Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5430

Datum uitspraak2008-02-18
Datum gepubliceerd2008-02-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAVNR. 001428-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beschikking in hoger beroep van de raadkamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op een verzoek ex artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof constateert dat artikel 164, lid 9, van de Wegenverkeerswet 1994 een vergelijkbare redactie kent als artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering en dat in het kader van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering een vaststaand forfaitair bedrag wordt toegekend voor iedere dag dat men in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof acht het om die reden aangewezen dat ook in het geval dat wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 164, lid 9, van de Wegenverkeerswet, een forfaitaire vergoeding wordt toegekend voor iedere dag dat het rijbewijs van betrokkene ingevorderd is geweest. Het hof stelt deze forfaitaire vergoeding op € 10,-- per dag. Bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een hogere vergoeding maar de daartoe aanwezige feiten en omstandigheden zullen door betrokkene moeten worden aangetoond. In het onderhavige geval is daarvan geen sprake.


Uitspraak

Gerechtshof 's-Hertogenbosch raadkamer Bijzonderzakennummer: AVNR. 001428-07 Parketnummer 1e aanleg: 02-701264-06 BESCHIKKING IN HOGER BEROEP OP VERZOEK SCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 164 NEGENDE LID VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994 Beschikking op het hoger beroep, ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Breda van 4 juli 2007 onder Rk. nummer 07/255 gegeven op het verzoek van: [verzoeker] geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] [adres] [woonplaats] Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade, welke verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van de inhouding van zijn rijbewijs en de kosten voor indienen en behandelen van het verzoekschrift. Het hoger beroep De verzoeker heeft tijdig tegen genoemde beschikking hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Het hoger beroep is op 21 januari 2008 door de raadkamer van dit hof in het openbaar behandeld. Het hof heeft kennis genomen van de conclusie van de advocaat-generaal. De verzoeker -thans appellant- is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Wel verschenen is zijn raadsvrouw mr. E.M.A. Leyser. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot afwijzing van het hoger beroep. De beoordeling. In deze beschikking is aan de orde het hoger beroep ex artikel 164, lid 9, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof verenigt zich niet met de beroepen beschikking en met de redengeving waarop deze berust. Bijzonderzakennummer: AVNR. 001428-07 Parketnummer 1e aanleg: 02-701264-06 Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, blijkt dat de strafzaak tegen appellant onder parketnummer 02/701264/06 het laatst voor de politierechter te Breda werd vervolgd en is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Toekenning van schadevergoeding heeft plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Het rijbewijs van appellant is ingevorderd geweest van 6 juli 2006 tot 27 december 2006, zijnde 174 dagen. Het hof constateert dat artikel 164, lid 9, van de Wegenverkeerswet 1994 een vergelijkbare redactie kent als artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering en dat in het kader van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering een vaststaand forfaitair bedrag wordt toegekend voor iedere dag dat men in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof acht het om die reden aangewezen dat ook in het geval dat wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 164, lid 9, van de Wegenverkeerswet, een forfaitaire vergoeding wordt toegekend voor iedere dag dat het rijbewijs van betrokkene ingevorderd is geweest. Het hof stelt deze forfaitaire vergoeding op € 10,-- per dag. Bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een hogere vergoeding maar de daartoe aanwezige feiten en omstandigheden zullen door betrokkene moeten worden aangetoond. In het onderhavige geval is daarvan geen sprake. Voor vergoeding komt derhalve in aanmerking 174 dagen x € 10,--, zijnde € 1740,--. B E S L I S S I N G : Het hof: Wijst toe het hoger beroep. Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht. Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van € 1740,-- (zegge: zeventienhonderdenveertig euro). Aldus beslist door mr. A.C. Otten, voorzitter, mr. C. Lo-Sin-Sjoe en mr. W.E.C.A. Valkenburg, in tegenwoordigheid van mw. T. Siwaletti, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 februari 2008. De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van deze beslissing en gelast de griffier van dit hof aan appellant te betalen het bedrag van € 1740,-- (zegge: zeventienhonderdenveertig euro) door overmaking daarvan op rekening van [begunstigde], [rekeningnummer] onder vermelding van [dossierkenmerk].