Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC4438

Datum uitspraak2008-01-14
Datum gepubliceerd2008-02-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersK07/0144
Statusgepubliceerd


Indicatie

klager in een artikel 12 Sv-procedure als verzoeker in wrakingsprocedure ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt. Verzoeker, wiens wrakingsverzoek thans aan de orde is, is klager in een artikel 12 Sv-procedure en behoort dus niet tot de kring van personen, die in artikel 512 Sv wordt genoemd. Het hof neemt bij de beantwoording van deze ontvankelijkheidsvraag tot uitgangspunt dat onpartijdigheid van een rechter een zo fundamenteel rechtsbeginsel is dat het tot uitdrukking dient te komen en erkenning verdient in iedere vorm van rechtspraak. Een ieder die meent dat dit beginsel, door een rechter belast met een beoordeling van zijn belangen, wordt geschonden of zal worden geschonden en uit dien hoofde de rechter wraakt, behoort in beginsel gehoor te vinden. Artikel 6 EVRM vormt weliswaar geen rechtstreekse grondslag voor de toetsing van de artikel 12 Sv-procedure, doch dat neemt niet weg dat de normen die de verdragspartijen in artikel 6 EVRM hebben neergelegd ook buiten dat verdrag gelding hebben. Wanneer een wettelijke regeling met betrekking tot verzoeken strekkende tot wraking ontbreekt of wanneer een dergelijke regeling leemten vertoont, dient de rechter aan wie een wrakingsverzoek wordt voorgelegd in dat ontbreken of die leemten te voorzien. Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij bestaande regelingen inzake wrakingsverzoeken. Op deze gronden is het hof van oordeel dat de klager in een artikel 12 Sv-procedure de raadsheren belast met de behandeling van zijn klacht in beginsel kan wraken. Voor de procedureregels wordt in dit geval aansluiting gevonden bij die van de artikelen 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker is dus in zoverre ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.


Uitspraak

Zaaknummer K07/0144 GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken heeft de navolgende beschikking gegeven op het schriftelijke verzoek om wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, van: [verzoeker], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], [postbus] [woonplaats] Het verzoek om wraking 1. Op 11 juli 2007 heeft de raadkamer van het gerechtshof te Amsterdam zitting houdende te 's-Gravenhage (verder de raadkamer) naar aanleiding van een klaagschrift, ingediend op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (verder: artikel 12 Sv) deze klacht behandeld. Bij de mondelinge behandeling was de verzoeker aanwezig. De beklaagden zijn niet opgeroepen om te worden gehoord. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Bij brief van 12 september 2007, ingekomen bij de Unit Strafzaken van het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 september 2007, heeft verzoeker de voorzitter, het hof begrijpt mr. S.J.A.M. van Gend en de oudste raadsheer, het hof begrijpt mr. R. Noordam, van de raadkamer die artikel 12 Sv-zaken behandelt, gewraakt op grond van rechtsweigering aangezien de beschikking op zijn klacht nog niet was gegeven. Daartoe is door de verzoeker aangevoerd dat het hof ter zitting van 11 juli 2007 de behandeling heeft geschorst voor een tussenbeschikking binnen zes weken te nemen over de vraag of de beklaagden ex artikel 12 Sv dienen te worden opgeroepen om als zodanig door het hof te worden gehoord. 3. Bij beschikking van 19 september 2007 is verzoeker gedeeltelijk niet ontvankelijk verklaard en voor het overige is zijn beklag (ex artikel 12 Sv) afgewezen. Beoordeling van de ontvankelijkheid van verzoeker 4. Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt. Verzoeker, wiens wrakingsverzoek thans aan de orde is, is klager in een artikel 12 Sv-procedure en behoort dus niet tot de kring van personen, die in artikel 512 Sv wordt genoemd. 5. Het hof neemt bij de beantwoording van deze ontvankelijkheidsvraag tot uitgangspunt dat onpartijdigheid van een rechter een zo fundamenteel rechtsbeginsel is dat het tot uitdrukking dient te komen en erkenning verdient in iedere vorm van rechtspraak. Een ieder die meent dat dit beginsel, door een rechter belast met een beoordeling van zijn belangen, wordt geschonden of zal worden geschonden en uit dien hoofde de rechter wraakt, behoort in beginsel gehoor te vinden. Artikel 6 EVRM vormt weliswaar geen rechtstreekse grondslag voor de toetsing van de artikel 12 Sv-procedure, doch dat neemt niet weg dat de normen die de verdragspartijen in artikel 6 EVRM hebben neergelegd ook buiten dat verdrag gelding hebben. 6. Wanneer een wettelijke regeling met betrekking tot verzoeken strekkende tot wraking ontbreekt of wanneer een dergelijke regeling leemten vertoont, dient de rechter aan wie een wrakingsverzoek wordt voorgelegd in dat ontbreken of die leemten te voorzien. Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij bestaande regelingen inzake wrakingsverzoeken. Op deze gronden is het hof van oordeel dat de klager in een artikel 12 Sv-procedure de raadsheren belast met de behandeling van zijn klacht in beginsel kan wraken. Voor de procedureregels wordt in dit geval aansluiting gevonden bij die van de artikelen 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker is dus in zoverre ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. 7. Voorts wordt het volgende overwogen. De verzoeker heeft het verzoek om wraking ingediend op 13 september 2007, na sluiting van het onderzoek op 11 juli 2007, maar vóór het geven van een beschikking op 19 september 2007. 8. Vooropgesteld dient te worden dat wraking tot doel heeft de onpartijdigheid van de rechtspraak te waarborgen door - indien daartoe gronden aanwezig zijn - de rechter tegen wie het verzoek zich richt, af te houden van het nemen van een beslissing die aan diens of mede aan diens oordeel is onderworpen. 9. Het hof stelt op grond van de in het geding gebrachte stukken vast dat de raadkamer ter zitting van 11 juli 2007 het onderzoek heeft gesloten. 10. Voorts stelt het hof vast dat de verzoeker zijn wrakingsverzoek heeft gebaseerd op rechtsweigering aangezien de (tussen)beschikking op zijn klacht nog niet was gegeven, en dat de raadkamer op 19 september 2007 een eindbeschikking heeft gegeven. 11. Naar 's hofs oordeel dient de verzoeker - nu de raadkamer op 19 september 2007 een beschikking heeft gegeven - op die grond niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. Immers, door het geven van die eindbeslissing, dat wil zeggen een beslissing ten gronde, is de wrakingsgrond rechtsweigering een beschikking te geven aan het verzoek komen te ontvallen. Mitsdien kan het horen van de verzoeker en de te wraken raadsheren achterwege blijven. De stelling van de verzoeker dat hij een tussenbeslissing verwachtte, maakt dit niet anders. BESLISSING Het hof: Verklaart verzoeker in het verzoek tot wraking van mr. Van Gend en mr. Noordam niet-ontvankelijk. Deze beschikking is gegeven op 14 januari 2008 door mrs. B.A. Stoker-Klein, A.L.G.A. Stille en M.A.F. Tan-de Sonnaville, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.