Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC3414

Datum uitspraak2008-02-01
Datum gepubliceerd2008-02-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/504093-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

4 maanden voorwaardelijk en 240 uur taakstraf voor het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en diefstal.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer(s): 16/504093-07 Datum uitspraak: 1 februari 2008 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] (Viëtnam), wonende te [woonadres], [woonplaats] Raadsvrouwe: mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2008. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. De bewezenverklaring De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de navolgende bewijsoverweging, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0913/06-018691, dat is opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie. Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Gelet op het relaas van verbalisant is op 25 augustus 2006 in de woning van verdachte te Vleuten (gemeente Utrecht) een hennepkwekerij aangetroffen op de zolderetage en in twee slaapkamers op de eerste verdieping (pag. 23 en 24). Het proces-verbaal van technisch onderzoek uitgevoerd op representatieve monsters van de in totaal 935 aangetroffen hennepplanten, die naar schatting ongeveer acht weken oud zijn, bevestigt dat het om hennep gaat als bedoeld in lijst II behorend bij de Opiumwet (pag. 37). De rechtbank gaat er in navolging van de officier van justitie vanuit dat er één keer eerder hennep is geoogst (pag. 25-27). De door getuige [getuige 1] namens Eneco Energie afgelegde verklaring houdt in dat hij op 25 augustus 2006 in de woning van verdachte heeft geconstateerd dat de verzegeling van de hoofdzekeringskast verbroken is geweest en dat er een grijze kabel illegaal was aangesloten, waardoor de afgenomen elektriciteit niet werd gemeten door de elektriciteitsmeter (pag. 6-10). Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer -zakelijk weergegeven- verklaard dat de op 25 augustus 2006 in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij van [medeverdachte 1] was aan wie hij -verdachte- gedurende een drietal maanden twee kamers op de eerste verdieping en de zolderetage van zijn woning heeft verhuurd met ingang van een tijdstip ergens in 2006. De verdachte heeft voorts aangegeven dat hij op 24 juni 2006 -bij terugkeer in zijn woning na zijn detentie- een vreemde geur heeft geroken in zijn woning en voorts, dat hij vermoedde dat er iets niet in orde was nadat [medeverdachte 1] hem verbood in de verhuurde kamers te kijken. De rechtbank houdt verdachte als bewoner aansprakelijk voor de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank overweegt dat de lezing van verdachte omtrent de betrokkenheid bij de hennepkwekerij van ene [medeverdachte 1] van op geen enkele wijze -hetzij in het dossier, hetzij in het verhandelde ter terechtzitting- bevestiging vindt. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting desgevraagd geen nadere informatie over de persoon [medeverdachte 1], zoals zijn overige personalia, telefoonnummer of adresgegevens, kunnen geven. Evenmin is verdachte in staat gebleken om ter onderbouwing van zijn standpunt een op schrift gestelde huurovereenkomst of enig bescheid, waaruit de inning van de huur blijkt, te overleggen. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat op meerdere plekken in de woning –ook in niet aan [medeverdachte 1] verhuurde ruimtes- benodigdheden zijn aangetroffen voor het kweken van hennepplanten, te weten een doos schaartjes (met dikke lagen aanslag van het knippen van hennepplanten) en zes gebruikte assimilatielampen in de slaapkamer van verdachte en diverse goederen in de schuur bij de woning (pag. 27). De raadsvrouwe heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld -zakelijk weergegeven- dat verdachte niet wist dat hij op 25 augustus 2006 aan verbalisanten toestemming verleende om zijn woning te betreden en aldaar een onderzoek in te stellen, nu hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is. De in de woning aangetroffen hennepkwekerij kan om die reden niet voor het bewijs gebezigd worden, aldus de raadsvrouwe. De rechtbank is van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gebleken waaruit moet volgen dat de verbalisanten bij het binnentreden niet mochten afgaan op de hun verleende toestemming omdat verdachte niet of onvoldoende zou hebben begrepen waarvoor hij toestemming gaf. Het enkele feit dat de verdachte gebrekkig Nederlands spreekt kan het verweer niet dragen. Zulks te minder nu de verdachte zelf aangeeft Nederlands te verstaan, hij al bijna 20 jaar in Nederland woont en werkt en er ook overigens in meerdere opzichten blijk van heeft gegeven zijn weg in de Nederlandse samenleving te kunnen vinden. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer. De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld. 1 primair Hij in de periode van 1 februari 2006 tot en met 25 augustus 2006 in de gemeente Utrecht telkens opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. 2 primair Hij in de periode van 1 februari 2006 tot en met 25 augustus 2006 in de gemeente Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie toebehorende aan Eneco Energie, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door verbreking van de verzegeling van de hoofdaansluitkast van de elektriciteitsvoorziening. Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder 1 primair en 2 primair telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat zoals hiervoor is besproken. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van feit 1 primair. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 2 primair. Diefstal, waarbij de schuldige het weg nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sancties Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opbouwen en in stand houden van een hennepkwekerij in zijn woning. Verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de verhandeling en het gebruik van softdrugs. Voorts heeft verdachte met gebruikmaking van niet voor een dergelijke situatie geschikt materiaal een illegale stroomvoorziening aangelegd. Een dergelijke elektrische installatie levert brandgevaar op voor de betreffende woning en de omgeving. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de persoon van de verdachte. Blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 november 2007 is verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft acht geslagen op de eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting bepleit dat bij een bewezenverklaring van een of meer van de ten laste gelegde feiten kan worden volstaan met een lagere werkstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de omstandigheden dat verdachte geen relevante documentatie heeft en de Nederlandse taal niet goed machtig is. Oplegging van een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf kan als stok achter de deur fungeren, aldus de raadsvrouwe. De rechtbank acht, alles afwegende en mede gelet op de straffen die de rechtbank in vergelijkbare gevallen van overtreding van de Opiumwet en diefstal van elektriciteit pleegt op te leggen, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden -overeenkomstig de vordering van de officier van justitie- passend en geboden. De toepasselijke wettelijke voorschriften Behalve op het reeds vermelde wetsartikel zijn de op te leggen straffen voorts gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 11 van de Opiumwet. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIER (4) MAANDEN. Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit: een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.P. Schotman, W. Foppen en G.A. Bos, bijgestaan door mr. J. Benard als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 februari 2008.