Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5350

Datum uitspraak2008-02-28
Datum gepubliceerd2008-02-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 07/1909
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht. Artikel 1 Ambtenarenwet. "Openbare dienst".


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht Procedurenummer: AWB 07/1909 uitspraak van 28 februari 2008 van de enkelvoudige kamer op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake het geding tussen [naam], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde: mr. L. Rijpkema, advocaat te Groningen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadeel, verweerder, gemachtigden: A. Kloosterman en T.J. Krol-Buma, beiden werkzaam bij verweerders gemeente. Procesverloop Bij brief van 28 juni 2007 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van een besluit om het bezwaar van eiseres tegen de uitvoering van het Sociaal Plan Stichting Werk Dantumadeel 2005 (hierna: het Sociaal Plan) niet-ontvankelijk te verklaren. Tegen dat besluit heeft eiseres beroep ingesteld. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 4 februari 2008. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Motivering Vanaf ongeveer december 1990 is eiseres indirect (via diverse uitvoeringsorganisaties) werkzaam geweest voor verweerders gemeente, maar steeds op basis van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst. Deze werkzaamheden speelden zich voornamelijk af op het gebied van de toenmalige Jeugdwerkgarantiewet en de (latere) Wet inschakeling werkzoekenden. Vervolgens is zij op basis van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst werkzaam geweest voor de Stichting Werk Dantumadeel (verder te noemen: de Stichting). Bij brief van 28 november 2005 heeft de Stichting die arbeidsovereenkomst per 1 maart 2006 opgezegd. Op 26 juni 2006 is de Stichting wegens bezuinigingen ontbonden. Verweerders gemeente heeft de wachtgeld- en pensioenverplichtingen van de Stichting overgenomen. In verband met de ontbinding van de Stichting en de personele gevolgen daarvan is een concept voor het Sociaal Plan opgesteld, waarin onder meer het uitgangspunt is geformuleerd dat het personeel zoveel mogelijk zal worden begeleid naar een passende of geschikte functie buiten de Stichting. Op 28 december 2006 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend bij verweerder tegen de uitvoering van het Sociaal Plan. Zij heeft daarbij onder meer opgemerkt dat zij sinds 1 maart 2006 onvrijwillig werkloos is, dat zij zonder succes heeft gesolliciteerd op diverse functies binnen verweerders gemeente en dat haar gebleken is dat verweerder, door middel van publicatie in de Leeuwarder Courant op 9 december 2006, een aantal voor haar geschikte functies bij verweerders gemeente extern heeft opengesteld. Verweerder heeft dit bezwaar, overeenkomstig een advies van de algemene kamer van de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften van zijn gemeente, niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft daartoe overwogen dat het bezwaar niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, maar specifiek is gerelateerd aan de plaatsing van een advertentie op 9 december 2006 waarin vacatures bij verweerders gemeente stonden. Het plaatsen van een advertentie is op zichzelf niet op rechtsgevolg gericht. Ook het Sociaal Plan kan niet als een besluit worden aangemerkt, net zo min als de overname door verweerder van verantwoordelijkheden van de Stichting. Blijkens het verweerschrift stelt verweerder zich subsidiair op het standpunt dat eiseres geen ambtenaar was in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet (AW). Eiseres heeft - samengevat en onder meer - aangevoerd dat verweerders gemeente een zodanig invloed had op de Stichting (omdat bijvoorbeeld de wethouder sociale zaken uit hoofde van diens functie bestuurslid was, de gemeente de Stichting financierde en deze laatste een overheidstaak uitvoerde) dat zij als ambtenaar dient te worden behandeld. Volgens eiseres is de gemeente ten opzichte van haar tekort geschoten in de van de Stichting overgenomen personele zorg. Ten slotte is er volgens haar wel sprake van besluiten in de zin van de Awb, omdat de gemeente het Sociaal Plan niet wenst uit te voeren en haar de interne vacatures niet heeft toegezonden. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:3 lid 1 van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 8:1 lid 1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Op grond van het tweede lid van dat artikel, voor zover hier van belang, wordt met een besluit gelijkgesteld een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de AW als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn. Artikel 7:1 lid 1 van de Awb regelt dat degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep in te stellen, in het algemeen eerst bezwaar moet maken. Op grond van artikel 1 lid 1 van de AW is ambtenaar in de zin van deze wet degene die is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Tot de openbare dienst behoren volgens het tweede lid alle diensten en bedrijven door de Staat en de openbare lichamen beheerd. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat niet ambtenaar in de zin van deze wet is degene, met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten. Artikel 8:4 aanhef en onder d van de Awb bepaalt ten slotte, voor zover van belang, dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden. De rechtbank kan het standpunt van eiseres niet volgen. Niet in geschil is dat zij bij de Stichting werkzaam was op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst, dat die Stichting niet bevoegd was om ambtenaren aan te stellen en dat zij nooit bij verweerders gemeente een aanstelling als ambtenaar heeft gehad. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), waaronder de uitspraak van 6 september 2007, LJN: BB4033 (Diergaarde Blijdorp), leidt eiseres af dat in haar geval om te kunnen bepalen of er sprake is van een "openbare dienst" doorslaggevend is of de gemeente een overwegende invloed had op de Stichting. Daargelaten echter het antwoord op de vraag of dit laatste het geval was, staat reeds, gelet op artikel 1 lid 3 van de AW, het feit dat eiseres op een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst bij de Stichting werkzaam was, eraan in de weg om haar als ambtenaar in de zin van die wet aan te merken. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden, ook niet in de jurisprudentie, om te bepalen dat eiseres, hoewel er sprake was van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst, toch als ambtenaar in de zin van de AW moet worden behandeld, zoals zij heeft bepleit. Ook in het feit dat verweerders gemeente bij de liquidatie van de Stichting om hem moverende redenen de wachtgeldverplichtingen van de Stichting jegens eiseres heeft overgenomen, heeft zij die aanknopingspunten niet kunnen vinden. Dit betekent dat eiseres, gelet op het bepaalde in artikel 8:4 aanhef en onder d, juncto artikel 7:1 lid 1 van de Awb, geen bezwaar kon maken tegen de desbetreffende besluiten, zodat verweerder haar om die reden terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal het beroep van eiseres ongegrond verklaren. Zij ziet geen aanleiding om een partij te veroordelen in de proceskosten. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2008, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Harkema als griffier. w.g. A.J. Harkema w.g. P.G. Wijtsma Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto 6:24 Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Centrale Raad van Beroep Postbus 16002 3500 DA Utrecht In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.