Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC4350

Datum uitspraak2008-02-13
Datum gepubliceerd2008-02-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/653938-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zwaar lichamelijk letsel door schuld. Voetbalwedstrijd.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht Parketnummer: 18/653938-07 Datum uitspraak: 13 februari 2008 Op tegenspraak Raadsman: mr. E. van der Meer Vonnis van de politierechter in de rechtbank te Groningen, in de zaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2008. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat hij op of omstreeks 10 maart 2007, in de gemeente Veendam, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meervoudige botbreuk in het onderbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (van achteren) te schoppen en/of te trappen en/of te tackelen en/of neer te halen; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij op of omstreeks 10 maart 2007, in de gemeente Veendam, opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer], (van achteren) heeft geschopt en/of getrapt en/of getackeld en/of neergehaald, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (meervoudige botbreuk in het onderbeen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij op of omstreeks 10 maart 2007, in de gemeente Veendam, grovelijk, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig (na een sliding en/of tackel) met zijn, verdachtes, been tegen het been van [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of is aangegleden, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (meervoudige botbreuk in het onderbeen), heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze is ontstaan; art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en voor het meer subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 750,- subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Bewezenverklaring De politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe wordt het volgende overwogen. Het proces-verbaal van aangifte houdt – onder meer – als verklaring van [slachtoffer] in: Ik maakte een actie en ging iemand aan de rechterzijde voorbij. De bal speelde ik een meter of drie à vier voor mij uit. Mijn tegenspeler was dus aan mijn linkerzijde. Opeens voelde ik dat ik van achteren werd neergehaald. Ik werd op mijn linkerkuit geraakt. In het ziekenhuis bleek dat zowel mijn kuitbeen als mijn scheenbeen op twee plekken waren gebroken. Ik heb dus in totaal vier breuken in mijn linkeronderbeen. Blijkens het proces-verbaal van 11 juni 2007, als verklaring van verdachte: Ik liep achter een tegenstander aan die de bal had. Ik wilde in eerste instantie middels een sliding de bal voor de voeten van de tegenstander wegglijden, maar omdat ik geen zicht op de bal had heb ik dit niet gedaan. Bij mijn weten heb ik de sliding niet uitgevoerd. Ik weet wel dat ik samen met de tegenstander op de grond lag. Ik hoorde toen we vielen een knap. Ter terechtzitting heeft verdachte – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik liep achter het slachtoffer aan en wilde voorkomen dat hij de bal zou afspelen. Toen ik de bal niet meer zag heb ik de sliding niet afgemaakt. Wat er daarna is gebeurd weet ik niet meer. Ik weet dat ik met mijn voet zijn been heb geraakt maar ik weet niet hoe dat precies is gebeurd. Mijns inziens heb ik de sliding niet ingezet. Als ik het wel gedaan heb, dan was het niet met opzet. Volgens mij was het toen droog weer en was het veld goed. Ik voetbal al 30 jaar. Ik heb nooit eerder een rode kaart gehad. Blijkens het proces-verbaal van 1 mei 2007, als verklaring van getuige [scheidsrechter]: Op zaterdag 10 maart 2007 was ik scheidsrechter bij de wedstrijd Veendam 1894 2 tegen Glimmen 2. Ik zag dat de speler van Veendam 1894 de bal langs de tegenstander speelde en dat hij hierna langs de tegenstander liep. Ik zag dat toen de speler van Veendam er al bijna voorbij was, de tegenstander zijn been uitstak. Ik zag dat de tegenstander de speler van achteren raakte. Ik heb toen direct rood getrokken. Een tackel van achteren is altijd direct rood. Ik kan niet zeggen of er opzet in het spel was. In het door scheidsrechter [scheidsrechter] ingevulde KNVB-rapport d.d. 10 maart 2007 dat is gevoegd bij het proces-verbaal, is aangekruist dat de wedstrijd sportief was en dat er geen directe aanleiding was tot de overtreding. De raadsman van verdachte heeft negen schriftelijke verklaringen van getuigen overgelegd, die zijn opgemaakt ten behoeve van de civielrechtelijke procedure. Die verklaringen hebben telkens dezelfde strekking, te weten dat verdachte de sliding te laat heeft ingezet, waardoor de man werd geraakt in plaats van de bal. Uit deze gedragingen en omstandigheden kan naar het oordeel van de politierechter niet volgen dat verdachte het opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm, aangever zwaar letsel toe te brengen. De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte ook van het meer subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe gesteld dat de omstandigheden van de betreffende voetbalwedstrijd in zijn optiek geen schuld opleveren, aangezien er sprake was van een vriendelijke wedstrijd, amateurvoetballers en een beslissing die door verdachte in een split second moest worden genomen waarvan hij nooit had kunnen vermoeden dat zijn actie zo’n letsel tot gevolg zou hebben als het slachtoffer heeft opgelopen. De politierechter is echter van oordeel dat er sprake was van zodanig grof en risicovol spelgedrag dat sprake is van schuld in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht. Daartoe is het volgende redengevend. Volgens de verklaring van de scheidsrechter is aangever van achteren getackeld, hetgeen altijd met een rode kaart wordt bestraft. Volgens de spelregels moet een dergelijke gedraging derhalve als een zware overtreding worden aangemerkt die niet bij het spel hoort. Aangever is geraakt op zijn kuit- en scheenbeen en hij is daardoor op de grond terechtgekomen. Zowel aangever als verdachte hoorde een knap. Hieruit is af te leiden dat verdachte de sliding met grote kracht en met zijn been geheven heeft gemaakt dan wel ingezet. Deze gedraging is zodanig gevaarzettend dat deze zich tijdens een voetbalwedstrijd in een normale spelsituatie niet mag voordoen. Mede gelet op de jarenlange voetbalervaring van verdachte had hij bewust moeten zijn van het risico dat hij met zijn actie zijn tegenstander hard zou raken en hem daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. In zoverre is het aan de schuld van verdachte te wijten dat aangever zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 10 maart 2007, in de gemeente Veendam, aanmerkelijk onvoorzichtig na een sliding of tackel met zijn been tegen het been van [slachtoffer] heeft getrapt, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (meervoudige botbreuk in het onderbeen) heeft bekomen. Kwalificatie Hetgeen de politierechter bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op: Meer subsidiair: aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt Strafbaarheid De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Motivering straf Bij de bepaling van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie. De politierechter heeft daarbij in het bijzonder gelet op de – thans bekende – gevolgen voor het slachtoffer. De politierechter zal bij het opleggen van de straf in het voordeel van verdachte rekening houden met het feit dat hij door de KNVB reeds is bestraft met een schorsing van een half jaar en het feit dat hij inmiddels is gestopt met voetballen in wedstrijdverband. Tevens houdt de politierechter in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat uit het uittreksel van het Justitieel Documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Geldboete Op grond van het bovenstaande is de politierechter van oordeel dat een geldboete moet worden opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte daarvan heeft de politierechter rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 308 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar. - verklaart het onder meer subsidiair tenlastegelegde meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot: een geldboete van € 750,00 (zegge: zevenhonderdenvijftig euro) met bevel dat voor geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. G. Eelsing, politierechter, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2008.