
Jurisprudentie
BC5334
Datum uitspraak2008-02-27
Datum gepubliceerd2008-03-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4142 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-03-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4142 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen recht meer op een uitkering ingevolge de Ziektewet , omdat betrokkene niet (meer) wegens ziekte of gebrek ongeschikt wordt geacht tot het verrichten van haar arbeid.
Uitspraak
06/4142 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 juni 2006, 05/2184 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2008. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H van Kuilenburg.
II. OVERWEGINGEN
De feiten die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld, worden door partijen niet betwist en vormen derhalve voor de Raad het uitgangspunt bij zijn oordeelsvorming. De Raad volstaat hier met het navolgende
Bij besluit van 11 februari 2005 heeft het Uwv appellante meegedeeld dat zij ingaande 21 februari 2005 geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, omdat zij met ingang van die datum niet (meer) wegens ziekte of gebrek ongeschikt wordt geacht tot het verrichten van haar arbeid (als schoonmaakster gedurende twintig uur per week).
Bij het besluit van 24 juni 2005, hierna: het bestreden besluit, heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 11 februari 2005 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante ongegrond verklaard en daartoe overwogen dat het op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen medisch oordeel van de (bezwaar)verzekeringarts een voldoende grondslag vormt voor het bestreden besluit en dat appellante haar standpunt dat zij haar werk als schoonmaakster niet kan en mag verrichten niet met medische gegevens heeft onderbouwd.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, te weten dat zij zich wegens gewrichtspijnen heeft ziekgemeld, dat bij haar de diagnose fibromyalgie is gesteld en dat haar huisarts haar op medische gronden niet in staat acht haar werk als schoonmaakster te verrichten, bevat in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg geen nieuwe gezichtspunten en is ook niet met nadere medische gegevens onderbouwd. Dit heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. Van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M.W.A. Schimmel.
GdJ