Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC4165

Datum uitspraak2008-02-12
Datum gepubliceerd2008-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/080333-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank veroordeelt verdachte B terzake van (o.a) diefstallen met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving o.a in de gemeente Vaassen tot 7 jaar gevangenisstraf. Zie LJNummer BC4159 voor medeverdachte A. (PROMIS)


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/080333-04 Uitspraak d.d.: 12 februari 2008 tegenspraak/ dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte B], geboren te [plaats 1983], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans verblijvende in het Huis van Bewaring, Huub van Doornestraat 15 te Zwolle. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, uit een woning aan de [adres], een hoeveelheid geld en/of 2 kratten (Heineken) bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan mw. [slachtoffer 1] (geboren december 1918), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of de handen en/of polsen van die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgebonden en/of op/aan het bed heeft/hebben vastgebonden en/of een handdoek in de mond van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gebracht en/of tegen die [slachtoffer 1] hebben geschreeuwd en/of gezegd dat ze geld/money moest(en) hebben en/of een alarmkastje heeft/hebben vernield en/of de telefoonsnoer heeft/hebben doorgesneden en aldus en in ieder geval voor die [slachtoffer 1] bedreigende situatie heeft/hebben veroorzaakt; (incident 2) art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mw. [slachtoffer 1] (geboren december 1918) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer 1] vastgebonden aan de hand(en) en/of en polsen en/of aan een bed, waarop die [slachtoffer 1] lag; (incident 2) art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 13 juli 2004, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen gereedschap en/of een portemonnee met inhoud en/of een thermosfles en/of handschoenen en/of een dossje en/of bankpas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dhr. [slachtoffer 2] (geboren november 1928), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, bovenop die [slachtoffer 2], die in het bed lag, is/zijn gesprongen en/of de hand(en) op de mond van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en/of die [slachtoffer 2] met een mes heeft/hebben gedreigd, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of met zich hebben gevoerd en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij in bad moest gaan liggen en/of (vervolgens) de handen/polsen en/of voeten van die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden en/of de deur van de badkamer heeft/hebben dichtgebonden en/of de het telefoonsnoer heeft/hebben doorgesneden; (incident 3) art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 13 juli 2004, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk dhr. [slachtoffer 2] (geboren november 1928) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk bovenop die [slachtoffer 2], die in het bed lag, is/zijn gesprongen en/of de hand(en) op de mond van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en/of die [slachtoffer 2] met een mes heeft/hebben gedreigd, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of met zich hebben gevoerd en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij in bad moest gaan liggen en/of (vervolgens) de handen/polsen en/of voeten van die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden en/of die [slachtoffer 2] vastgebonden aan handen en voeten in dat bed heeft hebben achtergelaten; (incident 3) art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 5. hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 13 juli 2004, te Malden, gemeente Heumen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot geld te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel (pin/bankpas), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (incident 3) art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht 6. hij op of omstreeks 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning en/of een schuur aan de [adres] heeft weggenomen een fototoestel en/of gereedschap en/of geld en/of een mapje en/of een fiets, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (incident 4) art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht 7. hij op of omstreeks 28 augustus 2004, te Plasmolen, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres], heeft weggenomen twee mobiele telefoons en/of slaapzakken en/of een kooktoestel en/of een zaklantaarn en/of een krat met boodschappen en/of een GPS systeem (Garmin) en/of een fotocamera (Minolta) en/of schoenen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (incident 7) art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Ontvankelijkheid van de officier van justitie Namens de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging van verdachte, ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, wegens schending van het bepaalde in artikel 6 van het EVRM, aangezien tussen de eerste inverzekeringstelling van verdachte en het onderzoek ter terechtzitting een onredelijk lange termijn is verstreken. De raadsman stelt dat verdachte op 5 september 2004 voor de eerste keer in verzekering is gesteld. De inverzekeringstelling is door de rechter-commissaris onrechtmatig geoordeeld, met als gevolg dat verdachte onmiddellijk in vrijheid werd gesteld. Daarna was verdachte gedetineerd in een Poolse gevangenis, wegens aldaar gepleegde strafbare feiten. Vervolgens is hij op 7 november 2007 opnieuw aangehouden, voorafgegaan door uitleveringsdetentie. Dat betekent dat er meer dan drie jaar verstreken is tussen de eerste inverzekeringstelling en de volgende actie richting verdachte, te weten de tweede inverzekeringstelling op 7 november 2007. Subsidiair heeft de raadsman strafvermindering bepleit. De officier van justitie heeft zich ter zake op het standpunt gesteld, dat verdachte enkele maanden in Nederland verbleef en meteen na de op 6 september 2004 onrechtmatig bevonden inverzekeringstelling naar Polen is teruggegaan. Verdachte is gevlucht en niet terug gekomen. Als verdachte sneller berecht had willen worden, had hij zich kunnen melden met het verzoek naar Nederland gebracht te worden. Bovendien is van de zijde van het openbaar ministerie het nodige ondernomen, zoals een uitvaardiging van een Europees Arrestatiebevel en zijn er contacten geweest met de Poolse officier van justitie. De officier van justitie heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank oordelen dat er sprake is van een verzuim, dat dat van zeer geringe aard is en daar geen gevolg aan verbonden dient te worden. De rechtbank is het volgende gebleken: - Op 5 september 2004 is verdachte op verdenking van betrokkenheid bij een diefstal uit een woning te Vaassen in verzekering gesteld. Op 6 september 2004 heeft de rechter-commissaris de inverzekeringstelling onrechtmatig geacht en heeft hij de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevolen. Tegen deze beslissing is door de officier van justitie geen hoger beroep ingesteld. - Op 8 november 2005 is een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd ter aanhouding en uitlevering van verdachte. - Op 17 oktober 2007 is verdachte door de Poolse autoriteiten, na het uitzitten van een veroordeling, terzake aldaar gepleegde strafbare feiten, voorwaardelijk vrijgelaten. - Op 7 november 2007 is verdachte door de Poolse autoriteiten overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten en op dezelfde dag is verdachte in verzekering gesteld. De rechtbank stelt voorop dat verdachte recht heeft op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, zijnde een termijn van twee jaar. Algemeen uitgangspunt is, dat overschrijding van die redelijke termijn slechts in uitzonderlijke gevallen leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn vervolging (HR 3 oktober 2000, LJN: AA7309). De rechtbank is van oordeel dat de inverzekeringstelling van verdachte op 5 september 2004 is aan te merken als een handeling waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem terzake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Vaststaat dat tussen 5 september 2004 en de datum van het onderzoek ter terechtzitting, meer dan twee jaar zijn verstreken. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de door de verdediging bepleite niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Het betreft daarbij niet alleen de complexiteit van de zaak, waaronder de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachte de Poolse nationaliteit hebben en in Polen woonachtig zijn, het feit dat sprake is van andere zaken tegen verdachte en zijn medeverdachte en de gelijktijdige berechting daarvan. Ook acht de rechtbank van belang dat verdachte na zijn terugkeer naar Polen veroordeeld is voor andere strafbare feiten en aldaar daarvoor gedetineerd is geweest, alsmede dat verdachte tegen de beslissing van de Poolse autoriteiten op het door Nederland uitgevaardigde Europese Arrestatiebevel van 8 november 2005 beroep heeft ingesteld dat is afgewezen; feiten en omstandigheden derhalve waardoor -niet aan het Nederlands openbaar ministerie, maar aan verdachte toe te rekenen- vertraging in de afdoening van de zaak is ontstaan. Tot slot acht de rechtbank van belang dat onvoldoende is gebleken dat de zaak, gelet op haar bijzonderheden, door het openbaar ministerie onvoldoende voortvarend is behandeld. Bewijsmotivering 1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde. 2. De raadsman heeft zich, met betrekking tot de bewezenverklaring, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 3. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij, ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, op de verklaring van [medeverdachte A] (eindnoot 1) en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie (eindnoot 2) , welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd. Daarnaast baseert de rechtbank zich, ten aanzien van feit 1 en 2 op de aangifte van [slachtoffer 1] (eindnoot 3) en de verklaring van [getuige 1] (eindnoot 4) , ten aanzien van feit 3 en 4 op de aangifte van [slachtoffer 2] (eindnoot 5) , ten aanzien van feit 5 op de beelden van de bewakingscamera (eindnoot 6) , ten aanzien van feit 6 op de aangifte van [slachtoffer 3] (eindnoot 7) en ten aanzien van feit 7 op de aangifte van [slachtoffer 5] (eindnoot 8) Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, uit een woning aan de [adres], een hoeveelheid geld en 2 kratten (Heineken) bier, toebehorende aan mw. [slachtoffer 1] (geboren december 1918), waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en de handen en polsen van die [slachtoffer 1] heeft vastgebonden en op het bed heeft vastgebonden en een handdoek in de mond van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze geld/money moesten hebben en een alarmkastje heeft vernield en het telefoonsnoer heeft doorgesneden; (incident 2) 2. hij op 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mw. [slachtoffer 1] (geboren december 1918) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben, hij, verdachte, en zijn mededader, opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer 1] vastgebonden aan de handen en polsen en aan een bed, waarop die [slachtoffer 1] lag; (incident 2) 3. hij op 13 juli 2004, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen gereedschap en een portemonnee met inhoud en een thermosfles en handschoenen en een doosje en een bankpas, toebehorende aan dhr. [slachtoffer 2] (geboren november 1928), waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en door middel van braak, en welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, bovenop die [slachtoffer 2], die in het bed lag, is gesprongen en de hand op de mond van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt en die [slachtoffer 2] met een mes heeft gedreigd, en die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en met zich heeft gevoerd en die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij in bad moest gaan liggen en de handen/polsen en voeten van die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en de deur van de badkamer heeft dichtgebonden en het telefoonsnoer heeft doorgesneden; (incident 3) 4. hij op 13 juli 2004, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk dhr. [slachtoffer 2] (geboren november 1928) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers zijn verdachte en zijn mededader opzettelijk wederrechtelijk bovenop die [slachtoffer 2], die in het bed lag, gesprongen en hebben zij de handen op de mond van die [slachtoffer 2] gedrukt en die [slachtoffer 2] met een mes gedreigd en die [slachtoffer 2] vastgepakt en met zich gevoerd en die [slachtoffer 2] gezegd dat hij in bad moest gaan liggen en de handen/polsen en voeten van die [slachtoffer 2] vastgebonden en die [slachtoffer 2] vastgebonden aan handen en voeten in dat bad achtergelaten; (incident 3) 5. hij op een tijdstip op 13 juli 2004, te Malden, gemeente Heumen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 2], en zich daarbij de toegang tot dat geld te verschaffen en dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel (pin/bankpas), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (incident 3) 6. hij op 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning en een schuur aan de [adres] heeft weggenomen geld toebehorende aan [slachtoffer 3]; (incident 4) 7. hij op 28 augustus 2004, te Plasmolen, gemeente Mook en Middelaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres], heeft weggenomen twee mobiele telefoons en slaapzakken en een kooktoestel en een zaklantaarn en een krat met boodschappen en een GPS systeem (Garmin) en een fotocamera (Minolta) en schoenen, toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak. (incident 7) Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: Feit 1 diefstal door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren Feit 2 medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden Feit 3 diefstal door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren Feit 4 medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden Feit 5 poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel Feit 6 diefstal Feit 7 diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak Anders dan door de raadsman bepleit is er naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feiten 1 en 2 respectievelijk 3 en 4 geen sprake van eendaadse samenloop ex artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman is bepleit. De strekking van de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, te weten de bescherming van het vermogen van een ander en de integriteit van het menselijk lichaam, is een andere dan artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het voorkomen dat iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid wordt beroofd. Daardoor is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van één ongeoorloofd wilsbesluit. Het bewezenverklaarde zal dan ook enkel worden gekwalificeerd als meerdaadse samenloop. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake alle zeven ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. 2. Namens verdachte is ten aanzien van de strafmaat verwezen naar een tweetal uitspraken die soortgelijke zaken zouden betreffen (eindnoot 9). De raadsman concludeert dat er straffen zijn opgelegd van vijf en een half jaar respectievelijk zes jaar en verzoekt een straf in die orde van grootte op te leggen. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat de periode die verdachte, op grond van een Nederlands uitleveringsverzoek, heeft doorgebracht in de Poolse gevangenis, in mindering gebracht dient te worden bij de uitvoering van de op te leggen straf. 3. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden - , dat verdachte met zijn mededader, louter uit geldelijk gewin, twee overvallen op (hoog)bejaarde mensen in hun woningen heeft gepleegd. Beide slachtoffers lagen te bed. Het 85-jarige slachtoffer [slachtoffer 1] werd een doek in de mond gestopt en met behulp van elektriciteitsdraad met de pols aan het bed vastgebonden en onder erbarmelijke omstandigheden achtergelaten. Zij kon pas uren later worden bevrijd. Het 75-jarige slachtoffer [slachtoffer 2] werd onder bedreiging met een mes gedwongen de bij zijn bankpas behorende pincode af te geven en werd vervolgens aan handen en voeten gebonden in het bad achtergelaten. Het hoeft geen betoog dat dergelijke zware en traumatiserende feiten, die - naar algemeen bekend is - niet alleen voor de slachtoffers, maar ook voor hun al of niet directe omgeving ingrijpende gevolgen hebben, slechts kunnen worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Behalve met de hiervoor omschreven ernst van de feiten 1 tot en met 4 heeft de rechtbank rekening gehouden met de overige bewezen geachte feiten en met verdachtes veroordelingen terzake vermogensdelicten in Polen. Met name daarom ziet de rechtbank aanleiding verdachte een zwaardere straf op te leggen dan zijn medeverdachte. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de bijzondere omstandigheden in het kader van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het EVRM, acht de rechtbank geen termen aanwezig om tot strafvermindering wegens termijnoverschrijding te komen. Ten slotte heeft de rechtbank onderzocht welke straffen er in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, waarbij is gekeken naar het aantal feiten, het gebruik van wapens, de mate van geweld, de aard en ernst van het lichamelijk letsel, de buit en naar het justitiële verleden van de veroordeelde. Alles tegen elkaar afwegende, acht de rechtbank de hierna vermelde straf passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 310, 311, 312 en 282 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, voorlopige hechtenis en uitleveringsdetentie doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Van der Hooft en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2008. 1. Dossier PL0615/04-349061, proces-verbaal van verhoor, 26 oktober 2007, pag. 453-466. 2. Dossier PL0615/04-349061, proces-verbaal van verhoor, 13 november 2007, pag. 481-487. 3. Dossier PL0615/04-349061, proces-verbaal van aangifte, 6 september 2004, pag. 272-280. 4. Dossier PL0615/04-349061, proces-verbaal van verhoor, 5 september 2004, pag. 281-286. 5. Dossier PL2350/04-092237, proces-verbaal van aangifte, 14 juli 2004, pag. 93-106 en 518-519. 6. Dossier PL2350/04-092237, ambtelijk verslag, 12 augustus 2004, pag. 521-522. 7. Dossier PL0615/04-349247, proces-verbaal van aangifte, 6 september 2004, pag. 605-607. 8. Dossier PL2350/04-117041, proces-verbaal van aangifte, 28 augustus 2004, pag. 812-815. 9. Rechtbank ‘s -Hertogenbosch, 12 februari 2007 (LJN AZ8247) en Hof Arnhem 11 januari 2000 (LJN: AD8900).