Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC2466

Datum uitspraak2008-01-23
Datum gepubliceerd2008-01-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/513608-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewezenverklaard is – onder meer – moord, door een man met een mes (met kracht) in hals, borst, rug en andere lichaamsdelen te steken en te snijden. Het verweer dat de verklaringen van verdachte niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs, omdat de schriftelijke weergave onvoldoende spoort met de audio-visuele opnamen, is verworpen. Verworpen zijn tevens de verweren dat er geen sprake was van voorbedachte raad en dat er gestoken/gesneden is uit noodweer of noodweerexces. Het slachtoffer was ingegaan op een advertentie op internet voor een SM-spel in de woning van de verdachte. Vastgesteld is, dat het slachtoffer gedurende het toebrengen van het letsel beperkt was in zijn bewegingsvrijheid, doordat één arm, in het kader van het spel, achter zijn rug was vastgemaakt met een handboei. De rechtbank heeft de bevindingen van de gedragsdeskundigen (verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en zou moeten worden behandeld in het kader van TBS met bevel tot verpleging) overgenomen. Naast de maatregel van TBS legt de rechtbank 10 jaar gevangenisstraf op (de officier van justitie had geconcludeerd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar en had 9 jaar geëist en TBS met verpleging).


Uitspraak

Promis vonnis RECHTBANK ARNHEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER Parketnummer : 05/513608-07 Datum zitting : 9 januari 2008 Datum uitspraak : 23 januari 2008 TEGENSPRAAK In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Overijssel, P.I.V. Zwolle, Huub van Doornestraat 15 te Zwolle. Raadsvrouw: mr. A.P.M.A. Laeyendecker, advocaat te Oss. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. zij op of omstreeks 11 juli 2007 te Oosterhout, gemeente Overbetuwe, in elk geval in de gemeente Overbetuwe, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp (met kracht) in het het lichaam (o.a. hals, borst, rug en/of een of meer andere lichaamsdelen) heeft gestoken en/of gesneden tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: zij op of omstreeks 11 juli 2007 te Oosterhout, gemeente Overbetuwe, in elk geval in de gemeente Overbetuwe, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk die [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp (met kracht) in het het lichaam (o.a. hals, borst, rug en/of een of meer andere lichaamsdelen) heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden; 2. zij en/of haar mededader in of omstreeks de periode van augustus tot en met september 2006 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van 10.000 euro, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, onder de valse namen Anouk en/of Eva contact heeft gezocht met voornoemde [slachtoffer 2] en/of deze heeft verteld dat 'Anouk' in Roemenie zat en/of dat 'Anouk' geld nodig had om uit Roemenie weg te kunnen komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (zaaksdossier 2) 3. zij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 13 september 2006 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen en bankpas en/of 3000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (onrechtmatig gebruik van een pinpas); (zaaksdossier 3) 4. zij op of omstreeks 25 juni 2004 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (zaaksdossier 4) 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 17 oktober 2007, 19 december 2007 en 9 januari 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.P.M.A. Laeyendecker, advocaat te Oss. Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen: • [slachtoffer 2], per adres [adres] te [woonplaats]. Ter terechtzitting heeft mevrouw [nabestaande], als nabestaande van het slachtoffer, gebruik gemaakt van haar spreekrecht als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht. Daarnaast heeft de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gevorderd. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 3.000,- wordt toegewezen en dat er een schadever¬goedingsmaat¬regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge¬legd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen hechte¬nis. Verdachte en haar raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs Feit 1 primair: 3.1 Vaststaande feiten Op 11 juli 2007 werd door verdachte om 19:22 uur de 112-alarmcentrale gebeld en gemeld dat zij in haar woning te Oosterhout een man had neergestoken. Politieagenten die ter plaatse kwamen troffen in de woonkamer van verdachte’s woning verdachte aan. Zij zagen het dode lichaam van een man in verdachte’s woning liggen, in de deuropening naar de bijkeuken. Nader onderzoek wees uit dat het slachtoffer [slachtoffer 1] betrof. Sectie op het lichaam van het slachtoffer heeft uitgewezen dat hij is overleden aan de gevolgen van massaal bloedverlies en functieverlies van het hart, veroorzaakt door meerdere steek- en snijwonden. Het exacte aantal steek- en snijwonden kon – door overlapping van de letsels – niet worden aangegeven. Het slachtoffer had ondermeer diepe steekletsels in de borst en de rug. In de hals had het slachtoffer twee overdwars verlopende sneden, waarvan er één tot in de luchtpijp reikte. Ook was er snijletsel in de rechterhandpalm. Verdachte heeft verklaard het slachtoffer steek- en snijwonden met een mes te hebben toegebracht. In de woning in de nabijheid van het slachtoffer is een bebloed mes aangetroffen. Verdachte heeft op 8 juli 2007 een advertentie geplaatst op de website speurders.nl waarin zij aangaf een man te zoeken om met haar een SM-spel te spelen. Het slachtoffer heeft op deze advertentie gereageerd, en naar aanleiding hiervan heeft verdachte op 11 juli 2007, omstreeks 14:00 uur, het slachtoffer op station Elst ontmoet en hem in haar auto meegenomen naar haar woning in Oosterhout. 3.2 Verweren en bespreking daarvan 3.2.1 Gebruik van de verklaringen van verdachte Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de schriftelijke weergave van verklaringen zoals door haar cliënte afgelegd niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden nu deze niet altijd een letterlijke weergave bevatten van de verhoren zoals op de audiovisuele opnames is vastgelegd. De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de door haar cliënte afgelegde verklaringen op waarheid berusten, nu haar cliënte heeft aangegeven niet alleen vanuit haar herinnering op vragen te hebben geantwoord, maar ook antwoorden te hebben beredeneerd aan de hand van hetgeen aan haar door de verhoorders is voorgehouden. De rechtbank heeft geconstateerd dat niet alle verhoren letterlijk zijn uitgewerkt. De rechtbank zal voor het bewijs slechts die verklaringen bezigen die een betrouwbare weergave zijn van wat verdachte, blijkens de audiovisuele opnames, heeft verklaard en: (a) waarvan is gebleken dat deze zien op feiten en omstandigheden waarvan verdachte zich kennelijk herinnert dat deze hebben plaatsgevonden; of (b) voor zover die verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt voorts dat met betrekking tot deze verklaringen geen twijfel rijst of zij in vrijheid zijn afgelegd. Ten aanzien van de opmerking van de raadsvrouw over het 16e verhoor, merkt de rechtbank op dat zij de in dat verhoor afgelegde verklaring niet zal bezigen tot bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer. 3.2.2 Tijdstip overlijden De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het tijdstip van overlijden van het slachtoffer niet is komen vast te staan, nu de omgevingstemperatuur niet correct is vastgelegd. Bovendien interpreteert zij de metingen betrekking hebbende op het tijdstip van overlijden als zou het slachtoffer uiterlijk om 13:36 uur zijn overleden. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de werkwijze van de forensisch arts Botter en zijn conclusie omtrent het tijdstip van overlijden. De rechtbank kan de raadsvrouw niet volgen in haar betoog, nu de omgevingstemperatuur om 01.18 uur wel degelijk is bepaald. Zijn conclusie luidt dat de dood van het slachtoffer om circa 13.18 uur is ingetreden, met een spreiding van 2,8 uur . Dit zou betekenen dat het slachtoffer uiterlijk om 16.06 uur zou zijn overleden, hetgeen in overeenstemming is met de verklaringen van verdachte zelf. De rechtbank verwerpt het verweer. 3.2.3 Mes Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat de op het lichaam van het slachtoffer geconstateerde verwondingen niet kunnen zijn toegebracht door het aangetroffen bebloede mes. Zij heeft dit nader onderbouwd door te wijzen op de afmetingen van ingangswond J bij het slachtoffer, die groter zouden moeten zijn indien zij door het aangetroffen mes zouden zijn toegebracht. Weliswaar lijkt er een verschil te bestaan tussen de breedte van het lemmet van het aangetroffen mes enerzijds en de afmetingen van wond J anderzijds, maar de rechtbank stelt vast dat er maar één bebloed mes in de woning van verdachte is aangetroffen en dat ook verdachte consequent over slechts één mes heeft verklaard. De rechtbank verwerpt het verweer. 3.2.4 Handboeien De raadsvrouw heeft gesteld dat niet is komen vast te staan dat het slachtoffer geboeid was ten tijde van het toebrengen van de messteken en/of -sneden door verdachte. De rechtbank verwerpt dit verweer nu verdachte hierover zelf heeft verklaard en haar verklaring wordt ondersteund door de resultaten van het technisch onderzoek. 3.2.5 Voorbedachte raad De raadsvrouw heeft gesteld dat haar cliënte geen vooropgezet plan had om het slachtoffer van het leven te beroven en dat verdachte daarom vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair tenlastegelegde. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Zowel voor als na de daad zijn er door verdachte handelingen verricht die naar het oordeel van de rechtbank redengevend zijn voor de vaststelling dat verdachte handelde met voorbedachte raad. Zo heeft verdachte in de periode voorafgaand aan 11 juli 2007 een “boodschappenlijstje” en een tijdschema gemaakt, op internet een advertentie geplaatst en diverse internetsites bezocht. 3.2.5.1 Boodschappenlijstje In de woning van verdachte is een zwart notitieblok (SVO 3270) gevonden, dat verdachte heeft herkend als het hare. Op de eerste blanco pagina uit dit notitieblok is door middel van contrastafdrukken doorgedrukt schrift zichtbaar gemaakt. Hierbij zijn – onder meer – de volgende handgeschreven teksten aangetroffen : handschoenen v [vinkje] pruiken v [vinkje] kleding / pet / strop schoenen tapeid [de rechtbank acht aannemelijk dat hier ‘tape’ is geschreven] handboeien knuppel (opa) scheppen amoniak / bleek plastic zeil talkpoeder wapens Verdachte heeft bij de politie verklaard dat ze in de maanden voorafgaand aan 11 juli 2007 dingen heeft gekocht en plannen heeft gemaakt voor moord. Zo verklaart verdachte onder meer ammoniak, messen en vuilniszakken te hebben gekocht. In de woning zijn ook een groot aantal van deze goederen, zoals handschoenen, pruiken, tape, handboeien, een knuppel en ammoniak aangetroffen. 3.2.5.2 Tijdschema In de woning van verdachte is ook een collegeblok aangetroffen (SVO 3207h), waarbij van (één van) de eerste drie blanco pagina’s (SVO 3207f) door middel van contrastafdrukken doorgedrukt schrift zichtbaar is gemaakt. Hierbij zijn – onder meer – de volgende handgeschreven teksten aangetroffen: 1400 Elst 1415 thuis auto 1430 1500 Elst auto 1600 Zwolle zijn auto 18.30/00 Arnhem trein 18.30 Die hard 4 2100 Elst trein 21.15 thuis auto pinnen 23.50 pinnen 00.05 en GIRO € 1000 p.dg. Bij GIRO & ING bank € 250 – bij andere banken RABO – € 500 – € 1000 p.dg. Verdachte verklaart hierover bij de politie dat dit een door haar gemaakte planning betreft die zij op een schrijfblok geschreven heeft. Ook heeft verdachte op dit schrijfblok opgeschreven hoeveel er per dag gepind kan worden bij diverse banken. Bij onderzoek aan de in de woning van verdachte inbeslaggenomen computer (SVO 5001) is vastgesteld dat op 9 juli 2007 is gezocht op websites van de ABN-AMRO bank, de Postbank en de Rabobank, waarbij door de gebruiker informatie over ‘pinnen’ is opgevraagd. Bij de Postbank heeft verdachte de zoekvraag “hoeveel kan ik per dag pinnen” gesteld en bij de Rabobank “pinnen per dag”. Verdachte heeft verklaard dat ze de pincode van het slachtoffer heeft opgeschreven door het slachtoffer te dreigen met een mes. 3.2.5.3 Internetsites Ook is vastgesteld dat vanaf mei 2007 op internet informatie is geraadpleegd, dan wel is gezocht naar informatie, over onder meer pruiken , bleekloog/bleekwater , plastic en zeil . Voorts blijkt dat door middel van deze computer de website ‘www.totse.com’ is bezocht en dat vanaf juni 2007 het bezoek aan deze website is geïntensiveerd. Op deze website wordt informatie verstrekt over misdrijven en hoe deze het beste uitgevoerd kunnen worden. Verdachte heeft verklaard dat ze op internet heeft gezocht op de woorden misdaad, moord en assassin en dat ze de site ‘www.Totse.com’ geraadpleegd heeft. 3.2.5.4 Advertentie Op 8 juli 2007 heeft verdachte op www.speurders.nl een advertentie geplaatst met – onder meer – de volgende tekst: “Ik ben een jonge dominante forse meid die graag mannen ontvoert zodat ik een lekker spel met ze kan spelen. Woon rond Arnhem/Nijmegen en kan ergens afspreken (parkeerplaats). Dan kom ik en blinddoek en bind je vast en stop je in mijn auto en neem je lekker mee naar mijn huis. Daar kunnen we allerlei spannende spelletjes doen. Eventueel kan ik ook bij jouw langskomen, maar dan wens ik wel een eigen huis met privacy zodat we lekker ons gang kunnen gaan. Ik heb het liefst mannen met een goede baan (pak) want dat geeft een extra kick om te domineren. (slappelingen is geen uitdaging).” Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat ze via internet zocht naar potentiële slachtoffers , waarbij het van belang was dat ze geld hadden. Verdachte verklaart dat ze SM noemt omdat dit betekent dat je iemand kunt vastbinden en dreigen, want “hij kan dan niks doen”. Ook nadat het slachtoffer is overleden heeft verdachte maatregelen getroffen om ontdekking te voorkomen. Verdachte heeft getracht sporen uit te wissen door computerbestanden te wissen, papiersnippers door het toilet te spoelen en een bloedvlek schoon te maken. 3.2.5.5 Computerbestanden Uit onderzoek aan de in beslaggenomen computer (SVO 5001) is komen vast te staan dat op 11 juli 2007 tussen 18:14 – 18:19 uur een groot aantal bestanden is verwijderd. Ook is onderzocht dat de datum/tijd van deze computer overeenkomt met de werkelijke datum/tijdstip. Verdachte heeft hierover verklaard dat ze de bestanden op de computer heeft verwijderd omdat ze besefte dat de informatie op de computer voor haar belastend zou zijn. 3.2.5.6 Papiersnippers Op 9 augustus 2007 zijn diverse papiersnippers met handschrift uit het riool bij de woning van verdachte veiliggesteld en in beslaggenomen (SVO 1370). Verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit velletjes uit haar kladblok zijn waar “slechte” dingen op stonden, welke ze heeft verscheurd en door het toilet heeft gespoeld. 3.2.5.7 Bloedvlek In de gang is een grote bloedvlek (SVO 614) aangetroffen met op de grond een fles ammoniak en een oranje handdoek. Verdachte heeft hierover verklaard dat zij heeft getracht het bloed te verwijderen met ammoniak, maar dit niet goed lukte. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte plannen heeft gemaakt om een man van het leven te beroven en daarna, met behulp van zijn bankpas met bijbehorende pincode, geld van zijn rekening te halen. Verdachte heeft op het internet – onder meer – gezocht naar informatie over het uitvoeren van een moord en naar informatie over het opnemen van geldbedragen door middel van de pinpas. Zij heeft opgeschreven welke materialen zij nodig dacht te hebben om een moord te kunnen plegen. Ze heeft bedacht dat een SM-afspraak waarin zij zelf de dominante rol zou spelen haar op een makkelijke manier fysieke macht over een slachtoffer zou geven. Zij heeft gezocht naar een man die – in een voor hem onderdanige rol – een SM-spel met haar wilde spelen. Nadat verdachte een afspraak met het slachtoffer had gemaakt, heeft zij een dagplanning opgeschreven. Uit deze planning maakt de rechtbank op dat zij voornemens was om, nadat zij het slachtoffer om het leven had gebracht, de auto van het slachtoffer naar Zwolle te brengen. Daarna zou verdachte met de trein via Arnhem naar Elst reizen om vervolgens, om 23.50 uur en om 00.05 uur geld te gaan pinnen. Verdachte heeft nadat het slachtoffer was gestoken niet onmiddellijk hulp ingeroepen, maar heeft getracht op diverse manieren sporen uit te wissen. Toen dit niet lukte heeft verdachte uiteindelijk 112 gebeld en haar verhaal aangepast, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank duidt op een weloverwogen actie. 3.2.5.8 Resumé Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte op vele momenten de tijd en de gelegenheid heeft gehad zich te beraden op het besluit om een man van het leven te beroven, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis en gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarmee heeft verdachte gehandeld met voorbedachte raad, zodat het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. Feit 2: Bewijsmiddelen - proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], opgenomen in Bijlage 8, p. 12, - proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], opgenomen in Bijlage 8, p. 21, - verklaring van verdachte bij politie, 9e verhoor, pp. 292-293, - verklaring van [getuige 1] bij politie, p. 864. Feit 3: Bewijsmiddelen - proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], opgenomen in Bijlage 9, p.7, - verklaring van verdachte bij politie, 9e verhoor, pp. 293-294. Feit 4: Bewijsmiddelen - proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], opgenomen in Bijlage 10, p. 8, - verklaring van verdachte bij politie, 9e verhoor, p. 281. 3b. Bewezenverklaring Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. zij op 11 juli 2007 te Oosterhout, gemeente Overbetuwe, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1], meermalen, met een mes, met kracht in het lichaam (o.a. hals, borst, rug en andere lichaamsdelen) heeft gestoken en gesneden tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden; 2. zij en haar mededader in de periode van augustus tot en met september 2006 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van 10.000 euro, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid verdachtes mededader, onder de valse naam Eva contact heeft gezocht met voornoemde [slachtoffer 2] en deze heeft verteld dat 'Anouk' in Roemenië zat en dat 'Anouk' geld nodig had om uit Roemenië weg te kunnen komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. zij in de periode van 1 tot en met 13 september 2006 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer 2], en zij in de periode van 1 tot en met 13 september 2006 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 3000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (onrechtmatig gebruik van een pinpas); 4. zij op 25 juni 2004 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 3]; Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 primair: moord. Ten aanzien van feit 2: poging tot oplichting. Ten aanzien van feit 3: diefstal en diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel. Ten aanzien van feit 4: diefstal. 4b. De strafbaarheid van de feiten De verdediging heeft betoogd, met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde, dat verdachte zich heeft moeten verdedigen tegen het slachtoffer en dat zij in die verdediging is doorgeschoten. Na aankomst in haar woning met het slachtoffer, zou het SM-spel zijn begonnen in de woonkamer. Het slachtoffer zou zich opeens tegen verdachte hebben gekeerd en haar bij de borsten hebben gepakt. Het slachtoffer zou op het hoofd van verdachte hebben geslagen met een tafelpoot en haar tegen de grond hebben geprobeerd te werken. Verdachte heeft, naar eigen zeggen, de tafelpoot uit slachtoffer’s handen geslagen en slachtoffer heeft het mes gepakt en heeft haar hiermee bedreigd. Verdachte heeft verklaard dat zij is gevlucht uit de woonkamer naar de bijkeuken terwijl het slachtoffer haar achterna zat. Uiteindelijk zou zij er in zijn geslaagd het mes van het slachtoffer afhandig te maken en in een worsteling zou zij zich hebben verweerd met het mes tot het slachtoffer levenloos bleek. Het slachtoffer is daarna door de politie aangetroffen in de deuropening tussen de gang en de bijkeuken. Verdachte heeft verschillend verklaard over hoe het slachtoffer haar zou hebben aangevallen. In haar eerste verklaringen bij de politie (tot aan het vijfde verhoor), heeft verdachte verklaard dat zij het mes van tafel heeft gepakt, teneinde zich tegen het slachtoffer te verweren, nadat deze haar op het hoofd zou hebben geslagen. Slachtoffer zou daarop hebben getracht het mes van haar af te nemen. Dat het slachtoffer dit op enig ogenblik heeft geprobeerd wordt bevestigd door de geconstateerde snijwond aan de binnenzijde van zijn hand. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het slachtoffer als eerste het mes ter hand zou hebben genomen, en dat zij, verdachte, dat van het slachtoffer heeft afgepakt, valt niet goed te rijmen met enerzijds het snijletsel in de handpalm van het slachtoffer en anderzijds het ontbreken van snijletsel aan de handen bij verdachte. De rechtbank stelt vast dat de tafelpoot in een hoek van de woonkamer, onder een bank is aangetroffen, hetgeen zou kunnen bevestigen dat de tafelpoot is weggeslagen uit de handen van het slachtoffer. Op de tafelpoot zijn haren aangetroffen van verdachte. Echter, de rechtbank stelt vast dat op de tafelpoot voorts bloed is aangetroffen dat niet anders dan van het slachtoffer kan zijn. Op basis van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer bloedde op het moment dat hij verdachte met de tafelpoot op het hoofd sloeg. Dit ondersteunt de verklaring van verdachte bij de politie dat zij het slachtoffer met het mes had gestoken, alvorens hij haar met de tafelpoot sloeg. De rechtbank stelt voorts vast dat ook ander aangetroffen technisch bewijs de latere lezing van verdachte (vanaf het vijfde verhoor) bevestigt, in zoverre dat het slachtoffer voor haar naar de bijkeuken vluchtte, en de deur van de gang naar de bijkeuken trachtte dicht te houden. Deze verklaring van verdachte vindt steun in het feit dat op de deur en deurpost naar de bijkeuken, aan de zijde van de bijkeuken, een bloedspoor is aangetroffen. Dit bloedspoor doet naar haar vorm de indruk ontstaan dat het – als ‘stempel’ – is achtergelaten door een persoon die de deur heeft tegengehouden. Verdachte heeft in geen enkele verklaring aangegeven dat zij zelf op enig moment aan deze zijde van de bijkeukendeur heeft gestaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat dit bloed van het slachtoffer afkomstig is. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte de gang is ingevlucht voor het slachtoffer. De raadsvrouw van verdachte heeft gesteld dat er geen conclusies kunnen worden verbonden aan de verwondingen zoals het slachtoffer die heeft opgelopen, zonder dat een deskundige zich daarover heeft uitgelaten. Bij het slachtoffer zijn circa 18 letsels geconstateerd, waarvan 8 steekwonden, variërend in diepte van 5 tot 13 centimeter. Verdachte heeft het mes tweemaal tot aan het heft in de rug van het slachtoffer gestoken. Daarnaast zijn er twee snijwonden in de hals van het slachtoffer geconstateerd van respectievelijk 10 en 16 centimeter lengte. Eén van de snijwonden in de hals van het slachtoffer heeft de hals tot in de luchtpijp doorgesneden. Voor zover verdachte ernstig letsel heeft opgelopen, in het bijzonder aan haar linkerarm, is dit veroorzaakt doordat zij met haar arm door de ruit van de bijkeukendeur is gegaan. De rechtbank acht de aard, plaats en omvang van de verwondingen van het slachtoffer van dien aard, dat zij uitgesloten acht dat al dit letsel onopzettelijk, of in een worsteling is toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank past het letsel van verdachte en slachtoffer niet in de lezing dat het slachtoffer verdachte zou hebben aangevallen. Dit oordeel brengt met zich dat de rechtbank het niet geloofwaardig acht dat sprake was van een noodweersituatie. Mede gelet op hetgeen hierboven onder ‘bewezenverklaring’ is overwogen, verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde strekkende tot noodweer. De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte De raadsvrouw heeft betoogd dat er mogelijk sprake is geweest van noodweerexces. Nu de rechtbank het verweer strekkende tot noodweer heeft verworpen, kan er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn van noodweerexces, zodat dit verweer wordt verworpen. Een beroep op psychische overmacht heeft de raadsvrouw onvoldoende ingevuld en toegelicht, en dit is ook overigens niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden – ook niet uit de onder 6 genoemde pro justitia-rapportage – waardoor de strafbaarheid van verdachte geheel wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sancties Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: • de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 20 november 2007; • een briefrapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Arnhem betreffende verdachte en gedateerd 18 juli 2007; • een pro justitia-rapportage opgemaakt door A.J. de Groot, psycholoog en N. van de Weg, psychiater, betreffende verdachte, respectievelijk gedateerd 3 december 2007 en 7 december 2007; en • een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 10 december 2007. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, het zwaarste commune delict dat het Wetboek van Strafrecht kent. Verdachte heeft een medemens op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Met haar daad heeft verdachte het slachtoffer diens meest waardevolle bezit – zijn leven – ontnomen en heeft zij onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. Door deze moord is de rechtsorde ernstig geschokt. Verdachte heeft verklaard dat zij al heel lang een fascinatie voor geweld en misdaad had. Naar eigen zeggen heeft ze vanuit die fascinatie plannen gemaakt voor het plegen van een moord. Hoewel verdachte hier kennelijk vaak in fantasieën mee bezig was, heeft ze uiteindelijk een concreet plan uitgewerkt, waarbij ze een willekeurig slachtoffer onder valse voorwendselen naar haar woning heeft meegenomen en onder dreiging van een mes zijn pincode heeft ontfutseld. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer in de woning achtervolgd en met kracht meerdere diepe steekwonden, in ondermeer diens rug, toegebracht en zijn keel doorgesneden terwijl het slachtoffer op dat moment beperkt was in zijn bewegingsvrijheid doordat een hand achter zijn rug was vastgemaakt met een handboei. Verdachte heeft het slachtoffer dood laten bloeden en daarna de handboei verwijderd. Ook heeft ze getracht diverse andere sporen uit te wissen om aldus de voorbedachte raad te verhullen. Verdachte is, door aldus het delict voor te bereiden en te plannen en achteraf sporen te wissen, zeer berekenend te werk gegaan. Hierbij gaat de rechtbank er vanuit dat het uiteindelijke motief van verdachte met name financieel was. Ook bij de drie overige bewezenverklaarde feiten heeft verdachte gehandeld uit financiële motieven. De rechtbank rekent haar dit alles zwaar aan en zal dit tot uitdrukking brengen in de op te leggen straf. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf voorts rekening met hetgeen door drs. A.J. de Groot, psycholoog, en dr. N. van de Weg, psychiater in hun rapport naar voren is gebracht. Aan het rapport van drs. De Groot wordt onder meer het volgende ontleend: Betrokkene kan reeds in de aanloop naar de afspraak met het slachtoffer verminderd toerekeningsvatbaar worden gehouden. Het gewicht van de risicofactoren, waarbij aan de psychopathologie van verdachte het meeste gewicht kan worden toegekend, geeft een hoog risico te zien voor de lange termijn. Zonder behandelingsinterventie is er gerede kans dat verdachte opnieuw bij oplopende spanning zal vluchten in haar fantasiewereld. Aan het rapport van dr. Van de Weg wordt onder meer het volgende ontleend: Zij bereidt enerzijds zaken voor, schaft dingen aan die ze nodig zou hebben om haar plan uit te voeren, zet advertenties voor SM op Internet, maar gaat er anderzijds vanuit dat het, zoals haar fantasieën, ‘maar gedachten zijn en niet realiteit’. Terwijl zij zich echter bezighoudt met uitdenken van plannen en ideeën om verdenking te voorkomen ontbreekt door haar sociale isolatie een alternatief om haar droom te realiseren en ontbreekt realiteitstoetsing. In geval moord bewezen wordt verklaard heeft de psychiatrische stoornis, met name de persoonlijkheidsproblematiek en de sterke neiging tot vluchten en compenseren van haar onbeduidendheid in fantasieën van macht, geweld, criminaliteit en verdwijning, een zodanige rol gespeeld dat het tenlastegelegde verdachte verminderd kan worden toegerekend Betrokkene leidt aan een depressieve stoornis en posttraumatisch stressstoornis, deels in remissie en een eetstoornis niet anderszins omschreven. Verder leidt zij aan een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis en schizotypische en borderline persoonlijkheidstrekken.De behandeling zou het best kunnen gebeuren in het kader van een TBS met dwangverpleging, daar dit het meest veilige kader biedt voor de maatschappij gezien de ernst van het delict, de ernst van de stoornis, en de neiging zich te onttrekken aan behandeling. De officier van justitie heeft in zijn requisitoir aangegeven verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel omtrent de mate van toerekeningsvatbaarheid te komen dan de psycholoog en psychiater. De rechtbank neemt hun conclusies dan ook over. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank zal bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf naar boven afwijken ten opzichte van de eis van de officier van justitie, gezien het feit dat de rechtbank anders oordeelt over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals hierboven is overwogen. Voorts is voldaan aan de vereisten van artikel 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht, respectievelijk, voor het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling en het geven van een bevel tot verpleging van overheidswege. Mede gelet op hetgeen hierboven is overwogen over de conclusies van de psycholoog en de psychiater, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen tevens het opleggen van de maatregel van ter beschikking stelling eist, met daarbij het bevel tot verpleging van overheidswege. 6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 3.000,- aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar redelijkheid en billijkheid op dat bedrag is begroot. Voor de toewijsbare delen van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 289, 310, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) jaren. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat zij van overheidswe¬ge zal worden verpleegd. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe. - Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], per adres te [adres] te [woonplaats], te betalen € 3.000,- (zegge drieduizend euro). - Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad € 3.000,-, subsidiair 45 dagen hechtenis. - Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], per adres te [adres] te [woonplaats], te betalen € 3.000,- (zegge drieduizend euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 45 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. - Bepaalt dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen. Aldus gewezen door: mr. W.J. Vierveijzer, rechter, als voorzitter, mr. E.G. Smedema, rechter, mr. M.A.E. Somsen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.G. Eskes en mr. B. de Jonge, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2008.