Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0979

Datum uitspraak2007-12-24
Datum gepubliceerd2007-12-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810023-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte, schuldig aan medeplegen roofoverval, medeplegen verboden wapenbezit, medeplegen brandstichting en bedreigingen, veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector straf Locatie Alkmaar Parketnummer : 14/810023-07 Datum uitspraak : 24 december 2007 TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1964, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Noord Holland Noord, Zuyder Bos te Heerhugowaard. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 en 10 december 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van: - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank • het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; • de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zal toewijzen als verzocht, met hieraan telkens verbonden de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht; • de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], zoals ter terechtzitting gematigd, zal toewijzen, met hieraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht; - hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 26 november 2006 te 'T Zand, in de gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van één- of meer geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een wapenkast inhoudende onder meer vijf vuurwapens en/of één of meer bankpas(sen) en/of één of meer (foto)camera('s) en/of een laptop en/of een spelcomputer en/of een route-navigatieapparaat en/of een telefoon (merk Siemens) en/of een schoudertas en/of een kinderrugtas (toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot, en/of hun kind(eren) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]) en/of een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter (toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of die [echtgenootslachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1) en/of een horloge (toebehorende aan die [slachtoffer 4) en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee (toebehorende aan die [slachtoffer 5]), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [echtgenootslachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of - met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één- of meer geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een wapenkast inhoudende onder meer vijf vuurwapens en/of één of meer bankpas(sen) en/of één of meer (foto)camera('s) en/of een laptop en/of een spelcomputer en/of een route-navigatieapparaat en/of een telefoon (merk Siemens) en/of een schoudertas en/of een kinderrugtas (toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot, en/of hun kind(eren) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]) en/of een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter (toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of die [echtgenoot slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1]) en/of een horloge (toebehorende aan die [slachtoffer 5]) en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee (toebehorende aan die [slachtoffer 5]), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] (8 jaar) en/of [slachtoffer 2] (9 jaar), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk (hierboven bedoeld) geweld en/of welke (hierboven bedoelde) bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s): - naar de woning van die [slachtoffer 1] en die [echtgenoot slachtoffer 1] is/zijn gegaan en/of (waarna) verdachtes mededader(s) (een) bivakmuts(en) heeft/hebben opgedaan en/of gewapend met (een) vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) die woning is/zijn binnengegaan, en/of - die [slachtoffer 4] (een) vuurwapen(s), in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of op hem gericht en/of - (vervolgens) tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen, waarna die [slachtoffer 4] met zijn beide handen op zijn rug is geboeid en/of één van verdachtes mededaders die [slachtoffer 4] (terwijl hij geboeid op de grond lag) één- of meerma(a)l(en), met kracht, in/tegen het gezicht en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of - die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2], en/of - één van verdachtes mededaders die [slachtoffer 1], met kracht, heeft geduwd en/of heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is komen te vallen, en/of - één van verdachtes mededaders die [slachtoffer 2] met kracht in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of - één van verdachtes mededaders die [slachtoffer 5] (stevig) in haar nek heeft vastgepakt en tegen haar heeft gezegd dat ze met hem mee moest komen en haar bek moest houden en/of die [slachtoffer 5] (vervolgens) een slaapkamer in heeft geduwd en op het bed heeft geduwd en/of - (waarna) verdachtes mededaders, dan wel één van hen, die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] hebben vastgebonden, en/of - die woning heeft/hebben doorzocht, en/of - die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "geld, geld, we willen het geld; we zoeken de kluis ; geld, geld, en snel; en bankpassen, en telefoons, geld en kluis; alles moeten we hebben, en alle autosleutels, alle", in ieder geval woorden van gelijke aard of strekking en/of - tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moesten blijven en dat er niets zou gebeuren als ze goed zouden luisteren en de waarheid zouden vertellen, althans woorden van gelijke aard of strekking; subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 26 november 2006 te 'T Zand, in de gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met elkaar - met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van één- of meer geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een wapenkast inhoudende onder meer vijf vuurwapens en/of één of meer bankpas(sen) en/of één of meer (foto)camera('s) en/of een laptop en/of een spelcomputer en/of een route-navigatieapparaat en/of een telefoon (merk Siemens) en/of een schoudertas en/of een kinderrugtas (toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot, en/of hun kind(eren) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]) en/of een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter (toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of die [echtgenootslachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1]) en/of een horloge (toebehorende aan die [slachtoffer 4]) en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee (toebehorende aan die [slachtoffer 5]), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2], en/of - met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen één- of meer geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een wapenkast inhoudende onder meer vijf vuurwapens en/of één of meer bankpas(sen) en/of één of meer (foto)camera('s) en/of een laptop en/of een spelcomputer en/of een route-navigatieapparaat en/of een telefoon (merk Siemens) en/of een schoudertas en/of een kinderrugtas (toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot, en/of hun kind(eren) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]) en/of een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter (toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of die [echtgenoot slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1]) en/of een horloge (toebehorende aan die [slachtoffer 4]) en/of een mobiele telefoon en/of een portemonnee (toebehorende aan die [slachtoffer 5]), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [echtgenootslachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] (9 jaar) en/of [slachtoffer 2] (8 jaar), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf/henzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk (hierboven bedoeld) geweld en/of welke (hierboven bedoelde) bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] - naar de woning van die [slachtoffer 1] en die [echtgenoot slachtoffer 1] is/zijn gegaan en/of (een) bivakmuts(en) heeft/hebben opgedaan en/of gewapend met (een) vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) die woning is/zijn binnengegaan, en/of - die [slachtoffer 4] (een) vuurwapen(s), in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of op hem gericht en/of - (vervolgens) tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen, waarna die [slachtoffer 4] met zijn beide handen op zijn rug is geboeid en/of die [slachtoffer 4] (terwijl hij geboeid op de grond lag) door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] een of meerdere ke(e)r(en), met kracht, in/tegen het gezicht en/of elders tegen het lichaam is gestompt en/of geslagen, en/of - [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2], en/of - [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] die [slachtoffer 1], met kracht, heeft geduwd en/of heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is komen te vallen, en/of - [medeverdachte 2] die [slachtoffer 2] met kracht in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of - [medeverdachte 2] die [slachtoffer 5] (stevig) in haar nek heeft vastgepakt en tegen haar heeft gezegd dat ze met hem mee moest komen en haar bek moest houden en/of die [slachtoffer 5] (vervolgens) een slaapkamer in heeft geduwd en op het bed heeft geduwd en/of - [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] hebben/heeft vastgebonden, en/of - [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die woning heeft/hebben doorzocht, en/of - die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "geld, geld, we willen het geld; we zoeken de kluis; geld, geld, en snel; en bankpassen, en telefoons, geld en kluis; alles moeten we hebben, en alle autosleutels, alle", in ieder geval woorden van gelijke aard of strekking en/of - tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moesten blijven en dat er niets zou gebeuren als ze goed zouden luisteren en de waarheid zouden vertellen, althans woorden van gelijke aard of strekking, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 24 november 2006 tot en met 26 november 2006 in de gemeente Den Helder en/of in de gemeente Heemskerk en/of in de gemeente Zijpe, althans elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door - die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] te vertellen dat er in de woning van de familie [slachtoffer 1] veel geld (in een kluis) en/of wapens aanwezig zou(den) zijn en/of die [medeverdachte 1] en/of - die [medeverdachte 2] (voorts) te vertellen waar dat geld (in die kluis) zich in de woning zou bevinden en/of waar en/of bij wie de sleutel van die kluis zou kunnen worden gevonden en/of - van te voren met die [medeverdachte 1] langs de woning van de familie [slachtoffer 1] te rijden en/of die [medeverdachte 1] vervolgens te laten zien waar hij met zijn auto zou wachten op [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of - aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] bivakmutsen en/of handschoenen en/of een camouflage-jas te verstrekken en/of - die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] (vervolgens) met zijn auto van Heemskerk naar de woning van de familie [echtgenoot slachtoffer 1] in 't Zand te brengen, waarna hij, volgens afspraak, een eind verderop met zijn auto is blijven wachten. 2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2006 tot en met 13 januari 2007 in de gemeente Heemskerk en/of in de gemeente Beverwijk en/of de gemeente Den Helder, in elk geval in de provincie Noord-Holland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) van categorie III, te weten/waaronder: - een combinatiegeweer, merk Blaser, en/of - een dubbelloops hagelgeweer, merk Browning, en/of - een dubbelloops hagelgeweer, merk Nitro, en/of - een enkelloops kogelgeweer, merk Steyr, en/of - een enkelloops kogelgeweer, merk Krico voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 3. hij op of omstreeks 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk, op een parkeerterrein (in het duingebied) aan de Rijksstraatweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto, merk Volkswagen Transporter, kenteken [kenteken] (toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [echtgenoot slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of de goederen in die auto en/of de naast of nabij die auto staande bomen en/of het duingebied, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter, kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [echtgenoot slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 4. hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 8 mei 2007 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Heerhugowaard en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland, (telkens) [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte - op 23 april 2007 in de zittingszaal van het Gerechtsgebouw te Alkmaar opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 7] gezegd dat er een bom onder de auto van hem gaat en/of dreigend met zijn hand een schietgebaar gemaakt in de richting van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 7] (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik blaas jullie op" en/of "Ik maak jullie af" en/of "ik blaas je op en je gaat eraan" en/of "ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of gedurende eerdergenoemde periode (telkens) in verschillende (telefoon)gesprekken opzettelijk dreigend gezegd en/of kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, vier handgranaten heeft geregeld en/of dat er een handgranaat en/of bom onder de auto van die [slachtoffer 7] gaat en/of hij die [slachtoffer 7] zal opblazen en/of die [slachtoffer 7] te grazen zal nemen, althans door hem, verdachte, uitlatingen van gelijke dreigende aard of strekking zijn gedaan; 5. hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 8 mei 2007 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Heerhugowaard en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland (telkens) [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte - op 23 april 2007 in de zittingszaal van het Gerechtsgebouw te Alkmaar opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 8] gezegd dat er een bom onder de auto van hem gaat en/of dreigend met zijn hand een schietgebaar gemaakt in de richting van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 8] (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik blaas jullie op" en/of "Ik maak jullie af" en/of "ik blaas je op en je gaat eraan" en/of "ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of gedurende eerdergenoemde periode (telkens) in verschillende (telefoon)gesprekken opzettelijk dreigend gezegd en/of kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, vier handgranaten heeft geregeld en/of dat er een handgranaat en/of bom onder de auto van die [slachtoffer 8] gaat en/of hij die [slachtoffer 8] zal opblazen en/of die [slachtoffer 8] te grazen zal nemen, althans door hem, verdachte, uitlatingen van gelijke dreigende aard of strekking zijn gedaan; 6. hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 8 mei 2007, in de gemeente Amsterdam en/of Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, (telkens) [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend in (telefoon)gesprekken gezegd en/of kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, vier handgranaten heeft geregeld en/of dat één van die handgranaten voor die [slachtoffer 9] is bedoeld en/of dat er een handgranaat onder de auto van [slachtoffer 9] gaat en/of dat hij, verdachte, als hij buiten komt eerst [slachtoffer 9] totall-loss slaat en/of dat hij die [slachtoffer 9] pakt als hij vrijkomt, althans door hem, verdachte, uitlatingen van gelijke dreigende aard of strekking zijn gedaan; 7. hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 8 mei 2007 in de gemeente Amsterdam en/of Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, (telkens) de ambtenaar van de politie Noord-Holland Noord, [slachtoffer 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte - in eerdergenoemde periode (telkens) opzettelijk dreigend in verschillende (telefoon)gesprekken gezegd en/of kenbaar gemaakt, dat hij, verdachte, vier handgranaten heeft geregeld en/of dat één van die handgranaten voor die [slachtoffer 10] is bedoeld en/of dat er een handgranaat onder de auto van [slachtoffer 10] gaat en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer 10] nog wel zou pakken, althans door hem, verdachte, uitlatingen van gelijke dreigende aard of strekking zijn gedaan en/of - op 30 april 2007 opzettelijk dreigend in een telefoongesprek gezegd dat hij, verdachte, als hij de kans krijgt, [slachtoffer 10] voor zijn sodemieter zal rijden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1. hij op 26 november 2006 te 't Zand, in de gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met anderen, - met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van sieraden en een horloge en bankpassen toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot en - met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen en een wapenkast inhoudende vijf vuurwapens en fotocamera's en een laptop en een spelcomputer en een route-navigatieapparaat en een telefoon (merk Siemens) en een schoudertas en een kinderrugtas, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [echtgenoot slachtoffer 1], haar echtgenoot en/of hun kinderen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Transporter toebehorende aan [slachtoffer 6] en een horloge toebehorende aan [slachtoffer 4] en een mobiele telefoon en een portemonnee toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] (8 jaar) en [slachtoffer 2] (9 jaar), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders naar de woning van die [slachtoffer 1] en die [echtgenoot slachtoffer 1] zijn gegaan, waarna - verdachtes mededaders bivakmutsen hebben opgedaan en gewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen die woning zijn binnengegaan en - die [slachtoffer 4] op vuurwapens gelijkende voorwerpen hebben getoond en op hem gericht en - één van verdachtes mededaders tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen, waarna die [slachtoffer 4] met zijn beide handen op zijn rug is geboeid en die [slachtoffer 4] (terwijl hij geboeid op de grond lag) met kracht in het gezicht heeft gestompt en - één van verdachtes mededaders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1], met kracht, heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is komen te vallen en - één van verdachtes mededaders die [slachtoffer 2] met kracht in het gezicht heeft geslagen en die [slachtoffer 5] stevig in haar nek heeft vastgepakt en tegen haar heeft gezegd dat ze met hem mee moest komen en haar bek moest houden en die [slachtoffer 5] vervolgens een slaapkamer in heeft geduwd en op het bed heeft geduwd en die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en - verdachtes mededaders die woning hebben doorzocht en - één van verdachtes mededaders die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "geld, geld, we willen het geld; we zoeken de kluis ; geld, geld, en snel” en “bankpassen, en telefoons, geld en kluis; alles moeten we hebben, en alle autosleutels, alle" en - verdachtes mededaders tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] hebben gezegd dat zij rustig moesten blijven en dat er niets zou gebeuren als ze goed zouden luisteren en de waarheid zouden vertellen, althans woorden van gelijke aard of strekking. 2. hij op 26 november 2006 in de gemeente Heemskerk, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens van categorie III, te weten: - een combinatiegeweer, merk Blaser en - een dubbelloops hagelgeweer, merk Browning en - een dubbelloops hagelgeweer, merk Nitro en - een enkelloops kogelgeweer, merk Steyr en - een enkelloops kogelgeweer, merk Krico voorhanden heeft gehad. 3. hij op 27 november 2006 in de gemeente Heemskerk, op een parkeerterrein (in het duingebied) aan de Rijksstraatweg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto, merk Volkswagen Transporter, kenteken [kenteken] toebehorende aan [slachtoffer 6], terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in die auto en de nabij die auto staande bomen en het duingebied te duchten was. 4. hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2007 tot en met 8 mei 2007 in de gemeente Amsterdam of Heerhugowaard of Alkmaar [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte - op 23 april 2007 in de zittingszaal van het Gerechtsgebouw te Alkmaar opzettelijk dreigend met zijn hand een schietgebaar gemaakt zichtbaar voor die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 7] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik blaas jullie op" en "Ik maak jullie af" en "ik blaas je op en je gaat eraan" en "ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en - gedurende eerdergenoemde periode in (telefoon)gesprekken opzettelijk dreigend gezegd dat hij, verdachte, vier handgranaten heeft geregeld en dat er een handgranaat of bom onder de auto van die [slachtoffer 7] gaat. 5. hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2007 tot en met 8 mei 2007 in de gemeenten Amsterdam of Heerhugowaard of Alkmaar [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte - op 23 april 2007 in de zittingszaal van het Gerechtsgebouw te Alkmaar opzettelijk dreigend met zijn hand een schietgebaar gemaakt zichtbaar voor die [slachtoffer 8] en die [slachtoffer 8] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik blaas jullie op" en "Ik maak jullie af" en "ik blaas je op en je gaat eraan" en "ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en - gedurende eerdergenoemde periode in (telefoon)gesprekken opzettelijk dreigend gezegd dat hij, verdachte, vier handgranaten heeft geregeld en dat er een handgranaat onder de auto van die [slachtoffer 8] gaat. 6. hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2007 tot en met 8 mei 2007 in de gemeente Amsterdam of Heerhugowaard [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in (telefoon)gesprekken gezegd dat hij, verdachte, als hij buiten komt eerst [slachtoffer 9] totall- loss slaat en dat hij die [slachtoffer 9] pakt als hij vrijkomt. 7. hij op 30 april 2007 in de gemeente Heerhugowaard de ambtenaar van de politie Noord-Holland Noord, [slachtoffer 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in een telefoongesprek gezegd dat hij, verdachte, als hij de kans krijgt, [slachtoffer 10] voor zijn sodemieter zal rijden. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 4. NADERE MOTIVERING Met betrekking tot feit 1 De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een bewuste, volledige en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders en dat derhalve niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft medegepleegd. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Op grond van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende - door verdachte niet betwiste - vaststaande feiten: 1. Verdachte is voorafgaand aan de roofoverval drie maal langs de woning van de familie [slachtoffer 1] in ‘t Zand gereden. Tijdens die momenten brandde er licht in de woning. 2. Verdachte heeft zijn medeverdachte [medeverdachte 1] geïnformeerd dat in het huis van de familie [slachtoffer 1] zwart geld aanwezig zou zijn en dat de heer [echtgenoot slachtoffer 1] recent zou zijn overleden. 3. Naar aanleiding van de onder 2 genoemde informatie heeft op 26 november 2006 de roofoverval plaats gevonden. 4. Verdachte is op 26 november 2006 samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn rode BMW naar Heemskerk gereden om medeverdachte [medeverdachte 2] op te halen. Verdachte heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vervolgens naar de woning van de familie [slachtoffer 1] gereden en om ongeveer 21.00 uur bij genoemde woning afgezet. 5. Op het moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitstapten heeft verdachte gezien dat in de woning van de familie [echtgenoot slachtoffer 1] licht brandde en er auto’s op het pad stonden. 6. Enige uren daarna - om ongeveer half één ’s nachts - is verdachte naar aanleiding van een telefoontje van [medeverdachte 1] vanuit zijn huis met zijn auto naar Beverwijk gereden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn in de gestolen bedrijfsbus van [echtgenoot slachtoffer 1] met daarin de gestolen wapenkluis uit de woning van de familie [slachtoffer 1] naar het parkeerterrein bij Geversduin gereden. Verdachte is hen in zijn auto gevolgd. Op het parkeerterrein is de wapenkluis opengebroken en zijn de gestolen wapens in de auto van verdachte gelegd. 7. Verdachte is vervolgens met zijn auto samen met [medeverdachte 2] naar een benzinepomp gereden om benzine te halen. Met behulp van deze benzine is de bedrijfsbus in brand gestoken. 8. Verdachte is in zijn auto met daarin de gestolen wapens naar een woning op de [adres] te Beverwijk gereden, waar de wapens tevergeefs aan [koper 1] te koop zijn aangeboden. Verdachte heeft vier van de gestolen wapens de volgende dag in Beverwijk opgehaald, waarvan hij er - in ieder geval één - samen met [medeverdachte 1] heeft verkocht. De opbrengst hebben zij ieder voor de helft gedeeld, neerkomende op € 300,--. Van de opbrengst van de overige buit heeft verdachte van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in totaal € 200,-- ontvangen. De rechtbank acht daarnaast de volgende punten van belang. Over deze punten heeft verdachte niet willen verklaren dan wel een ontkennende verklaring afgelegd. Voorts is door de verdediging aangevoerd dat [medeverdachte 1] over deze punten onbetrouwbaar heeft verklaard. 9. Afspraken over het vervolg. Op grond van hetgeen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard staat voor de rechtbank vast dat verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], nadat hij deze had afgezet, de afspraak had gemaakt dat zij na de overval weer contact met elkaar zouden hebben over het vervolg. Vast staat bovendien dat [medeverdachte 1] in de nacht volgend op de overval contact heeft opgenomen met verdachte en dat verdachte naar aanleiding daarvan zich bij het gezelschap van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gevoegd. In het kader van de vraag of sprake is van medeplegen, is naar het oordeel van de rechtbank van belang dat er is afgesproken dat verdachte en zijn mededaders contact met elkaar zouden houden en dat dit ook feitelijk is gebeurd. Daar komt bij dat, anders dan de verdediging heeft bepleit, naar het oordeel van de rechtbank wel uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte “een eindje verderop” op zijn mededaders zou wachten. Nu [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hierover gelijkluidend hebben verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding de verklaring van [medeverdachte 1] hierover onbetrouwbaar te achten. 10. Het delen van de buit. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen niet af te leiden dat verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorafgaande aan de overval een afspraak had gemaakt over de verdeling van de te halen buit. De rechtbank is het met de verdediging eens dat de verklaring van [medeverdachte 1] op dit punt onbetrouwbaar is. Voor de beantwoording van de vraag of van medeplegen sprake is, acht de rechtbank echter - anders dan de verdediging meent – in de gegeven omstandigheden niet relevant of er afspraken over de verdeling van de buit zijn gemaakt of niet. Relevant is wel dat - zoals hiervoor onder punt 8 is vermeld – verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, in totaal € 200,-- heeft ontvangen voor zijn aandeel in de overval. Wat de herkomst van dit geld was, is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang. Verder is van belang dat – zoals hiervoor onder de punten 6, 7 en 8 weergegeven – verdachte zich actief heeft bemoeid met de rest van de buit (de gestolen wapens en Volkswagen Transporter). Op grond van de hiervóór onder 1 tot en met 10 vermelde feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat tussen verdachte en zijn mededaders een zodanig nauwe, volledige en bewuste samenwerking is geweest, dat de rol van verdachte moet worden gekwalificeerd als medepleger en niet als medeplichtige, zoals door de raadsman van verdachte is betoogd. Voorwaardelijk opzet De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit aangevoerd dat verdachte aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] slechts een lift naar de woonboerderij heeft gegeven en dat hij wel wist dat zij zouden gaan inbreken, maar niet wist dat dit gepaard zou gaan met geweld en bedreiging met geweld tegen personen en dat zijn opzet daarop ook niet was gericht. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Van belang voor het antwoord op de vraag of de opzet van verdachte mede was gericht op het door zijn mededaders in de woonboerderij uitgeoefende geweld en de bedreiging met geweld, is of verdachte wetenschap had van het feit dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met bivakmutsen en nepwapens de woning waren binnengegaan. Immers in dat geval is duidelijk dat de mededaders er rekening mee hielden “overlopen” te worden door aanwezige personen waarbij zij door te dreigen met nepwapens hen in bedwang konden houden en zij door de bivakmutsen anoniem konden blijven. [medeverdachte 1] heeft over bedoelde wetenschap van verdachte wisselend verklaard, zodat de rechtbank zijn verklaring op dit punt niet betrouwbaar acht. [medeverdachte 2] heeft daarentegen consistent verklaard dat onderweg in de auto van Beverwijk naar ‘t Zand verdachte kon zien dat [medeverdachte 1] aan hem een bivakmuts en een wapen heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij gezien heeft dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] iets uitwisselden, maar dat hij niet heeft gezien wat dat was . De rechtbank acht deze verklaring van verdachte, wat betreft dit laatste, niet geloofwaardig en zij gaat er op basis van de verklaring van [medeverdachte 2] dan ook van uit dat verdachte ten tijde van het uitstappen van zijn mededaders wist dat zij bivakmutsen en wapens bij zich hadden. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zag dat er licht brandde in de woning en dat er auto’s op het pad stonden. Voor verdachte moet derhalve duidelijk zijn geweest dat er mensen aanwezig waren. Hij heeft desondanks niets ondernomen om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (alsnog) te beletten naar de woning te gaan. Het voorgaande brengt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat verdachte - in de wetenschap dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], voorzien van bivakmutsen en nepwapens, de woning van de familie [slachtoffer 1] zijn binnengegaan - bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de woning aanwezige personen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zouden worden bedreigd en dat tegen hen geweld zou worden gebruikt. Met betrekking tot de door de rechtbank onder feit 1 bewezen verklaarde bedreiging en het geweld is zijdens verdachte derhalve sprake van voorwaardelijk opzet. De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit tevens aangevoerd dat het doel van verdachte en zijn mededaders was het wegnemen van geld uit een kluis. Toen binnen in de woning bleek dat de vermeende kluis met zwart geld niet aanwezig was, hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] diverse goederen die ze links en rechts aantroffen in de woning, meegenomen. Dit was echter niet van tevoren besproken met verdachte. Verdachte heeft ook geen bemoeienis gehad met de verkoop van de weggenomen goederen, waaronder een laptop en een spelcomputer. Volgens de verdediging valt het wegnemen van de in de tenlastelegging genoemde goederen dan ook niet binnen het voorwaardelijk opzet van verdachte. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de overval in ’t Zand heeft plaatsgevonden omdat verdachte en zijn mededaders dachten dat in de woonboerderij een kluis met zwart geld stond. Niet blijkt evenwel dat verdachte met zijn mededaders uitdrukkelijk de afspraak had gemaakt dat laatstgenoemden zich zouden terugtrekken indien de vermeende kluis niet aanwezig zou blijken te zijn. Duidelijk was dat men uit was op een buit. Dit blijkt ook uit de mededeling van verdachte aan zijn mededaders dat indien er een vuurbuks in de woning zou worden aangetroffen, die ook meegenomen moest worden. Verdachte heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn mededaders - in het geval het verwachte geld in de kluis niet te vinden zou zijn – andere goederen zouden wegnemen. Dat verdachte geen bemoeienis heeft gehad met de verkoop, door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], van de laptop en de spelcomputer, kan aan het vorenstaande niet afdoen. Met betrekking tot feit 3 De raadsman heeft betoogd dat van het in brand steken van de Volkswagen Transporter op het parkeerterrein Geversduin te Heemskerk geen gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, zodat geen sprake is van brandstichting als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte moet derhalve worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde – kort gezegd: de vernieling in vereniging gepleegd van de Volkswagen Transporter – refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank deelt de zienswijze van de raadsman niet. De rechtbank stelt voorop dat van gemeen gevaar voor goederen in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht sprake is, indien voor verscheidene goederen in enigszins uitgebreide kring gevaar dreigt. Uit de foto’s (p.191 e.v. map Z 2), behorende bij het proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2007 (p.189 map Z 2) waarop de uitgebrande bus en de omgeving te zien zijn, maakt de rechtbank op dat door de geringe afstand van de bomen tot de brandhaard, gemeen gevaar voor deze bomen en het aangrenzende duingebied te duchten is geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij het stichten van brand in een auto ontploffingsgevaar bestaat door de zich in die auto bevindende brandstof. Ook om die reden was sprake van een situatie, waarvan gevaar voor zowel de nabij gelegen bomen als het omliggende duingebied te duchten was. Dat er tevens gemeen gevaar bestond voor de goederen die zich in de auto bevonden, waaronder de opengebroken wapenkluis, spreekt naar het oordeel van de rechtbank voor zich. Met betrekking tot de feiten 4, 5, 6 en 7 De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreigingen zoals die hem onder 4, 5, 6, en 7 zijn telastegelegd. Wat betreft verdachtes halfbroers [slachtoffer 7 en 8] (feiten 4 en 5) en [slachtoffer 9] (feit 6) stelt de raadsman zich – kort gezegd – op het standpunt dat verdachte, die niet ontkent nare en lelijke dingen over deze personen te hebben gezegd, niet de opzet heeft gehad deze personen angst aan te jagen. Het gaat veeleer om (weliswaar laakbare) onbeheerste uitingen van woede en onmacht. Verdachte zit immers al lang vast, kan niets doen en kan zich niet inhouden. De raadsman verwijst daartoe onder meer naar een uitspraak van het Hof Arnhem van 1 februari 2005 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN: AS5050). De raadsman leidt uit deze uitspraak af dat in het onderhavige geval geen sprake is van bedreigingen in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts meent de raadsman dat eerst doordat de politie de betrokkenen op de hoogte stelt van hetgeen verdachte in diverse gesprekken ten aanzien van hen heeft gezegd, er sprake is van een voltooid delict (de bedreiging) en dat dit derhalve niet aan verdachte te wijten is. Wat betreft [slachtoffer 10] stelt de raadsman zich op het standpunt dat er sprake is van een misverstand. Naar de rechtbank heeft begrepen doelt de raadsman hier op de inhoud van het uitgewerkte tapgesprek van 18 april 2007 tussen verdachte en [getuige 1] In dit gesprek zou het over [medeverdachte 1] en niet over genoemde [slachtoffer 10] gaan. De rechtbank overweegt als volgt. Voorop staat dat niet vereist is dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd acht. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijk vrees kan opwekken. Voorts moet de wil van de verdachte gericht zijn op het teweegbrengen van bedoelde vrees. Wat betreft de feiten 4 en 5 blijkt uit de bewijsmiddelen, als het gaat over hetgeen zich op 23 april 2007 in een zittingszaal van het gerechtsgebouw in Alkmaar heeft afgespeeld , dat tijdens de zitting de rechterhand van verdachte, die zich achter de (dichte) rugleuning van zijn stoel bevond, de vorm aannam van een vuurwapen en dat verdachte met zijn duim een beweging maakte, in de richting van [slachtoffers 7 en 8] die als belangstellenden in de zittingszaal zaten, alsof het vuurwapen afging. Voorts blijkt uit deze bewijsmiddelen dat verdachte terwijl hij - toen de zitting voor enig moment werd onderbroken en hij door de parketpolitie naar het cellenblok zou worden gebracht - tegen [slachtoffers 7 en 8] heeft gezegd dat hij ze op zou blazen, af zou maken, dood zou schieten en dat ze er aan zouden gaan. Ten aanzien van de bewoordingen die verdachte in diverse (telefoon)gesprekken aan het adres van [slachtoffers 7 en 8] heeft geuit blijkt uit de bewijsmiddelen dat daarin gesproken is over het regelen van vier handgranaten, waarbij er een handgranaat onder de auto van [slachtoffers 7 en 8] gaat en waarbij voorts nog is gesproken over een bom onder de auto van [slachtoffer 7]. Ten aanzien van [slachtoffer 9] blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte in een tweetal gesprekken heeft gezegd dat als hij buitenkomt hij eerst [slachtoffer 9] totall-loss slaat en dat hij die [slachtoffer 9] pakt als hij vrijkomt. De verdachte heeft aldus gezinspeeld op de dood van zowel [slachtoffers 7 en 8], als van [slachtoffer 9]. Gelet op dit alles kon naar het oordeel van de rechtbank, ook objectief bezien, bij zowel [slachtoffers 7 en 8] als ook bij [slachtoffer 9], de redelijke vrees ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. Er is derhalve sprake van een bedreiging in de zin van art. 285 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van [slachtoffers 7 en 8] is de rechtbank, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, waaronder de woorden en gebaren zoals die door verdachte op 23 april 2007 in de zittingszaal zijn geuit, van oordeel dat verdachte wel degelijk ook de opzet heeft gehad op het teweegbrengen van deze vrees. Dat verdachte de bedreigingen via de (telefoon)gesprekken niet direct in de richting van [slachtoffers 7 en 8] en [slachtoffer 9] heeft geuit, maar in gesprekken met anderen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de vrees die daardoor redelijkerwijs bij de betrokkenen zou kunnen ontstaan. Verdachte wist immers dat zijn (telefoon)gesprekken getapt werden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk de opzet, maar dan in de vorm van voorwaardelijk opzet, heeft gehad op het teweegbrengen van de bovenbedoelde vrees bij [slachtoffers 7 en 8] en ook [slachtoffer 9]. De woorden van de verdachte kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezien als onbeheerste uitingen van woede en onmacht zoals door de raadsman betoogd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn zij bewust gekozen met het doel vrees teweeg te brengen. Met betrekking tot de in dit verband door de raadsman aangehaalde uitspraak van het Hof Arnhem wijst de rechtbank er daarbij op dat de in de casus die aan die uitspraak ten grondslag ligt de nageroepen woorden (“ik zoek je op en verzuip je in het Twentekanaal. Ik weet waar je woont”) door het Hof op zichzelf genomen wel voldoende geacht werden om bij de bedreigde de redelijke vrees te doen ontstaan dat hij het leven zou verliezen of zwaar zou worden mishandeld. In deze uitspraak heeft het Hof evenwel benadrukt dat het niet zo kan zijn dat elke onbeheerste uiting van woede enkel vanwege de laakbare woordkeus kan worden aangemerkt als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Door het Hof wordt benadrukt - zoals ook thans door de rechtbank in de zaak van verdachte - dat er voldoende aanwijzingen moeten bestaan om bewezen te verklaren dat de wil van de verdachte op het teweegbrengen van de bedoelde vrees was gericht. Dat was, zoals gezegd, het geval. Ten aanzien van [slachtoffer 10] (feit 7) blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte in een telefoongesprek met zijn vriendin [getuige 3] heeft gezegd dat hij [slachtoffer 10] voor zijn sodemieter zal rijden. Gelijk aan hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de bedreigingen van [slachtoffers 7 en 8] en [slachtoffer 9], is de rechtbank ten aanzien van de bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 10] van oordeel dat verdachte wel degelijk de opzet, in de voorwaardelijk vorm, had op het teweegbrengen van meergenoemde vrees. Gelet op de omstandigheden waaronder de bewoordingen zijn gebruikt - bij verdachte was bekend dat zijn vriendin [getuige 3] als verdachte werd behandeld en [slachtoffer 10] was de leider van het onderzoek bekend onder de naam “Fuut” waarin verdachte als hoofdverdachte werd aangemerkt - is de rechtbank van oordeel dat er niet slechts sprake is van onbeheerste uitingen van woede en onmacht. Gelet op dit alles kon naar het oordeel van de rechtbank, objectief bezien, ook bij[slachtoffer 10], de redelijke vrees ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Er is derhalve sprake van een bedreiging in de zin van art. 285 van het Wetboek van Strafrecht. Blijkens het rapport van J. de Rooij, commissaris van politie, van 24 oktober 2007 heeft [slachtoffer 10] zich ook daadwerkelijk bedreigd gevoeld. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in het gesprek met [getuige 1] op 18 april 2007 gezegd heeft dat hij [slachtoffer 10] nog wel zou pakken. De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat dit gesprek voor meerdere uitleg vatbaar is. Zo is niet duidelijk of verdachte en [getuige 1] het over dezelfde persoon hebben als de genoemde bedreiging wordt geuit. 5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 primair De voortgezette handeling van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Ten aanzien van feit 2 Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III Ten aanzien van feit 3 primair Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Ten aanzien van de feiten 4, 5, 6: Telkens: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 7: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. 6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. MOTIVERING VAN DE STRAF De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte en zijn mededaders hebben zich in de vroege avond van 26 november 2006 schuldig gemaakt aan een bijzonder grove roofoverval op een afgelegen woonboerderij waarin zich op dat moment een vrouw en haar 2 jonge kinderen, alsmede een man en vrouw bevonden. De kinderen waren in de badkamer zich aan het klaarmaken om naar bed te gaan. Nadat verdachte zijn twee mededaders met de auto bij de woning had afgezet, zijn de mededaders, voorzien van bivakmutsen en nepwapens de woning binnengedrongen. Binnen heeft één van de mededaders de aanwezige man gedwongen op de grond te gaan liggen, waarna hij zijn armen op zijn rug heeft vastgebonden. Toen de man zich probeerde los te maken heeft de mededader dit slachtoffer een bloedneus geslagen. De vrouw des huizes, die op het tumult was afgekomen, is door de andere mededader voor de ogen van haar 8-jarige dochtertje tegen de grond geduwd en onder bedreiging van het nepwapen gesommeerd het geld en de kluis - waarnaar de mededaders kennelijk op zoek waren - aan te wijzen. Vervolgens heeft één van de mededaders met deze vrouw een ronde door het huis gemaakt op zoek naar die kluis en overige buit. De andere mededader heeft ondertussen de kinderen en de andere vrouw gedwongen op hun buik op het bed te gaan liggen en hij heeft hun handen vastgebonden. De 9-jarige zoon heeft geprobeerd dit te beletten, hetgeen hij met een bloedneus heeft moeten bekopen. De door de overvallers aanwezig veronderstelde kluis met geld is door hen niet aangetroffen; wel hebben zij een afgesloten wapenkluis gevonden, die zij in de bij het huis geparkeerd staande bedrijfsbestelbus hebben geladen, samen met de overige buitgemaakte spullen. Enkele uren nadat verdachte zijn mededaders had afgezet bij de woonboerderij, werd hij gebeld door één van zijn mededaders, die hem vroeg naar Heemskerk te komen met gereedschap om de in de woning buitgemaakte wapenkluis open te breken. Verdachte - naar eigen zeggen op dat moment thuis in Den Helder - is in de nacht van 26 op 27 november 2006 naar Heemskerk gereden, waar hij zijn mededaders heeft getroffen. Op een parkeerterrein in het duingebied te Heemskerk is de wapenkluis met het door verdachte meegebrachte gereedschap opengebroken en zijn de hieruit afkomstige vijf geweren in de auto van verdachte geladen. Om eventuele sporen uit te wissen heeft het drietal besloten de gestolen bedrijfsbus in brand te steken. Terwijl één van de mededaders met een mes de bekleding van de stoelen in de bestelbus heeft kapot gesneden om het geheel beter te laten branden, heeft verdachte, samen met zijn andere mededader, bij een pompstation een jerrycan benzine gehaald, waarmee de bus is besprenkeld en daarna is de bus aangestoken. De daders zijn hierna vertrokken. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd staat voor de rechtbank niet onomstotelijk vast dat verdachte en zijn mededaders er van tevoren van op de hoogte waren dat er vrouwen en kinderen aanwezig waren in de woning waarin zij zijn binnengedrongen. Wel staat voor de rechtbank vast dat verdachte en zijn mededaders er rekening mee hielden dat er personen aanwezig zouden zijn in de woning. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij en zijn mededaders de gelegenheid hebben gehad op hun schreden terug te keren, maar dit niet hebben gedaan. Daarbij valt voor wat betreft verdachte te denken aan het moment waarop hij met zijn mededaders bij de woning aankwam en zag dat er licht brandde en dat er auto’s stonden geparkeerd in de onmiddellijke omgeving van het huis. Naast de roofoverval hebben verdachte en zijn mededaders zich schuldig gemaakt aan brandstichting aan de gestolen Volkswagen Transporter. De Volkswagen Transporter is geheel uitgebrand, wat aanmerkelijke financiële schade heeft opgeleverd voor de eigenaar ervan. Bovendien heeft de brandstichting ook gevaar in het leven geroepen voor de zich in de auto bevindende goederen en de zich in de nabijheid van de auto bevindende bomen en het duingebied. Ook dit acht de rechtbank een ernstig feit. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit door, samen met anderen, vijf gestolen geweren voorhanden te hebben. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens levert onaanvaardbare maatschappelijke risico's op. Het feit dat drie van de vijf geweren nog altijd niet zijn teruggevonden en zich, naar mag worden aangenomen, in het criminele circuit bevinden, maakt dat deze risico’s tot op de dag van vandaag voortbestaan. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een initiërende rol heeft gespeeld bij de overval op de woonboerderij in ’t Zand. Immers, het is verdachte die is gekomen met de informatie dat de heer des huizes recentelijk zou zijn overleden en dat er veel zwart geld te halen zou zijn. Vervolgens heeft verdachte, samen met een ander, de woning meerdere malen geobserveerd door er met zijn auto langs te rijden. In de periode liggend tussen 24 en 26 november 2006 heeft verdachte met één van zijn mededaders besloten om naar ’t Zand toe te gaan om de vermeende kluis met zwart geld weg te nemen. Toen verdachte zijn mededaders op 26 november 2006 in zijn auto naar de woonboerderij bracht, heeft hij kunnen zien dat zijn mededaders bivakmutsen en (nep)wapens bij zich hadden. De mogelijkheid dat door zijn mededaders geweld zou (kunnen) worden gebruikt bij het wegnemen van de beoogde buit, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het voorgenomen plan door te zetten. Bij het afzetten van zijn mededaders bij de woonboerderij heeft verdachte zijn mededaders nog meegegeven dat er een vuurbuks in de woning aanwezig kon zijn en dat die ook meegenomen moest worden. Verdachte heeft voorts een cruciale rol gespeeld bij het vervolg op de roofoverval, te weten het openen van de door zijn mededaders buitgemaakte wapenkluis en het in brand steken van de gestolen bedrijfsbus. Op verzoek van één van zijn mededaders is verdachte vanuit Den Helder naar Heemskerk gereden met gereedschap, nadat was gebleken dat zijn mededaders er niet in waren geslaagd de kluis te openen. De kluis is door verdachte geopend en hij heeft de wapens uiteindelijk in zijn auto vervoerd van Heemskerk naar elders. Verdachte heeft het ook mogelijk gemaakt dat de bedrijfsbus in brand kon worden gestoken door samen met één van zijn mededaders de daarvoor benodigde brandstof te halen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op cruciale momenten geen afstand heeft genomen van de zich verder escalerende situatie. Op ernstige feiten als deze kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De raadsman heeft er op gewezen dat de in artikel 4 van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken neergelegde procedure ten aanzien van zogeheten geheimhoudersgesprekken niet is nageleefd. In de visie van de raadsman levert dit een onherstelbaar vormverzuim op dat moet leiden tot strafvermindering. De rechtbank overweegt daarover als volgt: Gebleken is dat - in strijd met de relevante regelgeving - afgeluisterde geheimhoudersgesprekken niet zijn vernietigd en dat zelfs de integrale uitwerking van één gesprek tussen verdachte en een advocaat (een kantoorgenote van zijn eigen raadsman) in het dossier terecht is gekomen. Hierdoor zijn in het voorbereidend onderzoek vormen verzuimd die thans niet meer kunnen worden hersteld. Aangezien de rechtsgevolgen van deze vormverzuimen niet uit de wet blijken, zal de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359a, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, dienen vast te stellen of, en zo ja welk, rechtsgevolg daaraan dient te worden verbonden. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een ernstige schending van een belangrijk rechtsbeginsel. Een verdachte moet er immers op kunnen vertrouwen dat hij vertrouwelijk met een advocaat kan spreken. Het is de rechtbank in dit geval echter niet gebleken dat verdachte door de gang van zaken in zijn verdediging is geschaad. Met name is het de rechtbank niet gebleken dat de inhoud van de geheimhoudersgesprekken, waarvan er slechts één in uitgewerkte vorm aan het dossier is toegevoegd, voor de loop van het voorbereidende onderzoek bepalend zijn geweest. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met de vaststelling dat er sprake is van een ernstig onherstelbaar vormverzuim, zonder dat daaraan, in dit geval, rechtsgevolgen worden verbonden. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 23 november 2007, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van met name vermogensdelicten tot een vrijheidsbenemende straf en werkstraffen is veroordeeld. Opvallend is dat verdachte in de periode na zijn laatste veroordeling op 1 augustus 2000 tot aan zijn aanhouding op 13 januari 2007 niet in contact met justitie is geweest. Naar eigen zeggen had verdachte in die periode een goedlopend eigen bedrijf en is hij een nieuwe relatie aangegaan. Deze positieve ontwikkelingen in de persoonlijke sfeer hebben de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van N.E. Halma van 20 juni 2007, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, regio Amsterdam. De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf van vijf jaren op haar plaats is. 8. BENADEELDE PARTIJEN 8.1 De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende [adres + woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 225,-- ter zake van materiële schade en € 5.150,-- als voorschot wegens immateriële schade (in totaal € 5.375,--) die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij deels van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte – ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde vergoeding van materiële schade kan naar het oordeel van de rechtbank worden toegewezen als verzocht. Voor de immateriële schade acht de rechtbank een vergoeding tot in ieder geval een bedrag € 5.000,-- billijk. Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering betreffende de immateriële schade van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. De benadeelde kan het deel van de vordering dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 8.2 [slachtoffer 1] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende [adres + woonplaats], vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 8.3 [slachtoffer 1] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende [adres + woonplaats], vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 8.4 De benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende [adres + woonplaats], heeft blijkens het in het dossier aanwezige zogeheten voegingsformulier, in samenhang met de daarbij gevoegde en door de benadeelde partij ondertekende schriftelijke machtiging, mw. A. Kempeneers-Stevens, medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, gemachtigd hem te vertegenwoordigen in de procedure tot vordering van schadevergoeding. De gemachtigde heeft namens de benadeelde partij voornoemd vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 8.5 De benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende [adres + woonplaats], heeft blijkens het in het dossier aanwezige zogeheten voegingsformulier, in samenhang met de daarbij gevoegde en door de benadeelde partij ondertekende schriftelijke machtiging, mw. A. Kempeneers-Stevens, medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, gemachtigd haar te vertegenwoordigen in de procedure tot vordering van schadevergoeding. De gemachtigde heeft namens de benadeelde partij voornoemd vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.500,-- als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken – rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, kan de vordering worden toegewezen als verzocht. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 8.6 De benadeelde partij [slachtoffer 6], gevestigd [adres + woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 45.767,05 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Blijkens mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting van 3 december 2007 heeft de benadeelde partij de vordering gematigd in die zin dat deze wordt verminderd met de in bovengenoemd bedrag begrepen BTW, zodat thans een bedrag wordt gevorderd van € 40.451,35. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich in zoverre leent voor behandeling in deze strafzaak. Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden. De waarde van de aan de benadeelde partij toebehorende en door toedoen van verdachte en zijn mededaders volledig uitgebrande Volkswagen Transporter kan naar het oordeel van de rechtbank – rekening houdend met de afschrijving die daarop in verband met de ouderdom van de auto dient plaats te vinden – in redelijkheid worden bepaald op € 32.000,-- (inclusief de BPM ter hoogte van € 12.468,--), zodat de vordering tot dit bedrag kan worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden bepaald op nihil. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende deel van de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 9. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op. 10. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf en maatregelen van schadevergoeding zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 56, 57, 157, 282, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. 11. BESLISSING I Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. II Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 (vijf) jaren. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. III Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende [adres + woonplaats], tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.225,-- (vijf duizend tweehonderd vijfentwintig euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 5.225,-- (vijf duizend tweehonderd vijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 (achttien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. IV Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij, te weten [slachtoffer 1], wonende [adres + woonplaats]. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. V Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij, te weten [slachtoffer 1], wonende [adres + woonplaats]. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VI Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende [adres + woonplaats] Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VII Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende [adres + woonplaats] Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 3.500,-- (drie duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. VIII Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], gevestigd [vestigingsadres + plaats ], tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 32.000,-- (tweeëndertig duizend euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 32.000,-- (tweeëndertig duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 63 (drieënzestig) dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, voorzitter, mr. N.O.P. Roché en M.E. Francke, rechters, in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2007.