Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5314

Datum uitspraak2008-02-27
Datum gepubliceerd2008-02-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900939-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 2.735 gram hennep, een hoeveelheid die niet voor persoonlijk gebruik bestemd kan zijn. Gezien de ernst van de gepleegde feiten en het feit dat verdachte geen vaste woon of verblijfplaats heeft in Nederland acht de rechtbank een gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden. Straf gegrond op de artikelen: - 47 van het Wetboek van Strafrecht; - 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II. Gevangenisstraf voor de duur van 96 dagen, met aftrek.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT Nevenzittingsplaats Rotterdam MEERVOUDIGE KAMER (PROMIS VONNIS) parketnummer 09/900939-07 's-Gravenhage, 27 februari 2008 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken en zittinghoudende te Rotterdam, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum] 1974, zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland. thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 februari 2008. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr Y. Polko, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr D.M. Benammar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. De formele voorvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de telastgelegde feiten. De officier van justitie is ontvankelijk in haar vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Bewezenverklaring, bewijsoverwegingen en de bewijsmiddelen. Waar in dit vonnis wordt gesproken over een proces-verbaal wordt daarmee bedoeld een proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde (opsporings)ambtenaren. Waar in dit vonnis een document wordt aangehaald, wordt daarmee bedoeld een ander geschrift in de zin van art. 344 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafvordering, tenzij anders vermeld. De rechtbank heeft deze alleen in aanmerking genomen met andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem bij dagvaarding telastgelegde feit. De vaststaande feiten. Op vrijdag 2 november 2007 is een anonieme melding gedaan bij de landelijke telefonische meldijn 'Meld Misdaad Anoniem' dat [B] een loods aan de [adres 2] huurt en dat daar een hennepkwekerij is gevestigd.(1) In deze loods is op 6 november 2007 een hennepkwekerij aangetroffen.(2) Naar aanleiding hiervan heeft de politie een administratief onderzoek ingesteld naar [B]. Daaruit is gebleken dat [B] eerder als verdachte is gehoord over het aantreffen van een hennepkwekerij. Nader onderzoek heeft voorts uitgewezen dat [B] bij meerdere panden op enige wijze administratief betrokken blijkt te zijn. Dit betreft onder meer het pand aan de [adres 1], dat sinds 1997 administratief leeg staat. Bij energieleverancier Eneco staat [B] bekend staat als verbruiker van de woning aan de [adres 1], waarbij een opvallend hoog energieverbuik staat geregistreerd.(3) Op grond van deze informatie is op 9 november 2007 binnengetreden in de woning gelegen aan de [adres 1] ter vaststelling van een mogelijke overtreding van de Opiumwet.(4) Het standpunt van de raadsvrouw. De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat er sprake is van onrechtmatige bewijsgaring, omdat de woning aan de [adres 1] onbevoegd is binnengetreden. Daartoe voert de raadsvrouw aan dat niet gesproken kan worden van een redelijke verdenking dat in voornoemde woning een hennepkwekerij gevestigd was nu dit enkel is gebaseerd op de omstandigheden dat (1) in een ander pand van de eigenaar van de woning een hennepkwekerij is aangetroffen en dat (2) er met betrekking tot de [adres 1] volgens de energieleverancier sprake was van een relatief hoog energie verbruik. De raadsvrouw van verdachte stelt zich op het standpunt dat onrechtmatig is binnengetreden, hetgeen een onherstelbare schending is van een vormvoorschrift. Om die reden dient de in de woning aangetroffen hennep uitgesloten te worden van het bewijs. Het oordeel van de rechtbank. Op grond van de hiervoor beschreven vaststaande feiten, was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een redelijk vermoeden dat in het pand aan de [adres 1] de Opiumwet werd overtreden. De aldus gerezen verdenking rechtvaardigde naar het oordeel van de rechtbank het binnentreden in genoemd pand in het kader van het bepaalde in artikel 9 van de Opiumwet. Naar het oordeel van de rechtbank zijn bij het binnentreden van de woning dan ook geen vormen verzuimd en zal de in de woning aangetroffen hennep niet worden uitgesloten van het bewijs. Bij de doorzoeking van voornoemde woning werden diezelfde dag de navolgende goederen, voor zover van belang voor het aan verdachte telastgelegde feit, in beslag genomen.(5) 1. In de slaapkamer, waar verdachte verbleef(6): een boodschappen tas gevuld met gedroogde henneptoppen. In deze tas zat totaal 772,76 gram henneptoppen.(7) 2. In de buffetkast in de woonkamer(8): Een Albert Heijn tas met daarin een plak hash en een met doorzichtig plastic en tape omwikkelde hoeveelheid wiet. In deze tas zat totaal 667,7 gram marihuana.(9) 3. Eveneens in de buffetkast in de woonkamer(10): Een plastic zak met een doorzichtig plastic en tape omwikkelde hoeveelheid wiet. In deze tas zat 991,9 gram hasjiesj en 302,7 gram marihuana.(11) Bij het binnentreden van de woning werd verdachte in de woning aangetroffen tezamen met medeverdachte [A].(12) [A] woonde in de woning aan de [adres 1].(13) Verdachte heeft verklaard dat hij sinds enkele dagen bij [A] logeerde en dat hij de in zijn slaapkamer aangetroffen hennep heeft gezien. Verdachte heeft verder verklaard dat hij ook weleens in de woonkamer kwam om tv te kijken en dat hij op een avond met [A] één joint heeft gerookt.(14) Dat verdachte ook in de woonkamer heeft verbleven heeft hij ter terechtzitting bevestigd.(15) Voorts heeft verdachte verklaard dat hij af en toe handelt in hennep en dat hij voor de aangetroffen hennep wel belangstelling had. Verdachte wilde de hennep wel kopen.16 Anders dan de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat op basis van het hiervoor overwogene vast is komen te staan dat verdachte tezamen en in vereniging met [A] 2.735 gram hennep aanwezig heeft gehad.17 Verdachte heeft in de slaapkamer waar hij zelf verbleef de aanwezige hennep waargenomen. Deze hennep bevond zich naar het oordeel van de rechtbank in de machtssfeer van verdachte. Hetzelfde geldt voor de in de buffetkast in de woonkamer aanwezige hennep. Verdachte heeft zelf aangegeven dat hij - behalve in de slaapkamer - ook in de woonkamer heeft verbleven. Dat hij van de daar aanwezige partij hennep niet op de hoogte was, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank acht wettig bewezen en is tot de overtuiging gekomen dat verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan zoals weergegeven in de bewezenverklaring. Die bewezenverklaring is aangehecht als bijlage B en moet als hier ingelast worden beschouwd. Deze beslissing steunt op voormelde bewijsmiddelen, die de feiten en omstandigheden inhouden die reden geven tot die beslissing. Elk van die bewijsmiddelen is - ook in zijn onderdelen - alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. Eventuele in de telastlegging voorkomende taal- en typefouten zijn bij de bewezenverklaring door de rechtbank verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de hierna te noemen strafbare feiten op. Verdachte is daarvoor ook strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 2.735 gram hennep, een hoeveelheid die niet voor persoonlijk gebruik bestemd kan zijn. Door aldus te handelen heeft verdachte bewust bijgedragen aan het in stand houden van een crimineel circuit waarin hennep in illegale kwekerijen wordt geproduceerd en waar winst wordt gemaakt met de handel daarin. De wijze waarop deze hennep wordt geproduceerd levert veelal gevaarlijke situaties op voor omwonenden. Daarnaast ondermijnt het bestaan van een dergelijk crimineel circuit de integriteit van de reguliere economische markt doordat het onder andere een afzetmarkt voor zwart geld genereert en in stand houdt. Bovendien rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij door zijn handelingen een bijdrage heeft geleverd aan het op markt brengen van hennep, hetgeen schadelijk is voor de volksgezondheid. Gezien de ernst van de gepleegde feiten en het feit dat verdachte geen vaste woon of verblijfplaats heeft in Nederland acht de rechtbank een gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 47 van het Wetboek van Strafrecht; - 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II. Beslissing. De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: Handelen in strijd met een in art. 3, aanhef, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij art. 11, eerste lid, van de Opiumwet; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 96 dagen; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op: 9 november 2007, in voorlopige hechtenis gesteld op: 12 november 2007, verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs O. van der Burg, voorzitter, I.K. Spros en G.M.G. Hink, rechters, in tegenwoordigheid van mr H.H. Kielman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2008. 1 Proces-verbaal Meld Misdaad Anoniem, PL 1595/2007/4194, d.d. 12 november 2007, p. 261-262. 2 Relaas proces-verbaal, PL 1531/2007/62098, d.d. 10 november 2007, p. 9. 3 Relaas proces-verbaal, d.d. 10 november 2007, p. 10. 4 Proces-verbaal van binnentreden woning, d.d. 10 november 2007, p.24-26. 5 Bijlage II bij Proces-verbaal van doorzoeking, d.d. 10 november 2007, p. 97. 6 Proces-verbaal van terechtzitting, d.d. 13 februari 2008 en Plattegrond woning aan [adres 1], bijlage I bij proces-verbaal van doorzoeking, p. 96. 7 Proces-verbaal, d.d. 10 november 2007, p. 136. 8 Bijlage II bij Proces-verbaal van doorzoeking, d.d. 10 november 2007, p. 98. 9 Proces-verbaal, d.d. 10 november 2007, p. 137. 10 Bijlage II bij Proces-verbaal van doorzoeking, d.d. 10 november 2007, p. 98. 11 Proces-verbaal, d.d. 10 november 2007, p. 137. 12 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 november 2007, p. 94. 13 Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 9 november 2007, p. 124. 14 Proces-verbaal van verhoor inbewaringstelling rechter-commissaris, d.d. 12 november 2007 en Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 10 november 2007, p. 131-132. 15 Proces-verbaal van terechtzitting, d.d. 13 februari 2008. 16 Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 15 november 2007 p 220-221. 17 Proces-verbaal, d.d. 10 november 2007, p. 136-137 en proces-verbaal, d.d. 1 februari 2008, p 396.