Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC3714

Datum uitspraak2008-01-23
Datum gepubliceerd2008-02-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers90376 ha za 08-15
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dexia-zaak


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 90376 ha za 08-15 datum vonnis: 23 januari 2008 (mlj) Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: 1. Z, 2. X, beiden wonende te Enschede, eisers in conventie, verweerders in reconventie, verder gezamenlijk te noemen: Z (enkelvoud), procureur: mr. E.H. Hoeksma, tegen de naamloze vennootschap DEXIA Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur: mr. J. Sleeswijk Visser. Het procesverloop In conventie en in reconventie: 1. Bij vonnis van deze rechtbank, sector Kanton, locatie Enschede, van 4 december 2007 is zowel in conventie als in reconventie een onbevoegdverklaring uitgesproken en is de zaak zowel in conventie als in reconventie verwezen naar dezelfde rechtbank, sector civiel in de stand waarin deze zich toen bevond (te weten: staat van wijzen). 2. Voor een weergave van het procesverloop kan hier worden verwezen naar wat daarover onder 1. staat vermeld in dat vonnis van 4 december 2007. Partijen hebben na deze verwijzing opnieuw vonnis gevraagd. Waarvan kan worden uitgegaan en de standpunten van partijen In conventie en in reconventie: 3. In dat vonnis van 4 december 2007 zijn onder 2. reeds de feiten vastgesteld waarvan in conventie en in reconventie kan worden uitgegaan. De rechtbank onderschrijft die vaststellingen en heeft geen behoefte die aan te vullen. Ditzelfde geldt voor de in dat vonnis onder 3. beschreven weergave van het gevorderde in conventie en in reconventie. 4. Het standpunt van Dexia behoeft hier een nadere verwoording. 5. Dexia stelt dat deze aandelenleaseovereenkomst Capital Effect Maandbetaling is afgesloten via de assurantietussenpersoon A.F. & B. die Z terzake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van Z heeft A.F. & B. hem een aanvraagformulier verschaft en de Bank heeft dat door Z ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomst aan A.F. & B. verstuurd. Dexia stelt daarmede aan haar zorgplicht ten opzichte van Z te hebben voldaan. 6. Voor dit contract wordt voorzien in aflossing van de aankoopsom en diende Z uit hoofde van deze overeenkomst gedurende de looptijd (240 maanden) een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen. Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken van de looptijd van deze overeenkomst geen zogenaamde restschuld kan ontstaan. Slechts in het geval deze tussentijds wordt beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat de mogelijkheid dat Z nog een bedrag verschuldigd is. 7. Dexia betwist hier de toepasselijkheid van de Wet Consumenten Krediet, stelt dat wettelijke rente in voorkomend geval eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de orde is, verzet zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van Z. 8. Ten aanzien van het optreden van A.F. & B als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat Finans Verzekeringen niet enkel Z als klant bij de Bank heeft aangebracht maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en /of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon. 9. Het ontbreken van een vergunning op basis van de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1 januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële Dienstverlening, die blijkens artikel 102 Wfd de Wck-vergunning vervangt en mitsdien ex artikel 32:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning repareert. 10. Naar aanleiding van de door Z nader gestelde grondslag van onrechtmatige daad stelt Dexia dat alleen al de tekst van de overeenkomst duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat maar over een geldlening, de door Z ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden. 11. Betreffende de schade wijst Dexia erop dat Z niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in zijn vordering zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt. 12. Z heeft in reconventie geconcludeerd tot afwijzing van het in reconventie gevorderde onder aanvoering van hetgeen van de zijde van Z in conventie is aangevoerd. Het bedrag van de restschuld lost zich op in de door de rechtbank toe te passen formule. De vervallenverklaring van de restschuld is onderdeel van wat in conventie wordt gevorderd. De beoordeling In conventie en in reconventie: 13. Door Dexia is aangevoerd dat tussen partij X en Dexia op dezelfde datum nog een tweede aandelenleaseovereenkomst tot stand is gekomen, te weten ook een “Capital Effect”, en wel met het nummer 21694384. Ook deze overeenkomst zou zijn totstandgekomen door tussenkomst van A.F. & B. Door eisers in conventie is deze omstandigheid niet weersproken, zodat daarvan moet worden uitgegaan. 14. Over de inhoud van die tweede overeenkomst – en in het bijzonder de hoogte van de leasesom - tast de rechtbank in het duister nu daarvan door partijen geen afschrift in het geding is gebracht. Ook het desbetreffende aanvraagformulier mist bij de gedingstukken. De rechtbank oordeelt (de inhoud van) deze stukken relevant voor deze zaak, met name om te kunnen beoordelen of het betreffende beschermingsplafond van de Wet op het Consumentenkrediet (hierna: WCK) al dan niet is overschreden. 15. Dit is reden voor de rechtbank om Dexia in de gelegenheid te stellen de beide genoemde stukken bij akte in het geding te brengen. Daartoe zal elke nadere beslissing worden aangehouden. RECHTDOENDE In conventie en in reconventie: I. Laat Dexia toe om bij akte de hierboven aangeduide informatie in het geding te brengen, en verwijst daartoe de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank van woensdag 20 februari 2008. II. Houdt daartoe elke nadere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans en op 23 januari 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.