Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC4871

Datum uitspraak2008-02-21
Datum gepubliceerd2008-02-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500570-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een 25-jarige verdachte vrijgesproken van de verdenking van het medeplegen en van medeplichtigheid aan een gewelddadige beroving op straat omdat uit de wettige bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap heeft gehad van plannen van de medeverdachten om een overval te gaan plegen


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer : 11/500570-07 Zittingsdatum : 7 februari 2008 Uitspraak : 21 februari 2008 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte1], geboren in 1982, wonende te [adres en woonplaats] De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 25 oktober 2007 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Rotterdamse weg en/of de Laan van Walburg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere papier(en) en/of een mobiele telefoon en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat door verdachte, en/of zijn mededader(s) - (onverhoeds) op die [slachtoffer] is afgerend en/of - die [slachtoffer] is vastgepakt en/of vastgehouden en/of - aan/tegen (het lichaam van) die [slachtoffer]is getrokken en/of geduwd en/of geslagen en/of gestompt en/of - een (vuur)wapen, in elk geval een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] is gericht (gehouden), althans een (vuur)wapen, in elk geval een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] is getoond; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [verdachte 2] en/of [verdachte 3]op of omstreeks 25 oktober 2007 te Zwijndrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer papier(en) en/of een mobiele telefoon en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat door[verdachte 2] en [verdachte 3] : - (onverhoeds) op die [slachtoffer] is afgerend en/of - die [slachtoffer] is vastgepakt en/of vastgehouden en/of - aan/tegen (het lichaam van) die [slachtoffer] is getrokken en/of geduwd en/of geslagen en/of gestompt en/of - een (vuur)wapen, in elk geval een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] is gericht (gehouden), althans een (vuur)wapen, in elk geval een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] is getoond; tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 oktober 2007 te Zwijndrecht en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door: - [vedachte 2] en/of [vedachte 3] met een auto in de nabijheid van de plaats van de overval te brengen en/of - in de auto te wachten op de terugkomst van [vedachte 2] en/of [vedachte 3] en/of - na terugkomst van [vedachte 3] in de auto, met [vedachte 3] is weggereden naar een plaats waar beiden (tevergeefs) op de terugkomst van [vedachte 2] hebben gewacht en/of - (daarna) met [vedachte 3] (weer) is teruggereden naar de plaats waar [verdachte 1] in eerste instantie op [vedachte 2] hadden gewacht. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het subsidiair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest. 3.2 De verdediging De verdediging heeft een bewijsverweer gevoerd. 3.3 De vordering van de benadeelde partij Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer], [adres en woonplaats] Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 1.250, - , ter zake van immateriële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Namens de verdachte is de aansprakelijkheid van de schade betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 Vrijspraak De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair en subsidiair ten laste is gelegd wegens het ontbreken van wettig bewijs. Uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is het volgende gebleken: Verdachte is op 25 oktober 2007 samen met twee medeverdachten naar Zwijndrecht gereden. Verdachte heeft zijn auto te Zwijndrecht geparkeerd in een woonwijk in de nabijheid van een pinautomaat, hetgeen de plaats was waar het slachtoffer nadien door de twee medeverdachten is overvallen. De twee medeverdachten zijn uitgestapt en naar de desbetreffende pinautomaat van een ABN bank gelopen. Bij de pinautomaat aangekomen hebben de medeverdachten vervolgens tezamen een diefstal met geweld en bedreiging met geweld gepleegd. De verdachte wachtte ondertussen in zijn auto op hun terugkomst. Toen de medeverdachten terug kwamen rennen werden zij achtervolgd door een personenauto. Een van de medeverdachten zag kans in te stappen bij verdachte, waarop verdachte is weggereden. Verdachte heeft een stukje verderop zijn auto geparkeerd en heeft samen met de medeverdachte in de auto gewacht op de andere medeverdachte. Na enige tijd zijn verdachte en zijn passagier teruggereden naar de plaats waar de verdachte in eerste instantie in zijn auto op de twee medeverdachten had gewacht in de hoop dat zij daar de andere medeverdachte zouden aantreffen. Hierop is de verdachte aangehouden door de politie. Voor medeplegen in de zin van artikel 47 van het wetboek van Strafrecht is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten bij de verwezenlijking van het delict. Uit de wettige bewijsmiddelen valt op te maken dat de primair ten laste gelegde en omschreven feitelijke handelingen hebben plaatsgevonden, doch dat deze handelingen niet door verdachte zelf, maar door diens mededaders zijn verricht. Niet is gebleken dat verdachte lijfelijk betrokken is geweest bij de overval. Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het dossier niet gebleken dat de verdachte met de medeverdachten met zijn auto naar Zwijndrecht is gereden in de veronderstelling dat zij een overval zouden gaan plegen. Wettig bewijs waaruit blijkt dat er enige vorm van voorafgaand overleg tussen verdachte en de medeverdachten gericht op de tenlastegelegde handelingen is geweest ontbreekt, terwijl verdachte ontkent dat hij op hoogte was van een geplande beroving. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van medeplegen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem primair is ten laste gelegd. De rechtbank is voorts van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte evenmin kan worden gekwalificeerd als “medeplichtigheid” in de zin van artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht. Ondersteunende gedragingen na afloop van een gepleegd misdrijf vallen in beginsel buiten het bereik van artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht. Dit kan niettemin als strafbare medeplichtigheid worden aangemerkt indien de verdachte ook vóór of tijdens het misdrijf min of meer ondersteunende gedragingen heeft verricht. Nu uit de wettige bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte enig besef heeft gehad van plannen van de medeverdachten om een overval te gaan plegen, kan niet worden aangetoond dat verdachte op grond van een gemaakte afspraak de overvallers heeft vervoerd naar de plaats van het misdrijf dan wel dat hij op grond van een dergelijke afspraak met zijn auto heeft gewacht op terugkomst van de overvallers. Het bewijs voor zowel de opzet van verdachte op het misdrijf als de opzet van verdachte op de eigen hulpverlening bij het plegen van het delict ontbreekt. De omstandigheid dat verdachte na terugkomst van de medeverdachten, terwijl zij werden achtervolgd door een personenauto, één van hen heeft vervoerd, nadien enige tijd is blijven wachten op de andere medeverdachte en nog is teruggereden naar de plaats waar zij hem uit het oog hadden verloren om hem te zoeken, is -mede gezien de niet te weerleggen verklaring van verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de medeverdachten betrokken waren geraakt bij een vechtpartij- onvoldoende om medeplichtigheid van verdachte aan te nemen. De verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van hetgeen hem subsidiair ten laste is gelegd. 4.2 De overige beslissingen De vorderingen van de benadeelde partij Nu de verdachte zal worden vrijgesproken en aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd en er derhalve geen sprake kan zijn van door de verdachte veroorzaakte rechtstreekse schade uit een bewezenverklaard strafbaar feit, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, met verwijzing in de kosten als hierna in het dictum vermeld. 5. De beslissing De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij; verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en woonplaats], niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt ten behoeve van civiele vordering tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. B.J. Duinhof en mr. E. van Schouten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2008. (wegens afwezigheid zijn mrs. B.J. Duinhof en E. van Schouten buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen)