [med[medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: - het opmaken of vervalsen ("skimmen") van betaalpassen en waardekaarten (artikel 232 lid 1 Wetboek van Strafrecht) en - het gebruik maken van en voorhanden hebben van valse en/of vervalste waardekaarten en betaalpassen (artikel 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht); 2. hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 13 februari 2007 (behoudens de periode van 25 januari 2007 tot en met 9 februari 2007) te Amsterdam en te Badhoevedorp en te Zwanenburg en te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk valse of vervalste betaalpassen en waardekaarten, bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware die betaalpassen en waardekaarten echt en onvervalst, heeft vervoerd en/of voorhanden heeft gehad, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die betaalpassen en waardekaarten bestemd waren voor zodanig gebruik; 3. primair hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 13 februari 2007 (behoudens de periode van 25 januari 2007 tot en met 9 februari 2007) te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk betaalpassen en waardekaarten, bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van originele betaalpassen en originele waardekaarten gekopieerd/geladen naar/op kaarten welke waren voorzien van een magneetstrip (tengevolge waarvan met die laatstgenoemde kaarten elektronische betalingen ten laste van de rechtmatige eigenaren van die originele betaalpassen en waardekaarten mogelijk waren geworden), zulks met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen; 4. hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 13 februari 2007 (behoudens de periode van 25 januari 2007 tot en met 9 februari 2007) te Amsterdam en te Badhoevedorp en te Zwanenburg en te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste betaalpassen en waardekaarten, bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware die betaalpassen en waardekaarten echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en zijn mededaders toen en daar met behulp van die valse of vervalste betaalpassen en waardekaarten een groot aantal geldopnames en/of pintransacties heeft gedaan/verricht bij geldautomaten en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van originele betaalpassen en originele waardekaarten waren gekopieerd/geladen naar/op kaarten welke waren voorzien van een magneetstrip (tengevolge waarvan met die laatstgenoemde kaarten elektronische betalingen ten laste van de rechtmatige eigenaren van die originele betaalpassen en waardekaarten mogelijk was geworden). Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straf De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte is betrokken geweest bij een organisatie die zich langdurig op grote schaal en op professionele wijze bezig hield met het skimmen van betaalpassen en het voorhanden hebben en gebruik maken van valse betaalpassen. Het vertrouwen dat door de consument en de acceptant in het betaalnetwerk en in de pinpas moet kunnen worden gesteld is van groot economisch en maatschappelijk belang. Door de bewezenverklaarde feiten is een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen van de consument in het betalingsverkeer. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van een ernstige ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. Daarnaast heeft de handelwijze van verdachte geleid tot grote directe en indirecte financiële schade voor Nederlandse banken en Equens Nederland B.V. Bij het bepalen van de strafmaat is in aanmerking genomen dat verdachte deze feiten puur uit winstbejag heeft gepleegd en vermoedelijk met dit doel ook naar Nederland is gekomen. Voorts heeft de rechtbank bij de straftoemeting overwogen dat verdachte een leidende rol binnen de criminele organisatie moet worden toegedicht. De rechtbank acht dit aannemelijk omdat verdachte reeds geruime tijd de huurder van de woning aan [adres] te Amsterdam was, hij als enige van alle bewoners in het pand over een eigen slaapkamer beschikte, hij na heenzending onmiddellijk door een aantal van zijn medeverdachten uit het Huis van Bewaring wordt opgehaald en hij bovendien de eigenaar is van de dure Audi A8, terwijl hij in Nederland niet over een bron van inkomsten beschikte. Gezien de leidende rol van verdachte, de grote hoeveelheid geskimde betaalpassen en de lange periode waarin verdachte aan de activiteiten heeft deelgenomen, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de aard en de ernst van de feiten, zodat de rechtbank de officier van justitie in haar eis zal volgen. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 140 en 232 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Medeplegen van het opzettelijk een valse of vervalste betaalpas of waardekaart, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, voorhanden hebben en vervoeren, terwijl hij weet dat de pas of kaart bestemd is voor gebruik als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Medeplegen van het opzettelijk een betaalpas of waardekaart, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken of vervalsen, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd. Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een valse of vervalste betaalpas of waardekaart, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Dit vonnis is gewezen door mr. U.W. baron Bentinck, voorzitter, mrs. S.E. Sijsma en R.W.L. Koopmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.O. Markenstein, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2007.