Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC4519

Datum uitspraak2008-02-15
Datum gepubliceerd2008-02-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1126 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WAO-uitkering toe te kennen. In hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten.


Uitspraak

06/1126 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 januari 2006, 05/2879 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 15 februari 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft H.J.A. Aerts, juridisch medewerker van Delescen & Scheers Advocaten te Roermond, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het geschil is op 4 januari 2008 ter zitting aan de orde gesteld. Appellante noch het Uwv is verschenen. II. OVERWEGINGEN De rechtbank is op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv van 27 juni 2005, waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit appellante per 4 oktober 2004 een WAO-uitkering te weigeren, ongegrond is. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Ook in hoger beroep stelt appellante zich primair op het standpunt dat haar beperkingen tot het verrichten van arbeid zijn onderschat. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de grieven van appellante afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank. De door appellante in hoger beroep overgelegde brieven van P.J.I. van ’t Pad Bosch, de haar sedert 13 februari 2006 behandelend reumatoloog, gedateerd 5 april 2006 en 23 november 2007, leveren geen nieuwe gezichtspunten op. Deze brieven bevatten geen informatie over bij appellante bestaande beperkingen op de datum in geding, zijnde 4 oktober 2004, en bieden ook overigens geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat het Uwv – volgend de opvatting van de bezwaar-verzekeringsartsen – de bij appellante per die datum bestaande beperkingen heeft onderschat. De voorhanden zijnde medische informatie biedt geen enkele grond voor het oordeel dat vanwege het Uwv ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Het hoger beroep treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2008. (get.) G.J.H. Doornewaard. (get.) M.C.T.M. Sonderegger.